Rijksoverheid


17 november 2011

Geachte Voorzitter,

Hierbij stuur ik u conform het verzoek van uw Kamer (2011Z21700/2011D53929) een reactie op de petitie "Voedselsoevereiniteit en klimaatrechtvaardigheid". In de petitie wordt een aantal voorstellen gedaan die volgens de ondertekenaars leiden tot een rechtvaardiger handels-, landbouw-, klimaat en energiebeleid. Het betreft hier onder andere voorstellen om de vrije handel in agrarische producten aan banden te leggen, het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) om te vormen zodat Europa zoveel mogelijk zelfvoorzienend wordt, maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, en het beëindigen van initiatieven die inzetten op verduurzaming van handelsketens. Met de initiatiefnemers en ondertekenaars van deze petitie deelt het kabinet de mening dat er grote uitdagingen zijn rond de mondiale voedselvoorziening, klimaatverandering en het energiebeleid. Ook het kabinet acht het onacceptabel dat er nog altijd bijna één miljard mensen honger leiden en onderkent dat actie nodig is o m de gevolgen van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken. Een coherente aanpak is daarom van groot belang om ook in de toekomst onze voedsel- en energievoorziening veilig te stellen. Het kabinet zet zich binnen de verschillende mondiale organisaties en fora in om bij te dragen aan oplossingen op het gebied van voedselzekerheid, energiezekerheid en klimaatverandering. Nederland stelt zich in deze organisaties en fora consequent op als een constructieve maar kritische partner, en beziet de inzet in de verschillende internationale organisaties en fora vanuit de mogelijkheden om hier concrete resultaten te bereiken. Daarbij besteedt het kabinet er bijzondere aandacht aan dat afspraken die gemaakt worden in het kader van bijvoorbeeld de Wereldhandelsorganisatie, de Europese Unie en de Wereldbank bijdragen aan duurzame economische ontwikkeling, armoede- en hongerbestrijding en het respecteren van mensenrechten.

Vanuit dat uitgangspunt is het kabinet is er van overtuigd dat een mondiaal marktgeoriënteerd handelssysteem in agrarische producten een efficiënt voedselsysteem mogelijk maakt waarbij nationale productie wordt aangevuld met producten die elders (beter) geproduceerd kunnen worden. Een vergroting van de voedselzekerheid kan het meest effectief bereikt worden door te investeren in de agrarische productie en productiviteit en in (de toegang tot) goed functionerende markten; lokaal, nationaal en internationaal. Met beter functionerende markten kunnen boeren hogere prijzen voor hun producten krijgen terwijl consumenten lagere prijzen betalen. Een inzet op goed functionerende markten brengt ook mee dat overheden de mogelijkheid hebben om op te treden als de markt ernstig verstoord wordt. Dit geldt voor Europa evengoed als voor landen in Azië of Afrika. Dit is dan ook een belangrijk onderdeel van het voedselzekerheidsbeleid van het kabinet waarmee wordt bijgedragen aan economische groei en zelfredzaamheid op basis van de behoeftes en mogelijkheden van onze partners. Een open, transparant en door regels gebonden mondiaal handelssysteem is daarbij noodzakelijk om te garanderen dat netto voedselimporterende landen niet de toegang tot voedsel ontzegd wordt. Dit zijn ook elementen die meewegen bij de in gang gezette verdere hervorming van het GLB waarbij het kabinet zich sterk maakt voor het zoveel mogelijk beperken van de handelsverstorende effecten van het GLB. Dit kabinet blijft dan ook gecommitteerd aan het afronden van de Doharonde. Daarnaast ziet het kabinet veel mogelijkheden in de vrijhandelsakkoorden die de EU momenteel met diverse economieën uitonderhandelt, waarin ook aandacht is voor duurzaamheid. Bij het aangaan van vrijhandelsakkoorden wordt bovendien altijd rekening gehouden met het niveau van ontwikkeling van de andere partij. Zo zijn de Economische Partnerschapsakkoorden die de EU met de ACP-landen onderhandelt sterk asymmetrisch van aard en bevatten deze speciale bepalingen voor voedselzekerheid. Daarnaast biedt de Europese Unie aan de Minst Ontwikkelde Landen (MOLs) unilateraal tariefvrije, quotavrije markttoegang, onder het zogenaamde Everything But Arms regime. Het kabinet vindt het verder van groot belang om verdere mondiale afspraken te maken voor een effectief klimaatbeleid. Nederland voert in dat kader de relevante EU-besluiten uit die er toe leiden dat de EU-landen gezamenlijk de CO2-uitstoot in de periode 1990 tot 2020 met 20% zullen verminderen. De EU is bereid haar CO2doelstelling voor 2020 te verhogen tot 30% indien de rijke landen en (opkomende) ontwikkelingslanden vergelijkbare doelstellingen op zich nemen, dit is tot nu toe echter nog niet het geval. De belangen van ontwikkelingslanden bij deze problematiek krijgen onder andere vorm door het integreren van de wateren voedselzekerheidsdimensies in de mondiale discussie over klimaatadaptatie. Het kabinet acht het EU-emissiehandelssysteem dat zorgt voor een zelfd e CO2prijs voor alle Europese grote energie-intensieve bedrijven de hoeksteen voor een effectief Europees klimaatbeleid. Daarnaast hecht het kabinet aan de verduurzaming van de productieketens van agrarische grondstoffen, bijvoorbeeld via initiatieven als de Round Table on Responsible Soy (RTRS), de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) en het Initiatief Duurzame Handel (IDH). Rondetafels als de RTRS en de RSPO hebben door hun vrijwillige maar niet vrijblijvende karakter de mogelijkheid om een standaard te formuleren die bijdraagt aan duurzaamheid voor mens, milieu en de privaatrechtelijke economie. Door het bij elkaar brengen van bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheid in rondetafels en initiatieven als het IDH kan op een constructieve manier worden gewerkt aan de verduurzaming van productieketens.

dr. Henk Bleker
Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie