Rijksoverheid


3 hans.meijering@minbzk.nl

Kenmerk 2011-2000495326

Datum 15 november 2011

Rapportage maatschappelijk verantwoord werkgeverschap Rijk 2010

Het bieden van werk of werkervaring aan groepen met een grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt is onderdeel van het maatschappelijk verantwoord werkgeverschap van de sector Rijk. Ik hecht daar groot belang aan. Het gaat hier om mensen met een indicatie WSW, WAJONG of WIA. Kijkend naar de (toekomstige) krapte op de arbeidsmarkt is het relevant dat iedereen die - zij het gedeeltelijk - kán werken, ook daadwerkelijk dát aandeel aan de samenleving levert waartoe hij/zij in staat is. Bovendien dient het Rijk als werkgever vanzelfsprekend invulling te geven aan wat het kabinet van andere werkgevers vraagt, namelijk het opnemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt: Practice what you preach! Vandaar dat ik in mijn brief van 28 april 2011 (Tweede Kamer 32 501, nr. 13) als ambitie heb neergezet dat 1% van de bezetting van het personeel werkzaam bij het Rijk, zal bestaan uit de eerder genoemde geïndiceerde doelgroep. Bovendien draagt deze 1% norm bij aan het verbeteren van de balans tussen actieven en inactieven. Door de vergrijzing neemt de lastendruk toe. Wanneer mensen die kunnen werken, gaan werken naar vermogen, zal een demping van de lastendruk plaatsvinden (rapport cie. Bakker). In de brief van 28 april 2011 heb ik gerapporteerd dat in 2009 totaal 680 geïndiceerde medewerkers bij het Rijk werkzaam waren. In deze rapportage zijn ook de plaatsten opgenomen die zijn gecreëerd in het kader van het zogenoemde social return. In 2009 waren dat 70 plaatsen. In die brief heb ik ook aangegeven dat social return vanaf 2011 niet langer kan meetellen bij invulling van het 1% quotum. Vooruitlopend op deze definitie tel ik in de rapportage over 2010 social return niet mee. Het aantal werkzame geïndiceerde medewerkers in 2010 bedroeg 659 (en mogelijk meer). In 2010 is het aantal geïndiceerde medewerkers daarmee gestegen ten opzichte van het aantal in 2009 (659 versus 610). Overigens leidde social return in 2010 tot minimaal 70 plaatsingen.

Pagina 1 van 3



Over de resultaten tot op heden ben ik niet tevreden, ondanks dat de invulling van het 1% quotum in een voor het Rijk als werkgever wat lastig tijdgewricht valt gegeven de taakstellingen die ingevuld moeten worden. Toch vind ik dat het Rijk als een van de grootste werkgevers - haar verantwoordelijkheid moet blijven oppakken. Daarom heb ik dit onlangs geagendeerd in de Ministerraad. Het kabinet deelt deze opvatting breed. Ik reken er daarom zonder meer op dat de ministeries nog dit jaar een extra inspanning zullen leveren, en zeker vanaf 2012 aan de resultaatafspraken zullen voldoen. Ter ondersteuning van de ministeries zijn meerdere aanvullende initiatieven genomen om de aantallen geïndiceerde werknemers bij de sector Rijk te verhogen. Er zijn zes hulpmiddelen ontwikkeld die de uitvoering voor de ministeries makkelijker maakt. Het gaat hierbij om: training(en) voor begeleiders/mentoren sociale zekerheid binnen de · ministeries; · uitbreiding van de website met vraag en aanbod voor doelgroepen; · registratietool voor doelgroepen (in- en uitstroom); · helpdesk (digitaal) voor vragen van ministeries en doelgroepen over sociale zekerheid; · bevordering van het gebruik van subsidies voor geïndiceerde doelgroepen; · ontwikkeling communicatie-uitingen voor de ministeries om de sociale reintegratie te stimuleren. Op 22 november aanstaande onderteken ik een samenwerkingsovereenkomst met het UWV voor plaatsingen van geïndiceerde medewerkers bij de sector Rijk. Hierdoor wordt de landelijke UWV infrastructuur van het UWV voor het Rijk ontsloten en krijgen leidinggevenden eenvoudiger toegang tot kandidaten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De prestaties van de ministeries op dit gebied zal ik nauwgezet blijven volgen waarbij ook gekeken wordt of de aanvullende maatregelen het gewenste effect ressorteren. De registratie van (nieuwe én bestaande) plaatsingen van geïndiceerde medewerkers blijft vooralsnog lastig. Bij de sector Rijk, met honderden locaties en duizenden managers, is een centrale registratie nog niet volledig gerealiseerd. Verschillende initiatieven zijn ondertussen genomen om beter zicht te krijgen op het aantal plaatsingen maar het blijft moeizaam om dit zonder aanzienlijke verhoging van de administratieve lastendruk goed vorm te geven. Een andere complicerende factor qua telling is het privacyaspect (registratie behoeft medewerking van de doelgroepen), maar ook het risico van stigmatisering. Het aantal van 659 in 2010 plaatsingen is dus aantoonbaar, het werkelijke aantal ligt zeker hoger.

