Rijksoverheid


25 november 2011

voortgangsrapportage emancipatiebeleid

Hierbij bied ik uw Kamer, voorafgaand aan en ten behoeve van de begrotingsbehandeling van OCW, de voortgangsrapportage aan over de uitvoering van de Hoofdlijnenbrief Emancipatie 2011-2015, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg Emancipatie op 8 juni 2011. In deze rapportage zal ik ook ingaan op de volgende toezeggingen: Het geven van informatie over de ministeriële verantwoordelijkheden en De stand van zaken ten aanzien van het `Plan van de man'. Emancipatie staat hoog op de agenda van het kabinet. Het kabinet ziet emancipatie primair als een verantwoordelijkheid van mensen, bedrijven en maatschappelijke instellingen zelf. De overheid wil de eigen kracht en het talent van mensen zelf aanspreken en actief benutten om voortgang te boeken. Naast wettelijke maatregelen is vooral ook een cultuurverandering nodig. Een positieve houding en beeldvorming ten aanzien van homoseksuele relaties en vrouwen met ambitie dienen vanzelfsprekend te worden. Het kabinet steunt die cultuurverand ering in woord en daad. Door burgers, bedrijven en instellingen op hun verantwoordelijkheid aan te spreken en hun ook om een actieve bijdrage te vragen in de emancipatie, maar ook via het actief ondersteunen van initiatieven in de samenleving die zichtbaar bijdragen aan het emancipatieproces, de veiligheid en participatie. Als het gaat om de positie van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT-ers) in onze samenleving staan gelijke rechten, veiligheid en sociale acceptatie voorop. Dit is niet alleen van groot belang in Nederland, maar over de hele wereld. Daarom vervult Nederland internationaal een voortrekkersrol op dit gebied. Bij de verdere emancipatie van vrouwen en mannen staan veiligheid en participatie hoog op de agenda. Dit laatste is van groot belang mede in het licht van de toekomstige vergrijzing en de verbetering van onze economische positie. Het doel van de cultuurverandering blijft de verhoging van de participatie en economische zelfstandigheid va n vrouwen. Sinds het verschijnen van de Hoofdlijnenbrief Emancipatie 2011-2015 op 8 april jl. heeft het kabinet flinke stappen gezet. De focus in deze rapportage ligt daarbij vooral op de programma's, die onder mijn verantwoordelijkheid worden uitgevoerd.

Ten aanzien van mijn toezegging om uw Kamer te informeren over de bijdragen van de diverse departementen aan de emancipatieagenda van het kabinet, verwijs ik naar de beknopte overzichtstabel in de bijlage. Op 9 november is uw Kamer per brief geïnformeerd over de gewetensbezwaarde ambtenaren. Over de moties Pechtold (27017, 59, 17 december 2009) en Van der Ham (27017, 23 juni 2011), die oproepen tot modernisering van kerndoelen in het onderwijs, heb ik uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg over de vormende taak van het onderwijs op 16 november jl. laten weten dat ik deze moties zal gaan uitvoeren en dat ik u over de wijze waarop spoedig nader zal informeren. In deze rapportage ga ik verder in op (1) de gestelde doelen van het emancipatiebeleid, (2) de voortgang van het LHBT-beleid en (3) de voortgang het beleid ten aanzien van emancipatie van vrouwen en mannen. 1. De doelen van het emancipatiebeleid 1.1. Doelen ten aanzien van LHBT-emancipatie Ten aanzien van de emancipatie van le sbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders streeft het kabinet naar: Een percentage van 91% of hoger in 2014 wat betreft de sociale acceptatie; Het wegnemen van resterende juridische ongelijkheden (zie hieronder 2.1); Het verbeteren van de veiligheid door een mix van maatregelen gericht op opsporing en strafbaarstelling, zoals o.a. het verhogen van de strafmaat bij geweldsmisdrijven met een discriminatoir motief en het verhogen van de aangiftebereidheid en preventieve maatregelen; De verdubbeling van het aantal actieve LHBT-gemeenten (van 18 naar 36); De verdubbeling van het aantal leerling-Gay Straight Allianties (GSA's) op scholen in het voortgezet onderwijs(van 150 naar 300). 