Europees Hof v Justitie


Gerecht van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 121/11 Luxemburg, 16 november 2011

Arresten in de zaken T-51/06 Fardem Packaging BV / Commissie, T-54/06 Kendrion NV / Commissie, gevoegde zaken T-55/06 RKW SE / Commissie en T-66/06 JM Gesellschaft für industrielle Beteiligungen mbH & Co. KGaA / Commissie, T-59/06 Low & Bonar plc en Bonar Technical Fabrics NV / Commissie, T-68/06 Stempher BV en Koninklijke Verpakkingsindustrie Stempher CV / Commissie, T-72/06 Groupe Gascogne SA / Commissie, T-76/06 Plasticos Españoles SA (ASPLA) / Commissie, T-78/06 Álvarez SA / Commissie, T-79/06 Sachsa Verpackung GmbH / Commissie

Pers en Voorlichting

Het Gerecht verklaart de beschikking van de Commissie nietig voor zover zij daarbij een geldboete van 2,37 miljoen EUR heeft opgelegd aan Stempher wegens haar mededingingsverstorend gedrag op de markt van kunststof industriële zakken Het Gerecht verlaagt bovendien de geldboete die hoofdelijk is opgelegd aan Low & Bonar en Bonar Technical Fabrics, van aanvankelijk 12,24 miljoen EUR naar 9,18 miljoen EUR, en wijst de beroepen van de overige ondernemingen af Bij beschikking van 30 november 20051 heeft de Commissie aan meerdere ondernemingen geldboeten voor een bedrag van meer dan 290 miljoen EUR opgelegd wegens hun deelname aan een kartel op de markt van kunststof industriële zakken. De door de Commissie geconstateerde inbreuk bestond hoofdzakelijk in de vaststelling van de prijzen en de invoering van gemeenschappelijke calculatieschema's om deze te berekenen, de verdeling van de markten, de toewijzing van afzetquota, de verdeling van klanten, orders en zaken, en tot slot de uitwisseling van geïndividualiseerde gegevens in België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Luxemburg en Nederland. Deze ondernemingen2 hebben bij het Gerecht meerdere beroepen ingesteld, strekkende tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie of verlaging van de aan hen opgelegde geldboeten. Wat de moedermaatschappij Low & Bonar plc en haar dochteronderneming Bonar Technical Fabrics NV (voorheen een dochteronderneming van een van de divisies van de vennootschap Bonar Phormium NV, te weten Bonar Phormium Packaging ­ BPP) betreft, is de Commissie uitgegaan van de inbreukperiode 13 september 1991 tot 28 november 1997. Het Gerecht is echter van oordeel dat de Commissie niet heeft aangetoond dat BPP aan één enkele en voortdurende inbreuk heeft deelgenomen vóór 21 november 1997, aangezien zij niet heeft bewezen dat BPP wist of had moeten weten dat zij zich door haar deelname aan bepaalde eerdere vergaderingen, aansloot bij een ruimer kartel dat zich over meerdere Europese landen uitstrekte. Bijgevolg heeft het Gerecht besloten om een boetevermindering van 25 % van het uitgangsbedrag van de geldboete toe te kennen. Daarmee wordt de aanvankelijke geldboete van 12,24 miljoen EUR teruggebracht tot 9,18 miljoen EUR.

Beschikking C(2005) 4634 def. van de Commissie van 30 november 2005 inzake een procedure op grond van artikel 81 (Zaak COMP/F/38.354 ­ Industriële zakken) (PB L 282, blz. 41). 2 Bij een arrest van 13 september 2010 heeft het Gerecht het beroep dat was ingesteld door Trioplast Wittenheim SA (Frankrijk) verworpen (T-26/06). Bij een arrest van diezelfde dag heeft het Gerecht besloten de beschikking van de Commissie nietig te verklaren voor zover zij betrekking had op Trioplast Industrier (Zweden) (T-40/06) en het bedrag van de aan deze vennootschap opgelegd geldboete te verlagen. De beroepen die zijn ingesteld door UPM-Kymmene Oyj (Finland) (T-53/06), FLS Plast (Denemarken) (T-64/06) en FLSmidth (Denemarken) (T-65/06) worden thans door het Gerecht onderzocht.


