Rijksoverheid


Onze Referentie BSG-240/2011 Uw Referentie 33002/2011D50282 Bijlage(n) 1

Datum 7 november 2011

Beantwoording feitelijke vragen HGIS nota

Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de HGIS nota. Deze vragen werden ingezonden op 14 oktober 2011 met kenmerk 33002/2011D50282.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

Dr. U. Rosenthal

Dr. B. Knapen

Antwoorden van Dr. U. Rosenthal, Minister van Buitenlandse Zaken en Dr. B. Knapen, Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken op vragen over de HGIS nota over het jaar 2012.

Nr 1 Vraag Kunt u een overzicht geven van de totale geraamde uitgaven via respectievelijk het multilaterale, het bilaterale en het particuliere kanaal? Kunt u dit laatste kanaal uitsplitsen in uitgaven via nietgouvernementele organisaties (NGOŽs) en het bedrijfsleven? Wat zijn in deze verdeling de mutaties ten opzichte van 2011? Antwoord Onderstaande tabel toont de verdeling van de ODA-uitgaven per kanaal voor de periode 2010-2013 (bedragen x EUR 1.000):

Kanalen
Bilateraal Multilateraal Maatschappelijke organisaties Bedrijfsleven EKI Overig

Totaal Kanalen
Bilateraal Multilateraal Maatschappelijke organisaties Bedrijfsleven EKI Overig

2010 1 466 431 1 178 807 1 100 032 251 501 350 300 529 996 4 877 067 2010 30% 24% 23% 5% 7% 11% 100%

2011 1 188 994 1 480 529 965 910 307 530 95 000 586 281 4 624 244 2011 26% 32% 21% 7% 2% 13% 100%

2012 1 260 478 1 282 158 868 874 382 479 100 000 530 280 4 424 269 2012 28% 29% 20% 9% 2% 12% 100%

2013 1 290 470 1 181 758 873 709 450 004 150 000 517 317 4 463 258 2013 29% 26% 20% 10% 3% 12% 100%

Totaal

Hierbij wordt opgemerkt dat ruim 20% van de bedragen genoemd onder het bilaterale kanaal wordt uitgegeven via maatschappelijke organisaties. De bedragen en percentages voor 2012 en later zijn nog indicatief.

Nr 2 Vraag Kunt u een overzicht geven van de voorgenomen begrotingssteun in 2011 per land. Kunt u hierbij tevens aangeven of het om algemene dan wel sectorale begrotingssteun gaat? Antwoord In 2011 is aan aan de volgende landen algemene begrotingssteun (ABS) overgemaakt: Mali: EUR 15,- miljoen Mozambique: EUR 18,- miljoen Ghana: EUR 10,- miljoen Burkina Faso: EUR 20,5 miljoen Bhutan: EUR 2,- miljoen In 2011 is aan de volgende landen sectorale begrotingssteun (SBS) overgemaakt: Mali: EUR 10,- miljoen Rwanda: EUR 11,- miljoen Ghana: EUR 25,- miljoen Colombia: EUR 3,056 miljoen Senegal: EUR 11,- miljoen Kaapverdië: EUR 1,7 miljoen Het totaalbedrag aan begrotingssteun dat in 2011 is uitbetaald bedraagt EUR 127,256 miljoen ofwel 2,75% van de ODA-begroting (2010: 3,8%). In alle gevallen betroffen het reeds lopende verplichtingen. Voor 2011 worden verder geen betalingen begrotingssteun voorzien.

Vraag 3 Welk deel van de ombuigingen zijn afgerond? Welk deel van de ombuigingen ligt op schema? Vraag 4 Welk deel van de ombuigingen ligt niet op schema en waarom niet? Antwoord Alle ombuigingen voor 2011, van in totaal 413 miljoen euro, worden in 2011 afgerond. De additionele ombuigingen in latere jaren zijn op de diverse begrotingen verwerkt en liggen op schema.

Nr 5 Vraag Kunt u een overzicht geven van de opbrengsten van de bezuinigingen op het postennet voor de jaren 2012, 2013, 2014, 2015, 2016? Antwoord De bezuiniging op het postennet loopt op van EUR 2,5 mln in 2012mln, EUR 16 mln in 2013, EUR 38,75 mln in 2014 tot EUR 55 mln in 2015 en 2016.

Nr 6 Vraag Wanneer zal het programma Stroomlijning Toelatingsprocedures zijn afgerond Antwoord Het programma wordt uitgevoerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken maar wordt vanwege de toerekening aan ODA van eerstejaarsopvangkosten asielzoekers uit DAC- landen opgenomen in de HGIS. De Kamer is op 22 februari 2011 geïnformeerd over de hoofdlijnen van de maatregelen (19 637, nr. 1400). Naar verwachting zullen deze maatregelen medio 2013 worden ingevoerd, waarmee het programma zal zijn afgerond.

Nr 7 Vraag Kunt u in het kort samenvatten wat de gevolgen zijn van de bezuiniging op de ondernemingsklimaatsubsidies? Welke programma's vallen hieronder? Antwoord Hiervoor zij verwezen naar de begroting van het ministerie van EL&I en de Kamerbrief Internationaal ondernemen.

Nr 8 Vraag Wat is de precieze invulling van het beleid ten aanzien van een `versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland' valt onder de ODA uitgaven voor dit beleid van 29.109.000 euro? Antwoord Onder de ODA-uitgaven van in totaal EUR 29.109.000 op beleidsartikel 8 `Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland' vallen de volgende uitgaven: Artikel 8.1: Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur 4.217.000 4.000.000 2.733.000

Cultuur en Ontwikkeling en Sport en Ontwikkeling Prins Claus Fonds UNESCO Artikel 8.3:

Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijzen, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid

AIV 149.000 Voorlichting op het terrein van OS 18.010.000 (Dit betreft met name activiteiten die vallen onder NCDO en SBOS) Totaal 29.109.000

Nr 9 Vraag Waardoor dalen de uitgaven aan Rechtshandhaving/Europol en Eurojust tussen 2011 en 2012 sterk? Welke uitgaven worden niet gedaan? Antwoord De uitgaven Rechtshandhaving/Europol en Eurojust hebben betrekking op de huisvesting van Europol en Eurojust. Nieuwe huisvesting van Europol is in 2011 gerealiseerd terwijl de realisatie van nieuwe huisvesting voor Eurojust zich in 2012 volgens de planning nog in de voorbereidende fase bevindt. Deze stand van werkzaamheden vertaalt zich in dalende uitgaven in 2012 ten opzichte van 2011. De uitgaven zullen na 2012 een stijgende lijn laten zien.

