Rijksoverheid


Vragen naar aanleiding van het bezoek aan de DSI en UIM

In de brief van 4 oktober jl. (kenmerk 148209U) hebben de voorzitters van de vaste commissies voor Justitie en voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking mij enkele vragen gesteld naar aanleiding van het bezoek dat uw commissies brachten aan de Dienst Speciale Interventies (DSI) en de Unit Interventie Mariniers (UIM). Omdat de UIM deel uitmaakt van de DSI, is de minister van Veiligheid en Justitie ook verantwoordelijk voor het optreden van deze eenheid. Defensie is verantwoordelijk voor het beheer van de UIM. Deze eenheid bestaat volledig uit militairen. In deze brief beantwoord ik, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, de door de commissies gestelde vragen. Rechten van verdachten De inzet van de bijzondere bijstandseenheden is geregeld in de Politiewet 1993. Deze wet en de Ambtsinstructie voor de politie, de marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaren (hierna de Ambtsinstructie) geven voorschriften voor geweldstoepassing door ambtenaren. De bescherming van de rechten van de verdachten zijn onder meer beschreven in het Wetboek van Strafvordering, de Politiewet en de Ambtsinstructie. Geweldstoepassing door ambtenaren wordt altijd beperkt door de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Naar gevallen waarin de geweldsaanwending ernstige gevolgen heeft gehad wordt een onderzoek ingesteld door de Rijksrecherche om te bepalen of rechtmatig is gehandeld. Bij de evaluatie van het stelsel van speciale eenheden van 14 juli 2008 (Kamerstuk 29754, nr. 133) is onder meer aandacht besteed aan de cultuurverschillen tussen personeel met een politie- en met een militaire achtergrond. De onderzoekers concludeerden dat eerdere naar aanleiding van het verschil in bedrijfscultuur geuite bedenkingen bij het in gezamenlijke eenheden onderbrengen van militairen en politiemensen onterecht zijn gebleken en dat het Kabinet deze bedenkingen bij de totstandkoming van de DSI terecht terzijde heeft gelegd. Het verschil in mindset leidt, mede vanwege het aanvullende opleidingstraject, niet tot problemen. Salariëring van bijzondere bijstandseenheden Er is geen sprake van significante verschillen in salariëring tussen de militairen en de politieambtenaren die werkzaam zijn bij DSI. De toelagen- en tegemoetkomingen zijn zoveel

Pagina 1 van 2



mogelijk gelijkluidend. Sinds de oprichting van de DSI hebben negentien medewerkers van het Korps mariniers hun plaatsingsperiode bij de DSI voltooid. Van deze negentien zijn vijftien niet teruggekeerd bij het Korps. Van deze vijftien medewerkers zijn negen overgestapt naar een aanhoudings- en ondersteuningseenheid (AOE) van de politie en drie naar de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) van de Koninklijke marechaussee. Het verloop leidt bij Defensie niet tot operationele problemen maar is wel een punt van aandacht. De desbetreffende medewerkers blijven bovendien behouden voor het stelsel van speciale eenheden. Bevoegdheden bij de uitvoering van medische handelingen De wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) erkent niet de "gevechtssituatie" maar wel de "medische noodsituatie" waardoor personen die normaliter niet bevoegd zijn tot het verrichten van voorbehouden medische handelingen, tijdens een dergelijke situatie wettelijk wel bevoegd zijn om deze naar eer en geweten te verrichten. Medische handelingen die niet voorbehouden zijn mogen ook buiten een medische noodsituatie worden verricht. Aangezien tijdens een gevechtssituatie sprake kan zijn van een medische noodsituatie deel ik niet het in uw brief geschetste perspectief dat de wet BIG zich verzet tegen het verlenen van de noodzakelijke medische hulp, zoals het inbrengen van een infuus.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

drs. J.S.J. Hillen

Pagina 2 van 2






---- --