1.2. Doelen ten aanzien van emancipatie van vrouwen en mannen Ten aanzien van de emancipatie van vrouwen en mannen streeft het kabinet naar een cultuurverandering. Het doel hiervan is en blijft de verhoging van de participatie en economische zelfstandigheid van vrouwen. Omdat de nadruk op een cul tuurverandering ligt, laat ik momenteel indicatoren ontwikkelen om de gewenste cultuurverandering in beeld te brengen. Het gaat dan om: Een indicator om de opvattingen van (laagopgeleide) vrouwen ten aanzien van deelname aan betaalde arbeid te meten; Een indicator om de mate van genderstereotiepe beelden bij jongeren, hun ouders en onderwijspersoneel te meten. Verder heb ik de volgende concrete, operationele doelen: 20 gemeenten die deelnemen aan het programma laagopgeleide vrouwen en 3500 door rolmodellen bezochte klassen in het PO. 2. Voortgang van het LHBT-emancipatiebeleid De prioriteiten van het kabinet liggen bij het wegnemen van de (juridische) ongelijkheid tussen heteroseksuelen en LHBT-ers, op het vergroten van de veiligheid van LHBT-ers en de sociale acceptatie in hun omgeving en op het vervullen van een internationale voortrekkersrol door Nederland. 2.1. Gelijke rechten We boeken voortgang als het gaat om het op één lijn brengen van de rechten van LHBT-ers met die van h eteroseksuelen. Op 14 september jl. is het conceptwetsvoorstel erkenning genderidentiteit (schrappen van de sterilisatie-eis voor geslachtsverandering) voor internetconsultatie aangeboden. Hiermee worden de aanbevelingen van het Comité van Ministers van de Raad van Europa1 op dit terrein opgevolgd. Staatssecretaris Teeven zal zich ervoor inspannen om het wetsvoorstel medio 2012 aan uw Kamer aan te bieden. Na het consultatieproces zal het wetsvoorstel, indien de Ministerraad hiermee akkoord gaat, ter advisering aan de Raad van State worden voorgelegd. Met het aanbieden van het wetsvoorstel lesbisch ouderschap op 6 oktober jl. is invulling gegeven aan een langgekoesterde wens uit uw Kamer (motie Azough/Teeven/Arib 32.123 VI, 5 november 2009). Dit wetsvoorstel regelt dat de duomoeder van rechtswege de juridische ouder wordt van een kind dat is geboren met behulp van het zaad van een anonieme donor, indien zij gehuwd is met de moeder van het kind, of anders door eenvoudige erkenning. Hiermee loopt Nederland voorop binnen Europa. Ik heb toegezegd, samen met de minister van VWS, u te zullen informeren over de mogelijkheden om het donorselec tiebeleid met betrekking tot bloeddonatie door mannen die seks hebben gehad met andere mannen te wijzigen, nadat de Raad van Europa hierover aanbevelingen via een resolutie heeft aangenomen. De besluitvorming van de Raad van Europa over dit onderwerp is thans in volle gang en zal in 2012 worden afgerond. Na vaststelling door de Raad van Europa zal ik u zo spoedig mogelijk informeren over de mogelijkheden om het beleid te wijzigen. Een eerste verkennend gesprek met Sanquin heeft al plaatsgevonden. U had tijdens het Algemeen Overleg over Emancipatie gevraagd dit te doen. Ook heeft de minister van VWS aan Sanquin gevraagd te onderzoeken of de recente aanpassing van de donorselectiecriteria in Engeland ook zou kunnen gelden voor het Nederlandse systeem van bloedvoorziening. In