Nr 10 Vraag Kunt u toelichten wat het betekent dat `het Nederlandse mensenrechtenbeleid zich in het bijzonder zal richten op die terreinen waar vrijheid, veiligheid en welvaart elkaar versterken'? Welke terreinen worden hier bedoeld? Antwoord Nederland is er van overtuigd dat mensenrechten niet op zichzelf staan, maar zijn verweven met veiligheid en economische ontwikkeling. Nederland zet zich in om mensenrechten te bevorderen die tegelijkertijd stabiliteit en welvaart mogelijk maken. Een samenleving heeft een grotere kans op stabiliteit als de mensenrechten er worden gerespecteerd, en wanneer burgers in vrijheid hun land kunnen besturen draagt dat bij aan een gunstig ondernemersklimaat. Concrete voorbeelden van terreinen waar vrijheid, veiligheid en welvaart elkaar versterken, en waar Nederland specifiek op inzet, zijn bijvoorbeeld de actieve steun voor mensenrechtenverdedigers en het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Nr 11 Vraag Wat is de verklaring voor de daling tussen 2011 en 2012 bij operationele doelstelling 01.02? Antwoord De daling op operationele doelstelling 01.02 is het gevolg van de invulling van de in de Basisbrief aangekondigde gematigde daling op het mensenrechtenbudget.

Vraag 12 Waardoor daalt het bedrag `Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties ' sterk tussen 2011 en 2012? Welke uitgaven worden niet gedaan? Vraag 17 Kunt u toelichten waarom er zo bezuinigd wordt op het uitvoeren op crisisbeheersingsoperaties (diverse operaties)? Worden de uitgaven sinds 2012 ergens anders opgevoerd? Zo nee, in hoeverre strookt dit met de door u bestempelde prioriteit van veiligheid en rechtsorde? Antwoord Tijdens de vorige kabinetsperiode is het budget voor `Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties ' voor de periode 2008-2011 incidenteel sterk verhoogd om Nederlandse deelname aan ISAF in Uruzgan mogelijk te maken. De beëindiging van deze deelname leidt tot lagere uitgaven op dit budget.

Vraag 13 Werden er in 2010 uitgaven gedaan aan `Civiele crisisbeheersingsoperaties'? Zo ja, waarom staan deze uitgaven niet in de HGIS-nota weergegeven? Vraag 16 Kunt u toelichten waarom civiele crisisbeheersingsoperaties sinds 2011 onder ODA vallen? Antwoord Het artikel "Civiele crisisbeheersingsmissies/uitzending politiefunctionarissen" op de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is met ingang van 2011 nieuw binnen de HGIS. Onder dit artikel vallen de uitgaven voor deelname aan civiele missies van Nederlandse politiefunctionarissen. Tot 2011 stonden deze uitgaven binnen de HGIS op de begroting van Defensie (artikel 20) voor zover het de additionele kosten betrof en voor zover het politiesalarissen betrof buiten de HGIS op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties . Het desbetreffende artikel is inmiddels overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De kosten van civiele missies in DAC­landen vallen onder ODA. Dat was ook voor 2011 al het geval.

Nr 14 Vraag Worden er in 2012 geen uitgaven gedaan ten behoeve van `Recht- en doelmatigheidsbevordering'? Zo nee, waarom niet? Indien dit wel het geval is, waarom staan hiervoor geen bedragen opgenomen in de HGIS-nota 2012? Antwoord De bijdrage aan het programma van AFROSAI-E, een samenwerkingsverband van rekenkamers in Engelstalige Afrikaanse landen, in het kader van `Recht- en doelmatigheidsbevordering' loopt eind 2011 af. Dit verklaart waarom er in de HGIS-nota 2012 geen bedragen zijn opgenomen.

Nr 15 Vraag Wat is de verklaring voor de daling bij operationele doelstelling 02.06 tussen 2010en 2011? En wat is de verklaring voor de daling tussen 2011 en 2012? Antwoord: De daling tussen 2010 en 2011 is veroorzaakt door een incidentele verhoging in 2010 voor de inzet in Haïti en de overstromingen in Pakistan. De daling van 2011 naar 2012 is het gevolg van de invulling van de Focusbrief waarin een beperkte bezuiniging op noodhulp is aangekondigd.

Nr 18 Vraag Kunt u toelichten waarom u nog meer gaat bezuinigen op humanitaire hulp, mede gezien het feit dat het budget voor humanitaire hulp in 2011 reeds voor het einde van het jaar op was? Antwoord In de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking is opgenomen dat voor de middencategorie (waaronder noodhulp) vanuit beleidsmatige overwegingen besloten is om beperkte bezuinigingen door te voeren. De daling van het noodhulpbudget betreft een relatief klein deel van de totale bezuinigingen (EUR 958 miljoen) op OS die in 2012 zullen worden doorgevoerd.

Nr 19 Vraag Kunt u toelichten wat het verschil is tussen artikel 02.05 en artikel 20? Welke uitgaven vallen hier zoal onder? Antwoord Onder artikel 20 op de Defensiebegroting worden de additionele uitgaven verantwoord die ontstaan bij inzet van de Nederlandse krijgsmacht in crisisbeheersingsoperaties. Artikel 02.05 op de begroting van Buitenlandse Zaken bevat onder meer de volgende onderdelen: het Stabiliteitsfonds, middelen voor wederopbouw, VN-contributies ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties en het MATRA-programma voor goed bestuur in Oost-Europese landen met toetredingsperspectief.

Nr 20 Vraag Voor veiligheid, goed bestuur en rechtsorde (artikel 2.05) wordt 385.795.000 euro aan middelen gereserveerd uit het ODA budget. Kunt u toelichten waaraan deze middelen naar verwachting worden besteed, via welke kanalen en aan welke landen? Antwoord Op artikel 2.5 staan de middelen voor stabiliteitsfonds, wederopbouw, Kunduz training missie, goed bestuur en Matra. Ook staan hier de middelen voor VN-contributies crisisbeheersing, het NIMD, het Fonds voor Ontwikkeling, Participatie en Pluriformiteit (FOPP), Education for Emergencies en Logo South. De kanalenverdeling van de ODA-middelen van artikel 2.5 is als volgt: bilateraal EUR 332.977.000, multilateraal EUR 29.140.000, maatschappelijke organisaties EUR 23.678.000. Bij de toekenning van de middelen zal uitvoering worden gegeven aan de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking, waarin keuzes zijn gemaakt omtrent partnerlanden, exitlanden en betrokkenheid bij landen vanuit een regionaal perspectief.

