Rijksoverheid


15 november 2011

Beantwoording feitelijke vragen over de brief Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Overheidsidentificatienr 00000001003214369000 T 070 379 8911 (algemeen) www.rijksoverheid.nl/eleni

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de feitelijke vragen van uw vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de brief Groene economische groei in Nederland (Green Deal) (33 041. nr. 1), de bijlage Overzicht op hoofdlijnen van (binnenkort af te sluiten) Green Deals (33 041. nr. 1B1) en de bijlage Plan van Aanpak elektrisch vervoer (33 041. nr. 1B2).

Antwoorden brief Groene economische groei in Nederland (Green Deal) 1 Kunt u aangeven hoe de positieve lijst voor biovergisting zich verhoudt ten opzichte van de regelgeving in Duitsland? Antwoord De Nederlandse wetgeving met betrekking tot toelating van cosubstraten bij biovergisting is geëvalueerd. Dit rapport is naar uw Kamer gestuurd (Kamerstukken 28385. nr. 194). Het rapport geeft aan dat er ten opzichte van Duitsland verschillen in het controlesysteem van kracht zijn. In Nederland is de controle toegespitst op de input van grondstofstromen. Dat leidt tot een ten opzichte van Duitsland beperktere positieve lijst van toegestane cosubstraten. In Duitsland is het controlesysteem geconcentreerd op het bedrijf dat de vergisting installatie in beheer heeft, en controleert men op throughput- en output. Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van 16 juni 2011(Kamerstukken 28385, nr. 210) wordt thans gewerkt aan een alternatieve systematiek waarbij het bedrijfsleven zelf beoordeelt of sprake is van een schone en onverdachte stof. Met deze alternatieve systematiek zouden meer stoffen beschikbaar kunnen komen. 2 Kunt u een overzicht geven van de regels die worden afgeschaft en/of aangepast naar aanleiding van de Green Deals?

Antwoord Nee, een dergelijk overzicht kan ik thans nog niet geven. Welke regels kunnen worden afgeschaft of aangepast zal blijken bij het ten uitvoer nemen van de diverse green deals. De inzet is onder andere gericht op het wegnemen van belemmeringen in de ruimtelijke ordeningswetgeving, de landbouwwetgeving, en de Elektricteitswet. Zo doen zich bij de realisering van wind op land projecten belemmeringen voor op het gebied van waterkering, radaraanpassing, en tijdelijke windlocaties. Daarnaast is het voor de ontwikkeling van covergisting belangrijk dat op verantwoorde wijze voldoende biomassa beschikbaar is als grondstof. Daarom heeft het kabinet voorgesteld de positieve lijst covergisting uit te breiden met nieuwe soorten biomassa. De landbouwwetgeving moet daarvoor worden aangepast. Ten behoeve van de bevordering van decentrale duurzame elektriciteitsopwekking wordt de bestaande salderingsmogelijkheid in de Elektriciteitswet voor Verenigingen van Eigenaars verruimd. Tevens wordt bezien of de vigerende regels voor kleinverbruikersaansluitingen in verband met de laadinfrastructuur kunnen worden vereenvoudigd ter bevordering van het particuliere gebruik van de elektrische auto. 3 Indien we miljarden investeren in het `verknopen' van de energiemarkten in (Noordwest) Europa, waarom dienen groencertificaten dan `produced in Holland' te zijn? Antwoord Groencertificaten die in Nederland op de groene stroommarkt worden verhandeld zijn nu al voor bijna 60% afkomstig uit het buitenland, vnl. uit Scandinavië. Zij behoeven dus niet `produced in Holland' te zijn. Groencertificaten zijn het bewijs dat ergens in Europa groene stroom op een openbaar elektriciteitsnet is ingevoed, maar de fysieke stroom zelf hoeft niet per se naar Nederland te worden geëxporteerd. 4 Is het vanuit milieuperspectief terecht dat biomassa wel wordt geaccepteerd als basis voor het leveren van hernieuwbare energie en Scandinavische waterkracht niet? Wat is hier belangrijk, waar het wordt opgewe kt of hoe het wordt opgewekt? Antwoord Bij het voldoen aan de Europese verplichting voor hernieuwbare energie moet ieder land primair op zoek gaan naar opties die in het eigen land realiseerbaar zijn. Daarnaast is er een mogelijkheid om hernieuwbare energie in andere landen te realiseren, indien in de loop van de jaren blijkt dat landen aan hun verplichting kunnen voldoen en hernieuwbare energie overhouden. In het geval dat zo'n situatie zich zou voordoen in Zweden komt op dat moment bijvoorbeeld waterkracht uit Zweden in beeld.