Datum 15 november 2011 Kenmerk 2011-2000495326

Pagina 2 van 3



Het kabinet heeft inmiddels besloten social return (het inzetten van mensen met een grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt via het opdrachtgeverschap (aanbestedingen) van het Rijk), per 1 juli 2011 toe te passen bij aanbestedingen in de categorieën `werken' en `diensten' boven de 250.000,-. Ook is besloten in de categorie `grote werken' van Rijkswaterstaat en de Rijksgebouwendienst, eerst in 2 projecten bij elke dienst meer leerervaring op te doen. De Kamer is hierover geïnformeerd op 29 april 2011 (Tweede Kamer, 32 501, nr.12). De resultaten van het maatschappelijk verantwoord werkgeverschap Rijk over 2011 meld ik u in de reguliere Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk op de derde woensdag in mei 2012. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Datum 15 november 2011 Kenmerk 2011-2000495326

J.P.H. Donner

Pagina 3 van 3



age in te dienen met betrekking tot de biobrandstoffen. Dit was vooral in het jaar 2011 van belang omdat dit het eerste jaar is dat bedrijven met de duurzaamheidseisen te maken kregen. Voor de komende jaren zal ik een jaarlijkse rapportage vragen. Dat sluit aan bij thans al geldende zogeheten jaarverplichting voor bedrijven, waarbij op jaarbasis bezien wordt of brandstofleveranciers aan hun verplicht aandeel biobrandstoffen voldoen. Ik zal voorts in de regelgeving verhelderen dat niet alle biobrandstofstromen behoeven te worden geregistreerd in een biobrandstoffenbalans. Uiteindelijk is alleen informatie relevant van biobrandstoffen waarvan in redelijke mate vaststaat dat deze voor de Nederlandse markt bedoeld zijn met het oogmerk te mogen meetellen in het halen van de biobrandstofverplichting. Accijnsgoederenplaatsen (AGP's) die biobrandstoffen opslaan die direct uit het buitenland afkomstig zijn en waarvan zij in het algemeen geen eigenaar zijn, zijn hiermee niet altijd verplicht deze stromen te registeren en de (duurzaamheids)informatie hierover te verstrekken. Daarbij speelt een rol dat de betreffende AGP-houders, in de rol van opslaghouder en niet als eigenaar, niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de correcte opgave van de duurzaamheidsgegevens van brandstoffen die zij niet zelf verworven hebben. Waar biobrandstoffen worden opgeslagen die wel bedoeld zijn voor de Nederlandse markt, kunnen opslagbedrijven de werkelijke eigenaren mandateren om de duurzaamheidsinformatie aan de Nederlandse overheid te verstrekken. Daarbij moet die eigenaar wel beschikken over een eigen vergunning AGP, waarmee wordt zeker gesteld dat bij gebleken onjuistheid van de gegevens deze eigenaar wel in Nederland te achterhalen is. De rapportage die ik, met het oog op uitvoering van de Richtlijn brandstofkwaliteit, zal vragen van bedrijven die brandstoffen op de markt brengen wil ik, binnen de ruimte die Europa biedt, zo slank mogelijk houden. Gegevens die al in de biobrandstofbalans zijn vermeld hoeven niet te worden verstrekt. Verder blijkt een deel van de informatie niet beschikbaar te zijn voor individuele brandstofleveranciers. Deze informatie zal dan ook niet van de leveranciers worden gevraagd, maar op eenvoudige wijze op landelijk niveau uit

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Kenmerk IENM/BSK-2011/1


---- --