Vraag 21 Voor crisisbeheersingsoperaties gefinancierd vanuit Defensie (20) wordt 4.400.000 euro aan middelen gelabeld als ODA in 2012. Kunt u toelichten waaraan deze middelen naar verwachting worden besteed, via welke kanalen en in welke landen? Hoe wordt aan de ODA-criteria voldaan? Vraag 65 Het ODA-gedeelte van de begroting Defensie (X) post 20 bedraagt slecht 4,4 mln. van de 192,5 mln. Kan de regering specifiek aangeven hoe deze 4,4 mln. euro is opgebouwd en hoeveel van de kosten van de Politietrainingsmissie hier onder vallen? Antwoord De ODA-toerekening van EUR 4,4 miljoen op het budget voor crisisbeheersingsoperaties (HGIS-deel Defensiebegroting) is een stelpost. Na afloop van het begrotingsjaar wordt aan de hand van de feitelijk door de krijgsmacht uitgevoerde activiteiten en de DAC-criteria voor ODA de omvang van de ODA-toerekening vastgesteld. In het Development Assistance Committee van de OESO is overeengekomen dat bepaalde uitgaven van de krijgsmacht voor conflictbeheersing, vredesopbouw en veiligheid voldoen aan het ontwikkelingscriterium van Official Development Assistance (ODA). Het gaat daarbij om uitgaven voor enerzijds humanitaire hulp of ontwikkelingsdiensten en anderzijds politietraining in civiele politietaken. Voor beide soorten hulp geldt dat voor militairen, inclusief de Koninklijke Marechaussee (KMar), alleen de additionele uitgaven (en dus niet de salarissen van de militairen) meetellen als ODA. In de geïntegreerde politietrainingsmissie in Afghanistan vallen de additionele uitgaven die worden gemaakt voor de inzet van KMar-personeel en tolken ten behoeve van de training van Afghaans politiepersoneel dus onder ODA. Met uw Kamer is afgesproken dat deze aan de missie gerelateerde ODA-uitgaven gecompenseerd worden met non-ODA middelen uit de HGIS. In de huidige ramingen is voorzien dat van de 97 miljoen euro onder artikel 20 op de begroting van Defensie in 2012 voor de politietrainingsmissie 3 à 4 miljoen euro onder ODA valt. De overige ODAmiddelen voor de missie staan op de begrotingen van de Ministeries van Veiligheid en Justitie en Buitenlandse Zaken. Behalve in Afghanistan is voorzien dat in 2012 ook in Kosovo en Zuid-Soedan ODA-middelen worden besteed die onder artikel 20 vallen.

Vraag 22 Waardoor stijgen de ODA uitgaven ten behoeve van de post `EU-begroting'? Kunt u een uitsplitsing geven van deze uitgaven en inzichtelijk maken ten aanzien van welke beleidsthema's de uitgaven stijgen ten aanzien van 2010? Vraag 71 Welke posten binnen de EU-afdracht en de EU-begroting worden toegerekend aan resp. HGIS en ODA? Antwoord De toerekening aan HGIS en ODA is afgeleid van het Nederlandse aandeel (NL-percentage in de EUafdrachten, ca 5%) in Categorie 4 `De Europese Unie als mondiale partner' van de begroting van de Europese Commissie. De verhoging van de toerekening met EUR 60 miljoen vanaf 2011 werd afgesproken in het Regeerakkoord en is gebaseerd op een extrapolatie van gegevens uit een uitvoeringsrapportage van de Commissie over het jaar 2009.

Nr 23 Vraag Aan welke landen wordt door de Europese Unie ontwikkelingshulp verleend? Welke landen zijn nieuw en welke landen zijn komen te vervallen in 2012? Antwoord In het verslag van de Europese Commissie over het externe beleid wordt ieder jaar een lijst opgenomen met landen waaraan de EU op enigerlei wijze ontwikkelingshulp geeft en in welke hoeveelheden. Het meest recente overzicht staat in tabel 5.10 en 5.11 (pagina 182) van het Country Breakdown of EU Development Aid van het Jaarverslag van de Europese Commissie over 2010, te vinden op de website van de Commissie onder de volgende link: http://www.gopa.de/uploads/media/EU_annual-report-2011_en_01.pdf Het komt er op neer dat de EU in 2010 bijna in alle DAC-landen ontwikkelingshulp (ODA) heeft besteed (of gecommitteerd).

Vraag 24 Kunt u de volgende zin nader toelichten: 'Voor een aantal producten zal een eigen bijdrage gevraagd worden teneinde beter tegemoet te komen aan de vraag vanuit het bedrijfsleven, kostenbewustzijn te stimuleren en de dienstverlening te verbeteren'? Om welke producten gaat het hier bijvoorbeeld? Kunt u voor één van deze producten aangeven hoe hoog de eigen bijdrage is? Vraag 28 Kunt u toelichten vanuit welke partij de vraagsturing centraal zal staan in de nieuwe dienstverlening? Is dit de vraag vanuit ontwikkelingslanden? Vraag 30 Voor welke producten zal u wel een eigen bijdrage vragen en voor welke producten niet? Antwoord Per 1 januari 2012 zal voor drie adviesproducten een eigen bijdrage worden gevraagd. Het gaat om de scan internationale organisaties (500), de financieringsscan (250) en de marktscan (500). Voor al deze producten geldt dat sprake is van (gedeeltelijk) maatwerk. Voor andere producten zal geen eigen bijdrage worden gevraagd. Voor deelname aan evenementen en de economische missies met bewindspersonen wordt door NL EVD Internationaal al veel langer een eigen bijdrage gevraagd. De diensten waarvoor per een eigen bijdrage zal worden gevraagd, hebben geen van allen betrekking op programma's of regelingen die als primaire focus de ontwikkeling van de lokale economie in ontwikkelingslanden hebben. Het betreft dienstverlening aan Nederlandse ondernemers die op zoek zijn naar een handelspartner in het buitenland, advies vragen over het aanvragen van financiering voor internationale activiteiten of kansen in beeld willen krijgen voor opdrachten en aanbestedingen bij grote internationale organisaties. De vraag van de Nederlandse (MKB)ondernemer staat in alle gevallen centraal.