Ons kenmerk ETM/ED / 11162789

Pagina 2 van 25

Directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Mededinging Directie Energie en Duurzaamheid

5 Beschouwt u het verbranden van biomassa in een kolencentrale als een belangrijke stap op weg naar een biobased economy? Wat vindt u van het Essent Green Gold Label om duurzaamheid van biomassa te garanderen? Antwoord Ja. Nederlandse kolencentrales hebben ervaring met het bij- en meestoken van biomassa. Groei van dit aandeel brengt internationale handel naar en via Nederland op gang en is onder meer goed voor de Nederlandse havens. Indien de biobased economy zich verder ontwikkelt en bijvoorbeeld ook de chemie biomassa in grotere hoeveelheden gaat gebruiken, heeft Nederland baat bij de inmiddels via Nederlandse havens lopende handel in biomassa. Het Essent Green Gold Label is een goed initiatief tot certificering van duurzame biomassa. Tegelijkertijd moeten we waken voor een wildgroei aan labels. Ik zet mij in de EU dan ook in voor het vastleggen van goede duurzaamheidseisen voor vaste biomassa. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 37. 6 Waarom is ervoor gekozen om als uitgangs punten te nemen dat een project op kortere termijn (bij voorkeur deze kabinetsperiode) tot resultaat moet leiden? Is een project dat op wat langere termijn te realiseren is, niet ook waardevol? Antwoord Het kabinet is in de Green Deal inderdaad primair op zoek naar projecten of initiatieven die op relatief korte termijn en met een klein zetje in de rug vanuit de overheden kunnen worden gerealiseerd. Met de Green Deal wil dit kabinet een beweging op gang brengen die navolging krijgt. Dat laat onverlet dat projecten die op de langere termijn realiseerbaar zijn, ook interessant zijn. Voor projecten die meer in de innovatieve fase verkeren, en die een langere adem vergen, biedt het topgebied energie het aangewezen beleidskader. 7 Waarom is ervoor gekozen om als uitgangspunt te nemen dat een initiatief op de korte termijn tot nieuwe economische activiteiten of kostenbesparing moet leiden? Is ecologische winst ook een voorwaarde? Zo nee, waarom niet? Antwoord Het kabinet kiest bewust vo or de stimulering van groene projecten die ook nog goed zijn voor groei van de economie. Zo gaan groen en groei samen. Die groene projecten zullen natuurlijk wel een positieve invloed hebben op de ecologie. Er is daarom uiteindelijk geen tegenstelling tussen ecologische winst en groene groei. 8 Wat voor financiële instellingen zijn betrokken bij de Green Deal en wanneer zijn onderzoeken die door deze instellingen worden uitgevoerd beschikbaar?

Ons kenmerk ETM/ED / 11162789

Pagina 3 van 25

Directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Mededinging Directie Energie en Duurzaamheid

Antwoord Er is een Green Deal afgesloten met het Holland Financial Centre. Daarin zijn onder andere de grootbanken en de grote pensioenfondsen vertegenwoordigd. Het Holland Financial Centre heeft een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar een groene investeringsmaatschappij en heeft na overleg met de private partijen en de overheid besloten om in vervolg daarop een businesscase te schrijven. De resultaten daarvan zullen de partijen in ogenschouw nemen bij de beslissing of een dergelijke nieuwe instelling in het leven wordt geroepen. Ik wacht de resultaten van deze businesscase af. 9 Voor investeringen in emmissievrije bussen is langjarige zekerheid noodzakelijk, om hoeveel jaren gaat het naar schatting? Antwoord Voor wat betreft de bussen gaat het om een investeringstermijn die de gehele levensduur van een bus bestrijkt (10-15 jaar) en voor wat betreft de investeringen in bijvoorbeeld tank of oplaadinfrastructuur wordt gedacht aan een periode van 20-30 jaar. Er wordt dan ook aan geda cht om een onderscheid te maken tussen een materieel- en infrastructuurconcessie enerzijds met lange looptijden en een concessie voor de dienstregeling met een kortere looptijd (max 10 jaar) 10 Kunt u aangeven hoe hoog de (eventuele) kosten zijn van het aanpassen van de radarsystemen ten behoeven van het inpassen van windenergie? Antwoord De kosten van de maatregel aan de 5 MASS-radars van Defensie bedragen circa 5 M en maken deel uit van een maatregelenpakket dat er niet alleen toe leidt dat MASS-radars minder gevoelig zijn voor windturbines, maar dat ook de veiligheid van de luchtvaart beter kan worden ondersteund. 11 Waarom zijn projecten waarbij sprake is van zogenaamde saldering 'achter de meter' niet in de Green Deals opgenomen? 12 Is het mogelijk om in de elektriciteitswet de definitie van saldering dusdanig aan te passen dat zelflevering achter de meter voor particulieren mogelijk wordt? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet? 13 Is het mogelijk om in Wet Milieubeheer een bepaling op te nemen waarom zelflevering achter de meter voor particulieren mogelijk wordt? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Ons kenmerk ETM/ED / 11162789