de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid heb ik aangegeven, dat het kabinet zal aandringen op erkenning in de Europese Unie van geregistreerde partnerschappen en huwelijken tussen personen van gelijk geslacht. Op a mbtelijk niveau zijn intussen eerste gesprekken gevoerd met zgn. `like-minded' landen om te verkennen of zij hierin met Nederland willen optrekken. Ik heb contact met mijn Britse collega over samenwerking op dit terrein. Tenslotte kan ik u melden dat er een oplossing is gevonden voor de problematiek van extra benadeling van paren van gelijk geslacht bij gezinshereniging en gezinsvorming. De mogelijkheid van gezinsvorming en ­hereniging wordt voor iedereen beperkt tot het kerngezin: dus tot gehuwde of geregistreerde partners en hun minderjarige kinderen. Op 16 september jl. heeft de Ministerraad besloten dat voor paren voor wie het juridisch onmogelijk is in het buitenland te trouwen, bijvoorbeeld homoseksuelen, het via een speciale verblijfsvergunning mogelijk wordt toch in Nederland te huwen. Dit zal worden geregeld in de wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 betreffende de aanscherping van de eisen voor gezinsmigratie. 2.2. Veiligheid in wijken en op school en suïcide onde r LHBT-jongeren Dit kabinet zet in op het vergroten van de acceptatie en de veiligheid van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders in onze samenleving. De maatregelen tegen discriminatie zijn neergelegd in de brief van de ministers van VenJ, BZK en OCW aan uw Kamer van 7 juli jl. (kamerstuk 30950, nr. 34). Een belangrijke maatregel in dit kader is de strafmaatverhoging voor geweld dat met een discriminatoir motief is gepleegd. Deze maatregel is aangekondigd in het regeerakkoord en door de minister van VenJ uitgevoerd doordat per 1 mei 2011, bij delicten met een discriminatoire achtergrond en die betrekking hebben op ingrijpende feiten, de strafmaatverhoging kan oplopen tot plus 100%. De laatste maanden zijn in de media berichten verschenen over het pesten van homostellen in wijken. Deze problematiek heeft de volle aandacht van het kabinet. Ook de gemeenten hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om de veiligheid in de praktijk van alledag te waarborgen en bevorderen. In dit kader wijs ik op de beantwoording van de schriftelijke Kamervragen van het lid Van Klaveren (2011Z19411) door eerdergenoemde ministers. Ik vind het een positief signaal dat steeds meer grote gemeenten zich aansluiten bij het programma `lokaal homo-emancipatiebeleid'. Tijdens het Algemeen Overleg van 8 juni jl. he b ik uw Kamer gemeld, dat het mijn streven is om namens het kabinet het aantal deelnemende grote gemeenten te verdubbelen van 18 naar 36. Op 6 juni en 5 oktober jl. hebben de wethouders van 40 grote gemeenten met mij een intentieverklaring getekend. Deze gemeenten zullen uiterlijk 1 februari 2012 voor de periode 2012-2014 lokale plannen indienen met concrete maatregelen om de veiligheid voor LHBT-ers in de gemeente te vergroten. Ik zal de betrokken gemeenten faciliteren in het uitwisselen van `good practices' in regionale bijeenkomsten. En ik zal zorgen voor een overzicht van effectieve maatregelen die zij op lokaal niveau kunnen inzetten. Ook zijn onlangs op ambtelijk niveau gesprekken gevoerd met relevante partijen over een nieuwe landelijke Gay Straight Alliantie die de veiligheid en sociale acceptatie van LHBTers in de wijken zal aanjagen. Tijdens het Voortgezet Algemeen Overleg Emancipatie van 23 juni 2011 heeft uw Kamer de motie Marcouch (27017, nr. 86 ) aangenomen, die de r egering oproept om de gemeenten, de woningbouwcorporaties en de politie meer instrumenten en richtlijnen te