Rijksvoorlichtingsdienst

Rapport over ambtsberichten AIVD

Op 9 november 2011 heeft de minister van BZK het toezichtsrapport van de Commissie van Toezicht betr. de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD, verder: de Commissie) over de ambtsberichten van de AIVD doorgestuurd naar de beide Kamers der Staten-Generaal. Hiermee is het rapport openbaar geworden.

Bij haar onderzoek heeft de Commissie, zoals ook in haar ambtsberichtenonderzoek uit 2006, onderzocht of de uitgebrachte ambtsberichten voldoen aan de vereisten die de wet stelt aan de verwerking en externe verstrekking van (persoons)gegevens. Daarnaast is in dit onderzoek aandacht besteed aan de toepassing die de ambtsberichten krijgen in het vervolgtraject bij de ontvangende instantie.

In aanmerking genomen het grote aantal ambtsberichten dat door de Commissie is onderzocht en de lange periode die dit onderzoek beslaat, heeft de Commissie slechts een beperkt aantal kritiekpunten.

De ambtsberichten aan het Openbaar Ministerie (OM), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de categorie 'overige ontvangers' zoals burgemeesters en korpschefs van de politie voldoen in het algemeen aan de wettelijke vereisten. De opmerkingen die de Commissie heeft ten aanzien van deze categorieën ambtsberichten betreffen incidentele en niet structurele gebreken welke eenmaal tot een onrechtmatigheid hebben geleid. Daarnaast heeft de Commissie opgemerkt dat de dienst ernaar dient te streven zoveel mogelijk concrete, feitelijke informatie te verstrekken, uiteraard rekening houdend met de afscherming van bronnen, het actuele kennisniveau en/of de werkwijze van de dienst.

De ambtsberichten die de AIVD aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) uitbrengt in het kader van aanvragen voor exportvergunningen zijn van een andere aard dan de bovengenoemde categorieën. Deze ambtsberichten zijn staatsgeheim gerubriceerd en hebben tot op zekere hoogte een gestandaardiseerd karakter. Gedurende het eerste deel van de onderzoeksperiode zijn deze informatieverstrekkingen door de AIVD niet aangemerkt als ambtsberichten. Mede hierdoor heeft de AIVD aanvankelijk de wettelijke vereisten minder scherp nageleefd. De Commissie heeft echter geconstateerd dat de AIVD in de laatste jaren verbeteringen heeft aangebracht in zijn werkwijze, waardoor thans in overeenstemming met de wettelijke vereisten wordt gehandeld.

Bij haar onderzoek heeft de Commissie twee categorieën gegevensverstrekking betrokken die niet eerder als ambtsbericht zijn aangemerkt. Het gaat om gegevensverstrekking aan de voorzitters van politieke partijen betreffende (kandidaat-)politieke ambtsdragers en gegevensverstrekking aan de formateur of minister-president betreffende kandidaat-bewindspersonen.

De berichten aan de voorzitters van politieke partijen over (kandidaat-)politieke ambtsdragers en de ambtsberichten aan de formateur of de minister-president over kandidaat-bewindspersonen vertonen zowel wat het beleid als de uitvoering betreft bepaalde structurele tekortkomingen.

Het gaat bij de ambtsberichten aan de partijvoorzitters met name om het ontbreken van een betrouwbaarheidsaanduiding of bronverwijzing en in sommige gevallen het mondeling in plaats van schriftelijk verstrekken van persoonsgegevens. Daarnaast merkt de AIVD het doen van een naslag in de eigen systemen naar aanleiding van een informatieverzoek van een partijvoorzitter ten onrechte aan als een vorm van gegevensverstrekking. De Commissie wijst de AIVD erop dat de wettelijke basis voor dergelijke naslagen niet gelegen is in het wetsartikel dat ziet op gegevensverstrekking, maar in het wetsartikel dat ziet op gegevensverwerking in het algemeen. Dit heeft als gevolg dat de naslag die plaatsvindt naar aanleiding van een verzoek van een partijvoorzitter noodzakelijk dient te zijn in het kader van de taakuitvoering van de AIVD, derhalve in het belang van de nationale veiligheid. Het is de Commissie gebleken dat de basis voor de naslagen die de AIVD in drie voorkomende gevallen heeft gedaan, onvoldoende was.

Bij de ambtsberichten aan de formateur of minister-president is het de Commissie gebleken dat de AIVD, in afwijking van de wettelijke bepalingen over het extern verstrekken van persoonsgegevens, in zijn beleid heeft gekozen voor het mondeling verstrekken van de informatie. Hierdoor en door het ontbreken van een verslag van de mondelinge informatieverstrekking die in 2007 heeft plaatsgevonden, was het voor de Commissie niet mogelijk te achterhalen over welke kandidaat-bewindspersoon destijds informatie is verstrekt.

De Commissie wijst erop dat de politieke gevoeligheid van gegevensverstrekking betreffende (kandidaat-)politieke ambtsdragers en kandidaat-bewindspersonen juist nadrukkelijk een reden vormt om alle stappen gedegen schriftelijk vast te leggen.

Noot voor redacties (