Pagina 4 van 25

Directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Mededinging Directie Energie en Duurzaamheid

Antwoord op vragen 11-13 Saldering achter de eigen meter wordt in de Elektriciteitswet reeds toegestaan. In de Green Deal wordt de salderingsmogelijkheid voor Verenigingen van Eigenaars (VvE's) door een toekomstige aanpassing van de Elektriciteitswet verder uitgebreid. Daardoor is de verwachting dat deze VvE's de geproduceerde energie beter dan nu het geval is kunnen salderen met het collectieve verbruik van het VvE-gebouw.. 14 Waarom is er, aangezien Nederland sterk is op het gebied van wind, niet voor gekozen om (los van de bestaande plannen) het aantal windmolenparken op zee de komende jaren flink uit te breiden? Loopt Nederland zo niet de kans dat deze sterke industrie verdwijnt? Antwoord Het kabinetsbeleid is erop gericht om per euro zoveel mogelijk hernieuwbare energie te realiseren. Daarom is in de SDE+ een maximumbedrag van 15 eurocent per kWh vastgelegd. Windenergie op zee lijkt momenteel niet uit te kunnen met dit bedrag. Dat betekent dat eerst een verlaging van de kostp rijs van wind op zee moet plaatsvinden, voordat grootschalige uitrol realistisch en verstandig is. Nu kiezen voor grootschalige uitrol van wind op zee betekent minder budget voor meer kosteneffectieve opties als groen gas en wind op land en daarmee uiteindelijk minder hernieuwbare energie in Nederland. Nederlandse bedrijven concurreren op een internationale markt voor offshore windenergie en hebben daarin een fors marktaandeel. Het beleid in de topsector energie is erop gericht de concurrentiepositie van deze bedrijven verder te versterken. In aanvulling daarop heeft het kabinet een Green Deal afgesloten met NWEA, waarin o.a. activiteiten zijn afgesproken om de benodigde kostprijsverlaging te realiseren. Met dit beleid is grootschalige toepassing van windenergie op zee op langere termijn een goede en realistische optie. 15 Is de doelstelling van 14% duurzame energie in 2020 haalbaar zonder uitbreiding van wind offshore? Zo nee, waarom wordt hier dan niet op in gezet? Antwoord Ik s treef voor het halen van de Europese doelstelling naar de meest kosteneffectieve invulling, rekening houdend met de Europese definitie van het aandeel hernieuwbare energie. In de Europese definitie tellen windenergieopties even zwaar als opties op het gebied van groen gas en duurzame warmte. Uit een analyse van ECN die rekening houdt met deze Europese definitie volgt dat de meest kosteneffectieve invulling tot 2020 een mix is van wind op land, biomassa, groen gas, en duurzame warmte. Wind op zee is in deze rij van opties een van de duurdere opties en lijkt vooralsnog niet direct noodzakelijk te zijn om het doel te realiseren. Tevens kan worden geconcludeerd dat het aandeel duurzame elektriciteit zelfs lager dan 35% kan uitvallen, onder de voorwaarde dat voldoende potentieel groen gas en duurzame warmte beschikbaar komt.

Ons kenmerk ETM/ED / 11162789

Pagina 5 van 25

Directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Mededinging Directie Energie en Duurzaamheid