geven voor een gezamenlijke aanpak van «hatecrimes» in wijken. Met het ministerie van VenJ is afgesproken, dat u ter voorbereiding op het Algemeen Overleg Aanpak discriminatie op 21 december a.s. nader zal worden geïnformeerd over deze motie. In lijn met het beleid van het vorige kabinet en zoals aangekondigd in mijn Hoofdlijnenbrief, stel ik het COC in staat om door te gaan met het bevorderen van activiteiten op scholen voor en door jongeren zelf, zoals de oprichting van leerling-Gay Straight Allianties (GSA's), en het geven van voorlichting op scholen. Streven daarbij is om het aantal scholen voor voortgezet onderwijs met zo'n leerling-GSA te verdubbelen van 150 naar 300. Een serieus probleem is suïcide onder LHBT-jongeren. Het voorkomen hiervan verdient de volle aandacht van het kabinet. Het ministerie van VWS heeft het bevorderen van de seksuele gezondheid en seksuele we erbaarheid hoog op de agenda staan, zeker waar het gaat om jongeren. Doel is dat jongeren hun wensen en grenzen op het terrein van seksualiteit durven aangeven en dat anderen dat respecteren: dan gaat het ook om het durven uitkomen voor je seksuele geaardheid. Het ministerie van VWS voert ook suïcidepreventiebeleid uit en brengt over de uitvoering jaarlijks verslag uit aan de Tweede Kamer in de zogeheten Jaarrapportage Vermindering suïcidaliteit. Ik heb dit najaar positief gereageerd op een plan van Movisie, het COC en Schorer om de weerbaarheid van LHBT-jongeren te vergroten en suïcidaal gedrag te voorkomen. Dit vormt een goede aanvulling op het beleid van het ministerie van VWS. 2.3. Sociale acceptatie De sociale acceptatie van LHBT-ers door 91% van de Nederlanders is in algemene zin hoog. Desondanks blijft een kwart van de LHBT-ers -ers op het werk in de kast en van degenen die wel open zijn over hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit heeft een aanzienlijk deel vervelende ervaringen op de werkvloer. Ook in de sport en in het onderwijs laat de acceptatie van LHBT-ers te wensen over2. Het kabinet blijft daarom via de landelijke Gay Straight Allianties investeren in sociale acceptatie van LHBT-ers. Ik heb namens het kabinet meegevaren tijdens de Gay Pride op 7 augustus jl. Ik heb daarbij het Dutch Government Pride Platform gelanceerd, dat de acceptatie van homoseksualiteit binnen de overheid moet bevorderen. Ook heb ik tijdens Coming Out Day op 11 oktober jl. de aftrap gegeven voor de actie `Uit de kast werkt beter'. Verschillende (ook religieuze) organisaties die LHBT-ers en/of etnische minderheden vertegenwoordigen hebben mij verzocht om een gesprek. Dit om tot een gezamenlijk plan te komen - in aansluiting op het BZK-project `Bespreekbaar maken van homoseksualiteit in etnische kring' en op 'De Dialoog' - om de sociale acceptatie in etnische en levensbeschouwelijke kring te bevorderen. Dit gespr ek zal binnenkort plaatsvinden. Uit de onlangs gehouden Roze Belweek 20113 blijkt dat - hoewel het beter gaat LHBT-ouderen nog steeds negatieve ervaringen kunnen hebben in de zorg. De uitkomsten laten zien dat de webcommunity en de Roze Tolerantiescan (Roze loper) nog steeds noodzakelijk zijn om de empowerment van Roze Ouderen te verbeteren en de sociale acceptatie in zorginstellingen te bevorderen. Inmiddels hebben ca. 40 instellingen in de sector Verpleging, Verzorging en Thuiszorg een Roze Tolerantiescan doorlopen. België overweegt om dit instrument ook te gaan inzetten. Ik heb inmiddels ook gesproken met de ouderenbonden PCOB en Unie KBO; zij zijn bereid om in overleg met OCW een plan op te stellen om seksuele gerichtheid en genderidentiteit in eigen kring bespreekbaar te maken en komen volgend