Nr 25 Vraag Kunt u toelichten op welke manier invulling wordt gegeven aan 'extra aandacht' voor de knooppunten Vietnam en Panama? Hoe wordt deze 'extra aandacht' vertaald naar beleid? Antwoord Aan de extra aandacht wordt invulling gegeven door te investeren in goede contacten met de overheid, omdat die in deze landen van belang zijn om de kansen van het Nederlandse bedrijfsleven te vergroten. Dit vertaalt zich onder meer door de openstelling van de transitiefaciliteit in Vietnam en de opening van een ambassade in Panama. De relatie tussen extra aandacht en beleid loopt voornamelijk andersom. De meest betrokken ministeries bekijken per land, per markt en per sector wat nodig is om de kansen van het Nederlandse bedrijfsleven te optimaliseren. Op basis van die analyse wordt de extra aandacht geconcretiseerd.

Vraag 26 Kunt u een overzicht geven van welke programma's en projecten allemaal vallen onder internationaal ondernemen? Vraag 36 Kunt u aangeven welke programma's en projecten vallen onder art. 04.03 (private sectorontwikkeling) en in welke landen deze programma's en projecten plaatsvinden? Waaruit bestaat de verlaging op dit artikel? Antwoord In de AO's over het WRR-rapport en de Focusbrief OS heb ik uw Kamer een brief over het private sectorontwikkelingsbeleid toegezegd, in combinatie met de kabinetsreactie op het SER-advies over OS en het bedrijfsleven. Deze brief kunt u vóór de begrotingsbehandeling verwachten. De brief gaat vergezeld van een bijlage met een overzicht van diverse programma's voor een beter ondernemingsklimaat en internationaal ondernemen in ontwikkelingslanden. Een overzicht van de ontwikkeling van de bijbehorende begroting (Operationele Doelstelling 4.3) treft u ook aan in deze brief. In de brief wordt tevens het beleid toegelicht ten aanzien van de landenfocus en de diverse programma's. Zo zal de bilaterale inzet zich richten op de 15 partnerlanden met focus op de speerpunten en zullen centrale programma's mogelijk blijven in een groter aantal landen. Een voorbeeld is de lijst van 60 landen waar het bedrijfsleveninstrumentarium open blijft.

Nr 27 Vraag Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met het strategischer inzetten van de reizen van bewindspersonen? Betekent dit dat alleen of voornamelijk zal worden afgereisd naar opkomende landen? Wordt hier ODA-budget voor ingezet en zo ja voor welke reizen wel en voor welke reizen niet? Bestaan hier richtlijnen voor (bijv. OESO-DAC criteria)? Kunt u aangeven of de Kamer ook betrokken zal worden bij de langetermijnplanning en zo ja hoe? Antwoord Zie voor de beantwoording van deze vraag het antwoord op de vragen 79, 126 en 310 over de Begroting. Het budget voor de reizen van bewindspersonen valt onder de materiële en personele uitgaven van de ministeries. Het ministerie van Buitenlandse Zaken kent een geïntegreerde organisatie ten dienste van het gehele buitenlandse beleid. In overeenstemming met de OESOregelgeving vindt een forfaitaire toerekening van materiële en personele kosten aan ODA plaats.

Nr 29 Vraag Kunt u aangeven voor welke landen en programma's u ODA geld zal inzetten voor uw beleid inzake Buitenlandse markten, Nederlandse kansen? Gaat u ook in landen als China, India en Brazilië ODA geld inzetten? Antwoord In het kader van de brief ` Buitenlandse markten, Nederlandse kansen' wordt geen ODA geld ingezet in China, India en Brazilië. Voor de landen en programma's waar wel ODA geld wordt ingezet verwijs ik u naar het antwoord op vraag 17.

Vraag 31 Kunt u nader toelichten op basis van welke criteria voormalige OS partnerlanden op de lijst ` transitiefaciliteit' terecht komen, en op basis van welke criteria deze landen van de lijst vallen? Vraag 34 Op welke manier zal Nederlandse kennis en kunde worden ingezet om de transitie van een bilaterale relatie naar een economische relatie vorm te geven? Vraag 39 Kunt u aangeven hoeveel de nieuwe transitiefaciliteit bedraagt? Hoe luiden de OESO-DAC regels voor het inzetten van budget in landen als Vietnam en Colombia in dezen? Bent u van zins vooraf de Kamer te raadplegen over het toevoegen of schrappen van landen van de Transitiefaciliteit? Antwoord De Transitiefaciliteit staat open voor Colombia, Vietnam en Zuid Afrika en wordt vanaf 2012 gezamenlijk gefinancierd door het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Jaar 2011 2012 2013 2014 Evaluaties Totaal ODA (3 landen) EUR 13 mln. EUR 17 mln. EUR 15 mln. EUR 13 mln. EUR 450.000 EUR 58,45 mln. Non-ODA EUR 5 mln. EUR 10 mln. EUR 15 mln. EUR 30 mln. Totaal EUR 13 mln. EUR 22 mln. EUR 25 mln. EUR 28 mln. EUR 450.000 EUR 88,45 mln.

De manier waarop Nederlandse kennis en kunde zal worden ingezet is afhankelijk van de specifieke kansen in de diverse transitielanden en de mogelijkheid om met Nederlandse kennis en kunde aan te sluiten op deze kansen. Het gedeelte van de Transitiefaciliteit dat door het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt gefinancierd is "Official Development Assistance" (ODA). De OESO-DAC regels worden hierbij gehanteerd. De OESO-DAC definieert ODA als een bijdrage aan een door de OESO-DAC als 1 ontwikkelingsland ingedeelde natie, of aan een officiële organisatie die het geld aan een land op deze lijst doet toekomen. Vietnam, Zuid Afrika en Colombia staan op deze lijst. Daarnaast moet het algemeen doel van de financiering de economische ontwikkeling en welzijn van het ontwikkelingsland zijn. Minimaal een kwart van de financiering dient als gift te worden verstrekt. De voormalige transitielanden zijn geselecteerd op basis van de criteria inkomens- en armoedeniveau en de mogelijkheden voor een wederzijds profijtelijke economische samenwerking met kansen voor en interesse vanuit het Nederlandse bedrijfsleven. Voorts behoren deze landen tot de CIVETs-landen met aanzienlijk economisch potentieel. Het criterium inkomen vormt voor deze drie landen, die de status van middeninkomen land hebben bereikt, de reden waarom deze landen niet meer als partnerland figureren. Indien er veranderingen plaats vinden in de lijst van landen die in aanmerking komen voor de Transitiefaciliteit, zal dit via de Begroting aan de Tweede Kamer worden gecommuniceerd.


1

DAC hanteert een lijst van organisaties die als `ODA-ontvangers' zijn geclassificeerd (DAC Statistical Reporting Directives Annex 2).

Nr 32 Vraag Kunt u inzichtelijk maken welke verschuivingen zich hebben voorgedaan op de tabel van Beleidsthema 4, Meer welvaart, eerlijke verdeling en minder armoede? Antwoord De tabel op blz.11/12 van de HGIS-nota 2012 geeft een overzicht van de verschuivingen binnen dit beleidsthema. Hieronder volgt een toelichting op de belangrijkste mutaties: Voedselzekerheid is één van de vier speerpunten binnen het OS-beleid; dit verklaart de oplopende raming op art. 4.1 (BZ). Artikel 4.2 (BZ) betreft enerzijds uitgaven die niet aan een bepaald OS-thema kunnen worden toegerekend, zoals de uitgaven aan algemene begrotingssteun, de bijdrage aan UNDP en het partnerschapsprogramma met de Wereldbank. Deze uitgaven zijn gekort. Anderzijds worden mutaties ook verklaard door het zgn. parkeerkarakter van dit artikel. Het totale beschikbare ODA-budget is ook gedurende het jaar aan soms forse veranderingen onderhevig: deze worden op dit artikel opgevangen. Het gaat hierbij onder meer om aangepaste ramingen van het BNP en aangepaste toerekeningen (bv. de EKI-schuldverlichting en de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden). De schommelingen op art. 4.20 (Financiën) worden verklaard door intertemporele verschuivingen binnen het betalingsschema aan de Wereldbank. Door de samenvoeging van de begrotingen van het Ministerie van LNV en het Ministerie van EZ zijn de nummers van de begrotingsartikelen gewijzigd. Tot en met 2011 staan de budgetten op de oude artikelen. Voor voormalig EZ betreft het voor HGIS de artikelen 2, 3, 4, 5 en 10 en voor voormalig LNV betreft het voor HGIS de artikelen 33, 36, en 39. Vanaf 2012 staan de HGIS budgetten op de nieuwe begrotingsartikelen (11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 40) voor het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. In de begroting 2012 van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is uitgegaan van de nieuwe artikelstructuur. De middelen die voorheen op beleidsartikel 5 werden geraamd, staan vanaf 2012 op artikel 15 van de EL&I-begroting. De budgetten op artikel 5.01 bestaan in 2011 voornamelijk uit de budgetten voor de bijdrage aan Agentschap NL in het kader van de uitvoering van het beleid. Vanaf 2012 staan deze budgetten geraamd op artikel 15.90 Baten- en lastendiensten. De budgetten lopen af als gevolg van de te realiseren apparaatstaakstelling. De budgetten voor bevordering van internationaal ondernemen staan in 2011 op het oude artikel 5.30 en maken vanaf 2012 onderdeel uit van het nieuwe artikel 15.40 Internationalisering Nederlands bedrijfsleven. Vanaf 2012 vallen alle financiële instrumenten, die voorheen op artikel 5 stonden, onder operationeel doel 15.40. Voor een totaaloverzicht van deze instrumenten wordt verwezen naar de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Op pagina 98 van die begroting staat een tabel waarin het financiële instrumentarium wordt genoemd en toegelicht. Als gevolg van de subsidietaakstelling vindt een afbouw en omvorming van het instrumentarium plaats. Daarnaast zijn er middelen toegevoegd voor de transitiefaciliteit. De mutaties bij de EKI-kwijtschelding (toerekening aan ODA) zijn afhankelijk van besluitvorming in de Club van Parijs en kunnen van jaar tot jaar sterk verschillen.

Vraag 33 Waarom zijn voor de begroting van EL&I veel uitgaven niet ingevuld voor de jaren 2011 en 2012? Waar in de begroting zijn deze uitgaven terug te vinden? Vraag 37 Kunt u aangeven waarom de uitgaven op artikel 5.30 van EL&I, bevorderen internationaal ondernemen, vanaf 2012 nul zijn? Vraag 41 Welke uitgaven vallen onder artikel 5.01. Algemeen en waarom wordt hier zo op bezuinigd? Vraag 69 Waarom zijn er geen uitgaven vanaf 2012 voor de artikelen 2 t/m 11 en 33 t/m 39 van de EL&I begroting? Antwoord Door de samenvoeging van de begrotingen van het Ministerie van LNV en het Ministerie van EZ zijn de nummers van de begrotingsartikelen gewijzigd. Tot en met 2011 staan de budgetten op de oude artikelen. Voor voormalig EZ betreft het voor HGIS de artikelen 2, 3, 4, 5 en 10 en voor voormalig LNV betreft het voor HGIS de artikelen 33, 36, en 39. Vanaf 2012 staan de HGIS budgetten op de nieuwe begrotingsartikelen (11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 40) voor het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. In de begroting 2012 van het Ministerie van Economische Zaken Landbouw en Innovatie is uitgegaan van de nieuwe artikel-structuur. De middelen die voorheen op beleidsartikel 5 werden geraamd, staan vanaf 2012 op artikel 15 van de EL&I-begroting. De budgetten op artikel 5.01 bestonden in 2011 voornamelijk uit de budgetten voor de bijdrage aan Agentschap NL in het kader van de uitvoering van het beleid. Vanaf 2012 staan deze budgetten geraamd op artikel 15.90 Baten- en lastendiensten. De budgetten lopen af als gevolg van de te realiseren apparaatstaakstelling. De budgetten voor bevorderen internationaal ondernemen stonden in 2011 op het oude artikel 5.30 en maken vanaf 2012 onderdeel uit van het nieuwe artikel 15.40 Internationalisering Nederlands bedrijfsleven. Op artikel 11 staan, in tegenstelling tot wat vraag 69 suggereert, wel middelen geraamd vanaf 2012. Deze middelen staan bovenaan pagina 25 van de HGIS-nota.