1

www.curia.europa.eu



Wat Stempher BV en haar commanditaire vennootschap Koninklijke Verpakkingsindustrie Stempher CV (die tezamen de onderneming Stempher vormen) betreft, heeft het Gerecht besloten dat de Commissie geen nauwkeurige en onderling overeenstemmende bewijzen heeft aangedragen die de vaste overtuiging kunnen dragen dat Stempher was blijven deelnemen aan de inbreukmakende activiteiten na 20 juni 1997. De verjaringsregel van vijf jaar staat er dus aan in de weg dat de Commissie aan deze onderneming een geldboete oplegt. Daar de Commissie noch in haar beschikking van 2005 noch in de loop van de procedure voor het Gerecht een gewettigd belang bij de vaststelling van een door Stempher gepleegde inbreuk vóór 20 juni 1997 heeft doen gelden, besluit het Gerecht om de beschikking van de Commissie nietig te verklaren voor zover daarbij een geldboete van 2,37 miljoen EUR is opgelegd aan Stempher BV en aan Koninklijke Verpakkingsindustrie Stempher CV. Tot slot wijst het Gerecht alle door de overige ondernemingen ingeroepen argumenten af en beslist het dus om de bedragen van de aan hen opgelegde geldboeten in stand te laten. Zaken Vennootschappen Door de Commissie opgelegde geldboeten Beslissing van het Gerecht

T-51/06

Fardem Packaging BV (Nederland)

Hoofdelijk met Kendrion NV (Nederland): ter hoogte van 2,20 miljoen EUR op de 34 miljoen EUR die aan Kendrion zijn opgelegd

Verwerping van het beroep: geldboete in stand gelaten

T-54/06

Kendrion NV (Nederland)

34 miljoen EUR waarvan 2,20 miljoen EUR hoofdelijk met Fardem Packaging BV (Nederland)

Verwerping van het beroep: geldboete in stand gelaten

Gevoegde zaken T-55/06 en T-66/06

RKW SE (Duitsland) en JM Gesellschaft für industrielle Beteiligungen mbH & Co. KGaA (Duitsland)

Hoofdelijk: 39 miljoen EUR

Verwerping van het beroep: geldboete in stand gelaten

T-59/06

Low & Bonar plc. (Verenigd Koninkrijk) en Bonar Technical Fabrics NV (België)

Hoofdelijk: 12,24 miljoen EUR

Verlaging van de geldboete 9,18 miljoen EUR

T-68/06

Stempher BV (Nederland) en Koninklijke Verpakkingsindustrie Stempher CV (Nederland)

Hoofdelijk: 2,37 miljoen EUR

Nietigverklaring van de beschikking van de Commissie voor zover zij op de beide vennootschappen betrekking heeft

T-72/06

Groupe Gascogne SA (Frankrijk)

Hoofdelijk met Sachsa Verpackung GmbH (Duitsland): 9,9 miljoen EUR van de 13,2 miljoen EUR die aan Sachsa zijn opgelegd

Verwerping van het beroep: geldboete in stand gelaten

www.curia.europa.eu



T-76/06

Plasticos Españoles SA (ASPLA) (Spanje)

Hoofdelijk met Armando Álvarez SA (Spanje): 42 miljoen EUR

Verwerping van het beroep: geldboete in stand gelaten

T-78/06

Armando Álvarez SA (Spanje)

Hoofdelijk met Plasticos Españoles SA (ASPLA) (Spanje): 42 miljoen EUR

Verwerping van het beroep: geldboete in stand gelaten Verwerping van het beroep: geldboete in stand gelaten

T-79/06

Sachsa Verpackung GmbH (Duitsland)

13,2 miljoen EUR waarvan 9,9 miljoen EUR hoofdelijk met Groupe Gascogne (Frankrijk)

NOTA BENE: Tegen de beslissing van het Gerecht kan binnen een termijn van twee maanden vanaf de betekening ervan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof. NOTA BENE: Het beroep tot nietigverklaring strekt tot nietigverklaring van met het recht van de Unie strijdige handelingen van de instellingen van de Unie. Onder bepaalde voorwaarden kunnen de lidstaten, de Europese instellingen en particulieren bij het Hof van Justitie of het Gerecht een beroep tot nietigverklaring instellen. Indien het beroep gegrond is, wordt de handeling nietig verklaard. De betrokken instelling moet in voorkomend geval voorzien in de door de nietigverklaring van de handeling ontstane leemte in de regelgeving. Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Gerecht niet bindt. De volledige tekst van de arresten T-51/06, T-54/06, T-55/06, T-59/06, T-68/06, T-72/06, T-76/06, T-78/06 en T-79/06 is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170

www.curia.europa.eu