Raad voor de Journalistiek

Uitspraken vastgesteld d.d. 24 november 2011
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, M.C. Doolaard, mw. M.J.H. Doomen, A. Mellink MPA en mw. drs. J.X. Nabibaks, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Osinga, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma, plaatsvervangend secretaris.

Dagblad van het Noorden / X - herziening
Uitspraak: afgewezen
De hoofdredacteur van Dagblad van het Noorden heeft om herziening verzocht van de uitspraak van de Raad van 5 juli 2011 (RvdJ 2011/43). De klacht betrof het artikel "Kinderporno op laptop conciërge". In het artikel wordt - kort samengevat - aandacht besteed aan een strafzaak tegen klager. De Raad was van oordeel dat het in de rede had gelegen als verweerder evenwichtiger en meer genuanceerd over de strafzaak tegen klager had bericht, onder meer over de (vermeende) aanwezigheid van 184 kinderpornografieafbeeldingen op de computer van klagers vriendin. Bovendien had verweerder uit eigen beweging dienen te berichten over de vrijspraak van klager, aldus de Raad. Verzoeker heeft gesteld dat hij zich bij de berichtgeving niet heeft kunnen baseren op het vonnis. Volgens de herzieningskamer is uit de passage "Het vonnis - met de daarin weergegeven tenlastelegging - biedt in ieder geval voor deze bewering onvoldoende grondslag" niet gebleken dat het oordeel berust op ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geoordeelde feiten. De inhoud van de tenlastelegging waar de Raad op doelt was voorafgaand aan de rechtszitting bekend en beschikbaar voor verzoeker.
Daarnaast heeft verzoeker onvoldoende aangetoond dat de officier van justitie zou hebben bevestigd dat de aanwezigheid van kinderpornografie op de laptop van de vriendin van klager ter zitting zou zijn besproken. Uit hetgeen verzoeker verder naar voren heeft gebracht blijkt dat hij zich niet kan vinden in de overwegingen van de Raad betreffende het gebruik van de term `huiszoeking' en het verzuim van het melden van de vrijspraak van klager. Dit is echter onvoldoende om een verzoek tot herziening gegrond te verklaren.
Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat de beslissing van de Raad berust op ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geoordeelde feiten. De herzieningskamer ziet dan ook geen aanleiding tot herziening van die beslissing.
Trefwoorden:

· Procedure: herziening
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/77

X / T. van der Mee, P. Groenendijk en AD
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen de artikelen"Zaaddonor (30) zwijgt over ziekte" en "Door mijn ziekte geef ik kinderen een hoger IQ". Kern van de klacht is dat verweerders ongefundeerde ernstige beschuldigingen aan het adres van klager hebben geuit en dat de privacy van klager ongerechtvaardigd is aangetast.
Volgens de Raad hebben verweerders aannemelijk gemaakt dat zij voldoende reden hadden om aan de kwestie aandacht te besteden. De situatie dat klager bewust geen informatie deelt over zijn (mogelijk zelfs deels erfelijke) vorm van autisme met wensmoeders is maatschappelijk ongewenst.
Een groot aantal beschuldigingen in de berichtgeving is afkomstig van (anoniem gehouden) vrouwen die ten tijde van de publicatie met klager in conflict waren. Niet kan worden geoordeeld dat verweerders uitsluitend zijn uitgegaan van die bronnen als brengers van objectieve feiten. De opvattingen van deze vrouwen worden in de berichtgeving voldoende ondersteund door diverse onafhankelijke bronnen. (zie punt 2.2.5. van de Leidraad van de Raad).
De bewering dat klager 22 kinderen heeft verwekt is afkomstig uit een Whatsapp-chatgesprek waarin klager dit zelf heeft gesteld. Hoewel uit de context van het gesprek blijkt dat sprake is van een negatieve toon tussen klager en zijn gesprekspartner, bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerders niet op deze bron mochten vertrouwen. Indien al sprake is van feitelijke onjuistheden omtrent de berichtgeving over het syndroom van Asperger, zijn deze niet van dien aard dat daarmee het oordeel is gerechtvaardigd dat verweerders journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld.
De wijze waarop klager in de berichtgeving is aangeduid - met de vermelding van zijn voornamen overeenkomstig de door hem gebruikte schuilnamen op internet - en de wijze waarop zijn portret is afgebeeld
- met een balkje over de ogen - zijn in dit kader journalistiek gebruikelijk en niet ontoelaatbaar. Mede gelet op de maatschappelijke relevantie van de publicatie, bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerders het belang van klager bij de bescherming van zijn privacy onvoldoende hebben afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met de publicatie is gediend. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad en vgl. RvdJ 2011/46)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen
· Feitenweergave: onjuiste berichtgeving
· Privacy: algemeen
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/78

---