Vraag 35 Wat houdt het Programmatisch pakket in (5.50)? Vraag 38 Wat moet worden verstaan onder programmatisch pakket (art, 5.50 EL&I) en waarom zijn er op dit onderdeel vanaf 2012 geen uitgaven meer? Wordt dit vanaf 2012 ergens anders onder geschoven? Vraag 42 Wat houdt het programmatisch pakket in en waarom wordt hierop bezuinigd? Antwoord Het Programmatisch pakket (5.50) omvatte in 2011 de financiële instrumenten Package4Growth, 2g@there en het Overig Programmatisch Pakket (PSO-Milieu, uitfasering PSO-EZ, Government2Government, President's programme). Door de samenvoeging van de twee ministeries is de nummering van de artikelen in de begroting gewijzigd, waardoor deze instrumenten vanaf 2012 in beleidsartikel 15 onder operationele doelstelling 15.40 Internationalisering Nederlands bedrijfsleven (zie financiële tabel in de HGIS-nota op pagina 12) vallen. Vanaf 2012 vallen naast het voormalige Programmatisch Pakket alle financiële instrumenten onder 15.40. Voor een totaaloverzicht van deze instrumenten wordt verwezen naar de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Op pagina 98 van die begroting staat een tabel waarin het financiële instrumentarium wordt genoemd en toegelicht. Als gevolg van de subsidietaakstelling vindt een afbouw en omvorming van het instrumentarium plaats. Belangrijkste wijzigingen zijn de omvorming van Prepare2Start naar een nieuwe aanpak voor starters, het "Starterspakket", de omvorming van 2g@there naar een instrument voor Publiek Private Samenwerking, de uitfasering van het gehele Overige Programmatische Pakket, en de opzet van een transitiefaciliteit. Vooralsnog zal de transitiefaciliteit zich richten op Zuid-Afrika, Colombia en Vietnam en kent dit instrument een gezamenlijke beleidsverantwoordelijkheid van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Nr 40 Vraag Waarom bezuinigt u op het versterken van de gezamenlijke kennisbasis? Wat voor activiteiten vallen hieronder en in hoeverre strookt dit met de wens voor een integrale en coherente aanpak van ontwikkelingsproblematiek? Antwoord EL&I heeft, na een grondige afweging van alle middelen op effectiviteit en efficiency, ervoor gekozen om een deel van de zeer forse subsidietaakstelling vanuit het Regeerakkoord op de budgetten voor ondernemen en innovatie, mede in te vullen door de Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten Opkomende Markten (ISOM) met ingang van 2012 te schrappen. Projecten in opkomende markten kunnen mede worden ondersteund door de zogeheten innovatiekredieten. Hierdoor zullen dergelijke projecten wel kunnen plaatsvinden. Dit past bij de keuze van het kabinet om ter stimulering van innovatie minder gebruik te maken van subsidies, en meer van kredieten. Hiervoor wordt per 1 januari 2012 het Innovatiefonds MKB+ gestart.

Nr 43 Vraag Kunt u nader ingaan op de kennisinstituten die zullen worden benut op de gekozen speerpunten? Welke instituten zijn dit en hoe wordt dit vorm gegeven? Antwoord In de Kennisbrief, die u binnenkort zal toegaan, staat aangegeven op welke wijze kennisinstituten betrokken worden bij zowel de programmering als de uitvoering van onderzoek op de vier speerpunten. Ik hanteer open en transparante procedures om in staat te zijn daarbij gebruik te maken van de best beschikbare kennis. Op voorhand is niet aan te geven welke kennisinstituten hierbij een rol spelen of in welke mate hun kennis zal worden benut. Dat is afhankelijk van hun betrokkenheid bij de programmering en de kwaliteit van de kennis waarover zij beschikken.

Vraag 44 Wat is de reden voor de stijging in 2012 voor het bedrag voor EKI? Vraag 45 De toerekening EKI kwijtschelding bedraagt 100 miljoen euro. Kunt u toelichten welke landen in 2012 naar verwachting voor deze reservering voor schuldkwijtschelding in aanmerking komen? Antwoord De EKI-reservering voor 2012 en latere jaren is voorlopig; de daadwerkelijke bedragen zijn nog onzeker en mede afhankelijk van de vooruitgang die landen, die zich kwalificeren voor het Heavily Indebted Poor Countries initiatief (HIPC), boeken. Het aantal landen dat in aanmerking komt voor een HIPC-behandeling neemt af. Inmiddels hebben reeds 30 landen het HIPC-traject succesvol afgerond en schuldkwijtschelding gekregen. Ivoorkust is een voorbeeld van een land dat mogelijk in 2012 voor schuldkwijtschelding in aanmerking komt.

Nr 46 Vraag Waarom worden geen middelen meer toegewezen aan sport en OS? Welke resultaten zijn bereikt met de ingezette middelen? Antwoord BZ zal het sport en OS programma voortzetten. Hiervoor is een bedrag van 1 mln euro per jaar gereserveerd. Het programma is onder meer gericht op opleidingen en sportstructuren om kwetsbare groepen (jongeren, vrouwen en gehandicapten) duurzaam te bereiken. Het Programma is in 2011 positief geëvalueerd door NCDO.

Nr 47 Vraag Kunt u een stand van zaken geven van de landen waar wij in 2012 definitief uit de onderwijssector verdwenen zullen zijn als gevolg van de bezuinigingen op onderwijs? Antwoord In de meerjarige planning is voorzien dat de programma's ter ondersteuning van basic education in Benin, Ethiopië, Ghana, Mozambique, Rwanda en Nicaragua eind 2011 worden beëindigd als gevolg van de bezuinigingen op en ombuigingen in de onderwijssector. Eeveneens is voorzien dat de samenwerking met Kaapverdië op het gebied van beroepsonderwijs eind 2011 af loopt.