Voor het realiseren van de hernieuwbare energiedoelstelling in 2020 heb ik een maximumbedrag gesteld van 15 eurocent per kWh. De eerste resultaten van de SDE+ zijn bemoedigend; er kan worden beschikt over een potentieel aan kosteneffectieve opties die ik ten volle wil benutten. Tegelijkertijd streef ik samen met de sector naar een kostprijsverlaging van wind op zee, zodat deze optie op termijn ook met andere opties kan concurreren in de SDE+. Mocht de benodigde kostprijsverlaging van wind op zee onvoldoende snel gaan, en mocht het kosteneffectieve potentieel in Nederland onvoldoende blijken, dan is bijvoorbeeld import een mogelijkheid om de doelstelling te realiseren binnen de kaders van het maximumbedrag van 15 eurocent per kWh. 16 Waarom is gekozen voor een leveranciersverplichting en niet voor de invoering van een producentenverplichting? Antwoord Thans wordt een leveranciersverplichting nader uitgewerkt en vormgegeven, met het oog op besluitvorming in 2014 over eventuele invoe ring van het systeem per 1 januari 2015. Dit besluit zal plaatsvinden in nauwe samenhang met de uitkomsten van de evaluatie hernieuwbare energie. In het Energierapport 2011 is de optie van een producentenverplichting genoemd. In reactie daarop heeft de sector aangegeven dezelfde resultaten te kunnen realiseren binnen een leveranciersverplichting. De invoering van een producentenverplichting is op dit moment niet nodig, aangezien met de exploitanten van kolencentrales is afgesproken dat zij het niveau van bij- en meestook handhaven, ook na afloop van de MEP-subsidies. Daarmee wordt voor kolencentrales het doel van een producentenverplichting bereikt, zonder dat een wetstraject nodig is. 17 Welk nut voor de BV Nederland heeft het scenario waarin afnemers de extra kosten dekken voor meestook van biomassa en er ruimte is voor overwinsten als certificaatprijzen stijgen, de netto CO2-uitstoot niet af- maar toeneemt en de consument niet alleen opdraait voor de productiekosten van groene stroom, maar ook betaalt voor de overwinsten voor kolencentrales, zoals in het Financieel Dagblad van 20 oktober 2011 wordt geconcludeerd ? Wat zijn in dat geval de gevolgen voor de energierekening van burgers? Antwoord Het geschetste scenario zal leiden tot een hogere energierekening voor de Nederlandse consument en heeft geen enkel nut voor de BV Nederland. Mocht dit de uitkomst zijn van de uitwerking van de leveranciersverplichting, dan zal het kabinet dus negatief besluiten over de invoering van het systeem. Niet voor niets zijn in het Energierapport 2011 en in de deal met de energiesector criteria gesteld waaraan een leveranciersverplichting moet voldoen, waaronder: het systeem moet efficiënter zijn dan de SDE+, de Nederlandse consument mag er niet op achteruit gaan en overwinsten moeten ondervangen worden. Deze criteria zijn leidend voor de uitwerking van het systeem en voor de besluitvorming in 2014.

Ons kenmerk ETM/ED / 11162789

Pagina 6 van 25

Directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Mededinging Directie Energie en Duurzaamheid

Ons kenmerk ETM/ED / 11162789

18 Hoe wordt binnen de leveranciersverplichting met de windfall profits omgegaan? Hoe kan binnen een eventuele leveranciersverplichting worden voorkomen dat er een situatie ontstaat waarin de marktprijs voor duurzaamheidcertificaten wordt bepaald door de duurste techniek die nodig is om de doelstelling te halen, en daaruit overwinsten volgen? Antwoord Er is een aantal mogelijkheden denkbaar om een leveranciersverplichting zo vorm te geven dat de risico's op windfall profits worden ondervangen en de kosten van het systeem beheersbaar blijven. Ten eerste een combinatie van een leveranciersverplichting met subsidies voor dure technologieën of een bonusmalus voor goedkope technologieën, waarmee het effect van prijsverschil tussen technologieën op de certificaatprijs wordt gecompenseerd. Ten tweede is het mogelijk om dure technologieën buiten het systeem te houden. De vormgeving en effecten van deze mogelijkheden zullen moeten worden uitgewerkt, alvorens daarover een besluit kan worden genomen. Deze keuze kan immers grote gevolgen hebben voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie in Nederland en de kosten voor de consument. Het tegengaan van overwinsten en beheersbaar houden van de kosten van het systeem is één van de kernonderwerpen in de uitwerking van de leveranciersverplichting in de komende jaren. 19 De Engelse Energiekamer (OFGEM) gelast een forensisch accountantsonderzoek naar winstgevendheid of verlieslatendheid en transparantie van de bedrijven met grote kolencentrales in. Kan een dergelijk onderzoek ook een bijdrage leveren voor de verdere ontwikkeling van een eventuele leveranciersverplichting in Nederland en hoe kan deze bijdrage mogelijk worden vormgegeven? Zijn de leden van Energie Nederland bereid onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de winstgevendheid of verlieslatendheid van de Nederlandse kolencentrales sinds de start van het Kolenconvenant in 2003? Antwoord Forensisch onderzoek gebeurt ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek. In Ne derland worden bedrijven met grote kolencentrales niet verdacht van een misdrijf. Het uitvoeren van forensisch onderzoek is dan ook niet aan de orde. Wel zal ik bezien in hoeverre er lessen kunnen worden getrokken uit het onderzoek van OFGEM welke voor Nederland van belang kunnen zijn. Begrijpelijkerwijs zijn bedrijven terughoudend in het verstrekken van informatie over de winstgevendheid of verlieslatendheid van hun installaties. Dit betreft immers concurrentiegevoelige informatie. Wel voert ECN ten behoeve van de SDE+ onderzoek uit naar de kostprijs van verschillende hernieuwbare energietechnologieën. Voor een goede uitwerking van een leveranciersverplichting zonder overwinsten zal onderzoek naar de kostprijs van technieken nodig blijven.

Pagina 7 van 25

Directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Mededinging Directie Energie en Duurzaamheid