voorjaar met een voorstel. Het kabinet heeft een impuls gegeven aan het transgenderbeleid. Het wetsvoorstel erkenning transgenderidentiteit (zie 2.1) is hiervan een belangrijk onderdeel . Ik ben daarnaast bereid om de hoogwaardige hulpverlening die Transvisie biedt aan jongeren en aan volwassenen maximaal drie jaar voort te zetten. Het Transgender Netwerk Nederland heeft verder van mij steun ontvangen voor individuele ondersteuning van transgenders en deskundigheidsbevordering op het terrein van arbeid en onderwijs bij instellingen. Het kabinet is in november gastheer geweest van een internationale bijeenkomst gericht op een door wetenschappers gedragen tekstvoorstel over transgenderidentiteit ten behoeve van de revisie van de International Classification of Diseases (ICD) door de WHO. De huidige classificatie in de ICD van transgenderidentiteit als psychische ziekte wordt als kwetsend ervaren en kan aanleiding zijn voor discriminatie en geweld. De planning is dat de nieuwe ICD in 2014 wordt gepubliceerd. 2.4. Internationaal Het kabinet ziet ook een belangrijke rol voor Nederland op internationaal terrein. Op Paarse vrijdag, 9 december 2011, ben ik samen met de m inister van VenJ

gastheer bij de Europese ontmoeting over samenwerking tussen politie en LHBTorganisaties in de aanpak van homo- en transgendervijandig geweld en discriminatie. Daarnaast krijgen ILGA-Europe, IGLYO-Europe en Transgender Europe mijn meerjarige steun bij de capaciteitsopbouw en agendering van de rechten en veiligheid van LHBT-ers. Ook geef ik steun aan LHBT-organisaties in de niet-EUlidstaten van de Raad van Europa via ILGA-Europe. Binnen UNESCO steun ik de agendering door GALE van LHBT in het onderwijs. Verder wil ik u melden dat het aantal Europese kopgroeplanden sinds de Ridderzaalconferentie oktober 2010 is gestegen naar dertien van de 47 lidstaten van de Raad van Europa. Ik ben actief betrokken bij de agendering op bilateraal en multilateraal niveau (o.a. Montenegro, Polen, Estland, Raad van Europa, Europese Unie en Verenigde Naties) door het leveren van deskundigheid, gezamenlijk optreden met gelijkgestemde landen en uitwisseling met collegabewindspersonen op dit terrein. Het k abinet geeft samen met Duitsland, Finland, Noorwegen en Zwitserland meerjarige steun aan het in de praktijk brengen van aanbevelingen van het Comité van Ministers in de Raad van Europa. Doel is om daarmee bij te dragen aan het LHBT-emancipatieproces in tien lidstaten (waaronder Albanië en Montenegro). Het initiatief van de minister van Defensie tot de informele LGBT Working Group met vertegenwoordigers van krijgsmachten van een aantal andere NAVO-landen wordt in 2012 voortgezet en een vervolgbijeenkomst in Den Haag in 2013 wordt voorbereid. Verder steun ik de capaciteitsopbouw van de LHBT-gemeenschap op de Antillen als vervolg op het Pink Orange Akkoord. Ik verwacht voor het eind van dit jaar een concreet en meerjarig projectvoorstel van een alliantie van partijen (ngo's) die het Akkoord ondertekend hebben. Deze alliantie wil met dit programma de LHBT-beweging op de eilanden versterken, een stevig netwerk tussen de organisaties opzetten en gezamenlijk een regionale strategie ontwi kkelen en implementeren. 