Nr 48 Vraag Kunt u aangeven waarom u uitgaven aan SRGR en HIV/aids als prioriteit beschouwt maar hier eveneens op bezuinigt getuige de uitgaven die vallen onder 05.04? Antwoord Zie het antwoord op vragen 104, 106, 108, 110 en 113 voor een toelichting op alle mutaties. Ten opzichte van de verwachte uitgaven in 2011 wordt in 2012 een daling voorzien in het budget voor HIV/Aids. Deze is grotendeels te verklaren doordat het Health Insurance Fund en enkele Product Development Partnerships vanaf 2012 worden geschaard onder de uitgaven voor gezondheidszorg algemeen. Dit is onderdeel van de aanpassing in de begrotingsindeling die tot doel heeft een zuivere koppeling tussen doel en middelen tot stand te brengen. De daling op het totaal budget van 370 naar 336 mln is voornamelijk toe te schrijven aan de daling van de geplande uitgaven voor gezondheidszorg algemeen, met name in de partnerlanden. Zowel het budget voor SRGR als het budget voor de drie sub-thema's samen zullen vanaf 2012 stijgen. De ramingen voor 2012 in de begroting van 2011 bevatten op alle drie sub-thema's nog bedragen voor MFS/TMF activiteiten. In 2012 zullen alle projecten onder het Thematisch Medefinancierings Fonds en het MFS I zijn afgerond. MFS II valt in zijn geheel onder operationele doelstelling 5.2

Nr 49 Vraag Wat moet verstaan worden onder groen onderwijs van hoge kwaliteit (ISRIC)? Antwoord Het betreft hier de financiering van het ISRIC in Wageningen. Dit instituut houdt zich bezig met bodem- en wateronderzoek en onderhoud een mondiaal informatiesysteem over bodemsoorten en hun kwaliteit. Deze middelen maken onderdeel uit van de begroting van EL&I.

Nr 50 Vraag Waarom zijn er in 2012 geen uitgaven meer voor projecten via UNODC? Welke projecten zullen hierdoor niet meer gefinancierd worden? Gaat dit bijv. om het project in de Shim La Tewa gevangenis in Mombasa? Wat zullen de gevolgen hiervan zijn? Antwoord Zoals aangegeven bij beantwoording van de Kamervragen bij de HGIS-nota van 2011 liep dit specifieke samenwerkingsprogramma van VWS met UNODC op het terrein van `harm reduction' in Oost Europa en Rusland af in 2010. Het project rondom de opbouw van de Shimo Le Tewa rechtszaal en gevangenis, waaraan UNODC een door de EU-gefinancierde bijdrage levert, staat hier volledig los van. Nederland heeft aan dit project geen directe bijdrage geleverd. In de periode 2012 ­ 2013 financiert Nederland wel diverse andere UNODC-activiteiten. Het betreft onder meer projecten in het kader van piraterij- en corruptiebestrijding en binnen de justitiële sector. Toekomstige, aanvullende Nederlandse financiering van UNODC-activiteiten is afhankelijk van eventuele voorstellen van UNODC en in hoeverre deze aansluiten bij de Nederlandse beleidsprioriteiten.

Nr 51 Vraag Welke factoren liggen ten grondslag aan een eventueel tekort aan Mton en JI/CDM rechten waardoor het 'pessimistisch scenario' werkelijkheid wordt? Wat wordt gedaan om te voorkomen dat dit pessimistische scenario werkelijkheid wordt? Antwoord Een tekort of overschot aan JI/CDM is afhankelijk van twee factoren. De uiteindelijke emissies in de Kyoto periode, die nu nog voornamelijk afhangen van hoe mild of streng de komende winters zullen zijn, en hoeveel emissierechten de door Nederland gecontracteerde CDM- en JI-projecten (zullen) opleveren.

Vraag 52 Welke stappen zal het kabinet nemen als de doelstelling uit het Kyoto Protocol in gevaar dreigt te komen, hetgeen volgens het Planbureau voor de Leefomgeving mogelijk is met maximaal 17 Mton? Heeft het kabinet daar een bedrag voor gereserveerd? Vraag 56 Betekent de verwachting dat niet alle gecontracteerde emissie rechten geleverd zullen worden en er een besparing van 88.5 miljoen ingeboekt wordt, dat de Kyoto doelstelling door Nederland naar verwachting niet gehaald gaat worden? Antwoord Nog dit jaar zal de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een brief over de stand van zaken ten aanzien van het realiseren van de Kyoto-doelstellingen naar de Tweede Kamer sturen, waarin deze vragen meegenomen zullen worden.

Vraag 53 Kunt u een opsomming geven van alle projecten aangaande internationaal milieu en waterbeheer en de uitgaven die met deze projecten gemoeid zijn? Hoe verhouden de uitgaven voor deze projecten in 2012 zich tot de uitgaven in 2011? Vraag 57 Wat voor programma's en projecten vallen onder duurzaam milieugebruik wereldwijd? Antwoord Naast de in de tabel op blz. 14 en 15 van de HGIS-nota genoemde activiteiten (o.a. `Partners voor Water', CO2-reductieprogramma's) dragen de onder begrotingshoofdstuk V, Artikel 6 ressorterende programma's bij aan internationaal milieu- en waterbeheer. De concrete activiteiten die zullen worden uitgevoerd in 2012 zijn vermeld op pagina 71 en 72 van de Memorie van Toelichting. Geplande uitgaven voor de programma's in mln EUR 6.1 Duurzaam milieugebruik wereldwijd - Klimaat, (hernieuwbare) energie en milieutechnologie - Ecosystemen en duurzame productieketens - Internationaal milieubeleid en instrumenten 2011: 146 2012: 146

59 58

41 62

Enkele belangrijke activiteiten zijn het Promoting Renewable Energy Program (PREP), ondersteuning van de Forest Carbon Partnership Facility van de Wereldbank, het Global Environment Fund, UNEP, en een nationaal programma in Ghana gericht op verbeterd milieubestuur. 6.2 Waterbeheer - Integraal waterbeheer 76 100 - Drinkwater en sanitatie 80 81 Enkele belangrijke activiteiten op het gebied van water zijn de nieuwe faciliteit voor publiek-private partnerschappen, de drinkwater- en sanitatieprogramma's van UNICEF, de Water Supply and Sanitation Collaborative Council en het Bangladesh Rural Advancement Committee (BRAC) en opgeschaalde bestaande publiek-private partnerschappen zoals Aqua for All. Daarnaast worden in vijf tot zeven geselecteerde partnerlanden intensieve waterprogramma's ontwikkeld, die in 2012 van start zullen gaan.

