Rijksoverheid


2011-2000512036

Datum 14 november 2011

antwoorden Schriftelijke vragen met kenmerk 2011Z22811 over de prijzen van ID-kaarten

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid Heijnen (PvdA) over de informatieverstrekking over de prijzen van ID-kaarten per 1 januari 2012. Deze vragen werden ingezonden op 11 november 2011 met kenmerk 2011Z22811.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner

Pagina 1 van 1

2011Z22811

Antwoord op vragen van het lid Heijnen (PvdA) van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de informatieverstrekking over de prijzen van ID-kaarten per 1 januari 2012. 1 Op pagina 72 van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties staat vermeld dat u voornemens bent 16,3 mln euro beschikbaar te stellen voor de kosten van identiteitskaarten aan jeugdigen. Dit maakt onderdeel uit van artikel 6.5 van de begroting. Is het juist dat u deze begroting aan de Staten-Generaal ter goedkeuring voorlegt?

2 Hoe verdraagt zich deze begroting met uw besluit om vanaf 1 januari a.s. het tarief voor de ID-kaart voor jeugdigen te stellen op 30 euro?

3 Klopt het dat daarmee de noodzaak van het ter beschikking stellen van dit bedrag is vervallen?

4 Waarom heeft u de Staten-Generaal over deze voorgenomen begrotingswijziging niet geïnformeerd, terwijl u wel heden nadere informatie verschaft over de verhoging van de prijs van de ID-kaart voor jeugdigen?

5 Op welke wijze en ten laste van welke begrotingsposten gaat u de gemeenten compenseren voor de kosten van de in 2011 noodgedwongen gratis verstrekte ID-kaarten aan volwassenen?

6 Is mijn vermoeden op z'n plaats dat het uw bedoeling was om deze vrijvallende middelen hiervoor in te zetten en dat daarmee de aanvragers van jeugd-ID's in feite de rekening betalen? van het falen van de rijksoverheid met betrekking tot haar beleid ten aanzien van de ID-kaarten?

7 Hoe beoordeelt u deze gang van zaken in het licht van uw plicht om de Staten-Generaal volledig en juist te informeren?

8 Kunt u deze vragen beantwoorden voor maandag 14 november aanstaande, 10.00 uur?

Antwoorden 1 t/m 8: De presentatie van de cijfers rond de financiering van de JeugdNIK in de begroting van BZK is juist. Uit deze cijfers blijkt dat de middelen die thans in de begroting beschikbaar zijn om het JeugdNIK-tarief op het niveau van 9,22 te handhaven ontoereikend zijn. Dit is het gevolg van een grotere afname van het aantal JeugdNIKS dan bij de invoering van het lage tarief was voorzien. Bij de invoering van de subsidie in 2010, werd rekening gehouden met een afname van zo'n 300.000. In de praktijk is gebleken dat de afname zo rond de 470.000 ligt. De begroting bevat in artikel 6.5 een bedrag van 6,9 mln. dat voor de subsidie op de JeugdNIK beschikbaar is. Dit beschikbare bedrag is ook nog iets verlaagd als gevolg van een algemene subsidietaakstelling die ik heb doorgevoerd op alle BZK-subsdies. Voor een kostendekkende exploitatie

van de JeugdNIK is echter een bedrag van 16,3 mln. nodig. Dit is het bedrag waar de dhr. Heijnen bij zijn eerste vraag aan refereert. Het betreft het bedrag dat agentschap BPR moet ontvangen om bij de huidige vraag de JeugdNIK kostendekkend te kunnen aanbieden. Om er voor te zorgen dat dit tekort in de begroting wordt opgelost, is er voor gekozen het tarief dat voor een JeugdNIK wordt gehanteerd te verhogen naar 30, -. Door deze maatregel is het agentschap BPR in staat om ­ met de beschikbare bijdragen van BZK, aangevuld met de hogere leges die worden ontvangen van gemeenten ­ de JeugdNIK kostendekkend te produceren. Ik wijs er wel op dat de JeugdNIK hiermee voor de burger nog steeds onder de kostprijs wordt aangeboden. Wel dient de beschikbare subsidie verdeeld te worden over meer mensen, als gevolg van de hogere afname. Hierdoor is het noodzakelijk dat de bijdrage van de burger voor de JeugdNIK omhoog gaat. Het vaststellen van de tarieven gebeurt niet op basis van de begroting, maar door een wijziging van het Besluit Paspoortgelden. Voor 2012 zijn de nieuwe tarieven in oktober door de Rijksministerraad vastgesteld. Als gevolg van de voorgestelde tariefsverhoging zal bij Voorjaarsnota wel het saldo van de baten en lasten van BPR wijzigen. Immers het agentschap krijgt een lagere bijdrage van BZK een hogere bijdrage als gevolg van de door de gemeenten geïnde leges. De verhoging van het JeugdNIK-tarief heeft dus ook niets te maken met de compensatie van gemeenten vanwege het noodgedwongen gratis verstrekken van de ID-kaarten door de recente gerechtelijke uitspraken. Ik ben voornemens de dekking voor deze compensatie volledig uit de lopende begroting van 2011 te financieren. Dit zal onderdeel uitmaken van de besluitvorming over de Najaarsnota.

---- --