3. Voortgang van het emancipatiebeleid van vrouwen en mannen 3.1. Talent van vrouwen Het kabinet wil dat vrouwen en jongeren hun talenten op de arbeidsmarkt optimaal benutten. De Eerste Kamer heeft op 31 mei ingestemd met het amendement Kalma c.s. over een evenwichtige samenstelling van de raad van bestuur (RvB) en de raad van commissarissen (RvC). Er wordt naar gestreefd ten minste 30% van de posities door vrouwen en ten minste 30% van de posities door mannen te laten bezetten. Het aantal vrouwen in de raden van bestuur en raden van commissarissen van de bedrijven die onder het amendement vallen zal worden gemonitord. Met het Charter Talent naar de Top streven we naar een groei van het aantal ondertekenaars en een betere sectorspreiding, zodat talent beter doorstroomt naar de top van het bedrijfsleven. In 2010 is het aantal vrouwen aan de top bij de ondertekenaars uit 2008 met 7,5% gestegen. Over de wijze waarop de combinatie van arbeid en zorg wordt onde rsteund heb ik u geïnformeerd in de kabinetsreactie op het SER-advies `Tijden van de Samenleving' op 7 november jl. Op 3 oktober zijn de eerste erkenningen `maatwerken' uitgereikt. Deze erkenning is bedoeld om werkgevers die een optimale combinatie werk en privé mogelijk maken door flexibele werkregelingen en een open cultuur, te belonen en te stimuleren. Wanneer een werkgever de erkenning Maatwerken draagt, maakt hij zich hard om arbeid te laten aansluiten bij de levensfase van de werknemer. Werkgever en werknemer zijn hiervoor echter samen verantwoordelijk. De bedoeling is dat veel meer bedrijven de komende jaren deze erkenning gaan bemachtigen. De bijdrage van mannen aan de emancipatie is een belangrijk aandachtspunt. Het "Plan van de man" uit 2008 is ondertussen in zijn geheel uitgevoerd. Zo is onder andere het ouderschapsverlof verlengd van 13 naar 26 weken, de verhoging van de inkomensonafhankelijke combinatiekorting ingevoerd en de Moderne man prijs uitgereikt. Afgelopen jaar is de campagne `Slimme Mannen, Slimmer Werken' gevoerd en is het thema geïntegreerd in de campagne van de week van Het Nieuwe Werken (HNW). Met Slimmer Werken en HNW kunnen mannen en vrouwen de tijden waarop ze werken en de plaatsen waar ze werken in grotere mate zelf indelen. Dit komt niet alleen de combinatie van arbeid en zorg ten goede, maar ook hun motivatie en daarmee de productiviteit. De Stichting Studerende Moeders heeft een eenmalige subsidie ontvangen voor de ontwikkeling van een ondersteuningsaanbod. De Stichting w ordt hierna geacht haar werk zelfstandig voort te zetten, bijvoorbeeld via vergoedingen voor haar aanbod of via fondswerving. Instellingen zijn zelf verantwoordelijk om er voor te zorgen dat (jonge) moeders in staat zijn om te studeren. De beelden en keuzen van jongeren over studie en beroep zijn cruciaal voor hun latere carrière. In 2012 worden meerjarige pilots in het voortgezet onderwijs uitgevoerd om genderneutrale beelden en keuzegedrag te stimuleren. Om jongeren te stimuleren voor bèta-technische opleidingen en beroepen te kiezen, wordt ingezet op de doorlopende leerlijn po-vmbo-mbo. Vanaf 2012 tot medio 2014 worden bij 3500 klassen in het po vrouwelijke rolmodellen op bèta-gebied ingezet en zullen ruim 175 vmbo-instellingen extra aandacht aan dit onderwerp besteden. 3.2. Eigen kracht van vrouwen Er zijn bijna 1 miljoen laagopgeleide vrouwen zonder baan. Het kabinet zet in op een cultuurverandering waardoor vrouwen een groter belang gaan hechten aan een eigen loopbaan en ink omen. De overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting wordt, ook voor gezinnen met jonge kinderen, geleidelijk afgeschaft. Met 21 grote en middelgrote gemeenten heb ik intentieverklaringen ondertekend om laagopgeleide vrouwen te stimuleren stappen te zetten naar werk of naar een opleiding. Hierbij kunnen de gemeenten gebruik maken van een speciaal ontwikkelde aanpak om deze vrouwen te activeren met als doel de motivatie en ambitie voor werk te vergroten. De aanpak bestaat o.a. uit het stimuleren van vrouwen om hun eigen grenzen te verleggen en zich doelen te stellen