Nr 54 Vraag Wat is het gelet op het verwachte overschot de noodzaak voor de regering om te persisteren in het verwerven van uitstootrechten van dubieuze herkomst afkomstig van Chinese fabrieken die extra veel afvalgas HFC-23 zijn gaan produceren, om dat vervolgens te verbranden en zo extra uitstootrechten te genereren? Antwoord De levering van gecertificeerde emissiereducties afkomstig van HFK-23 projecten in China vloeit voort uit in 2005 getekende koopcontracten welke contractueel dienen te worden nagekomen. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft in zijn brief van 18 januari 20112 overigens reeds aangegeven dat onderzoek van de Verenigde Naties in 2010 naar de geloofwaardigheid van deze emissierechten heeft uitgewezen dat alle bestaande projecten voldoen aan de officiële regels. Er is geen bewijs dat op dubieuze wijze extra uitstootrechten zijn gegenereerd.


2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 31 793, nr 57

Nr 55 Vraag Op basis waarvan is besloten het programma Partners voor Water met zes jaar te verlengen? Wat waren de doorslaggevende positieve resultaten? Hoeveel armen in ontwikkelingslanden zijn m.b.v. dit programma bereikt? Antwoord Het programma Partner voor Water (PvW) is voor zes jaar verlengd op basis van een positieve evaluatie van de eerste fase en de goedkeuring door de Tweede Kamer van het Nationaal Waterplan. Positieve resultaten waren: 1) sterkere bundeling van krachten in de Nederlandse watersector om de internationale positie van de sector (publieke en private sector, kennisinstellingen en NGO's) te versterken en zo een bijdrage te leveren aan oplossingen voor de wereldwaterproblematiek; 2) profilering van de Nederlandse watersector resulterend in een toename van de omzet van de sector in het buitenland; en 3) toepassing van diverse innovatieve technologieën en methodologiën in het ontwikkelingsproces in PvW landen. Het programma Partner voor Water is niet gericht op armoedebestrijding; het betreffen hier HGIS non-ODA middelen. Wel hebben sommige programma's positieve neveneffecten voor arme mensen, zoals de bijdrage aan overstromingsbestrijding van Jakarta en de internationale agendering van de noodzaak tot klimaatadaptatie in de watersector door het Cooperative Program on Water & Climate.

Nr 58 Vraag Bij punt 8.01 daalt het ODA-gedeelte van de bijdrage voor de verspreiding van de Nederlandse cultuur, waarom daalt het ODA-gedeelte sterker dan het non-ODA gedeelte? Antwoord Op artikel 8.01 `Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur' dalen de ODA uitgaven sterker dan de non-ODA uitgaven. De bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking worden in een hoger tempo doorgevoerd en zijn omvangrijker dan bezuinigingen op andere terreinen.

Nr 59 Vraag Wat voor programma's vallen onder het ` Samen met ketenpartners het personenverkeer reguleren'? Waaruit blijkt dat dit ODA-ble is / mag zijn? Antwoord Uit het centrale fonds `migratie en ontwikkeling' met een jaarbudget van 9 miljoen (2011) worden verschillende projecten gefinancierd gericht op het management van migratie en op het ondersteunen van duurzame terugkeer en herintegratie. Het gaat hierbij deels om capaciteitsversterking van overheden in herkomstlanden van migranten maar ook om het ondersteunen van het vrijwillige vertrek en de duurzame terugkeer en herintegratie van afgewezen asielzoekers afkomstig uit ontwikkelingslanden. Verder mogen de kosten van de eerste jaarsopvang van asielzoekers uit OECD-DAC-landen aan het ontwikkelingsbudget worden toegerekend. Deze vorm van ondersteuning is ODA-ble aangezien het om de vrijwillige terugkeer van vluchtelingen gaat afkomstig uit DAC-landen. Daarnaast draagt het via het versterken van de positie van kwetsbare groepen bij aan de verbetering van het welzijn van ontwikkelingslanden.

Nr 60 Vraag Heeft de herziening van het postennet wel of geen invloed op de kosten voor attachés? Zo ja, hoeveel?

Antwoord In het kader van de herziening van het postennet wordt ook de presentie van attaches op de posten herzien. Doel is de bezetting op de post integraal en interdepartementaal te benaderen om slagkracht van een post te vergroten en synergievoordelen te kunnen behalen. Hiermee wordt binnen de HGIS een besparing gerealiseerd van euro 10,1 miljoen in 2015. Hierbij gaat het onder meer om ca. 20 minder attaché functies op posten, verdere integratie van de administratieve en secretariële ondersteuning op de post en vervanging van uitgezonden administratief en secretarieel personeel van de vakdepartementen door lokale of bestaande BZ-staf.

Nr 61 Vraag Welke factoren liggen ten grondslag aan de enorme stijging bij operationele doelstelling 09.01 tussen 2010 en 2011? Wat is de verklaring voor de enorme daling tussen 2011 en 2012?

Antwoord Gezien de aard van het Niet-beleidsartikel 9 Geheim kan ik deze vraag niet beantwoorden.

Vraag 62 Wat is de verklaring voor de enorme stijging van middelen op beleidsartikel 10.01? Vraag 63 Kunt u verklaren waarom de post nominaal en onvoorzien bijna verdubbelt in 2012?

Antwoord Sinds 2003 is de omvang van de HGIS/non-ODA niet meer gekoppeld aan de BNP-ontwikkeling. Wel wordt de HGIS/non-ODA nog voor inflatie gecorrigeerd. Deze inflatiecorrectie is van jaar tot jaar in de vorm van structurele tranches geparkeerd op niet-beleidsartikel 10.1 `Nominaal en onvoorzien'. De verdubbeling ontstaat door cumulatie van middelen die jaarlijks verdwijnt na uitdeling van een tranche. De middelen zijn bedoeld voor de noodzakelijke compensatie van loon en prijsstijgingen, koersontwikkeling en onvoorziene tegenvallers.

Nr 64 Vraag Kan een toelichting gegeven worden van wat de intertemporele kasschuiven in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 precies inhouden? Antwoord Ter verlichting van het generale beeld in 2012 in 2013 werden binnen de HGIS drie kasschuiven toegepast. Twee hiervan vonden plaats op de begroting van Buitenlandse Zaken (zowel ODA als nonODA) en een op de begroting van Financiën (ODA).