om bijvoorbeeld een leerwerktraject of stageplaats te gaan vervullen of een opleiding te volgen. Gemeenten kunnen ondersteuning krijgen bij het organiseren van leer-werktrajecten. Om het emancipatieproces op lokaal niveau beter te monitoren ontwikkelt E-quality een benchmark vrouwenemancipatie voor gemeenten en bedrijven. Daarnaast werkt het kabinet samen met brancheorganisaties in de zorg om zich meer te richten op het onbenutte arbeidspotentieel van vrouwen zonder baan en uitkering. In het kader van het actieplan laaggeletterdheid dat op 8 september jl. naar de Kamer is gestuurd wordt extra aandacht besteed aan laaggeletterde vrouwen. 3.3. Veiligheid van vrouwen Het kabinet zet ook in op het vergroten van de veiligheid en weerbaarheid van meisjes en vrouwen. Een krachtige aanpak van de problematiek vraagt om een rijksbrede aanpak `geweld in huiselijke kring', die zich richt op alle vormen van geweld in huiselijke kring; zoals partnergeweld, kindermishandeling, huwelijksdwang en eergerelateerd geweld, ouderenmishandeling en vrouwelijke genitale verminking. In dit verband heeft het kabinet de Kamer onlangs geïnformeerd over een verscherpte daderaanpak van geweld in huiselijke kring en de beleidsevaluatie huiselijk geweld sinds 2002 (Kamerstukken 2011-2012, 28345, nr.115). In dat kader steun ik een pilot project van de Nederlandse Vrouwenraad (NVR) gericht op maatschappelijke participatie van volwassen vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Daarnaast heeft het kabinet de aanpak van mensenhandel genoemd als prioriteit in het Regeerakkoord. Momenteel bezien de ministeries van VenJ, van VWS en van OCW de mogelijkheden om in dat kader bestaande en nieuwe maatregelen op het gebied van loverboyproblematiek te combineren in een rijksbrede aanpak. Deze aanpak zal zich in ieder geval richten op de aanpak van loverboys, de opvang van de slachtoffers en op het terrein van preventie. De Tweede Kamer wordt eind dit jaar geïnformeerd over de aanpak, die op 20 december door mij en mijn collega's van VenJ en van VWS z al worden gepresenteerd. In dat kader zal ik mijn inzet presenteren om in 2012 t/m 2014 samen met gemeenten een jongerenaanpak met `changemakers' te stimuleren. Verder reik ik dan de Joke Smitprijs uit, die dit jaar in het teken staat van de veiligheid en weerbaarheid van meisjes en vrouwen. OCW levert ook een bijdrage aan het beleid van VWS gericht op seksuele gezondheid. Momenteel lopen projecten om van de weerbaarheid van jongens en mediawijsheid in het voortgezet onderwijs te vergroten. Aansluitend hierop start ik op het gebied van seksuele weerbaarheid samen met mijn collega-minister van VWS een jongerenaanpak met Rutgers WPF en SOA Aids Fonds via social media. 3.4. Internationaal Ook het internationaal bevorderen van de positie en rechten van vrouwen is belangrijk voor het kabinet. Vrouwen vormen een belangrijke groep binnen de ontwikkelingssamenwerking, omdat zij van groot belang zijn voor de stabiliteit, vrede en veiligheid. Het verspreiden van Nederlandse `good practices' , en het zoeken van internationale samenwerking met gelijkgestemde landen, zowel bi- als multilateraal, zijn de belangrijkste uitgangspunten van het kabinetsbeleid. In oktober was Nederland op uitnodiging van de Europese Commissie gastland voor een `seminar exchange of good practices' over flexibel werken en Het Nieuwe Werken. Binnen de EU wordt een gezamenlijke visie voorbereid over gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) ter voorbereiding op de Commission on the Status of Women in maart 2012. Het wetgevingstraject ten behoeve van de ondertekening en ratificatie van het CAHVIO-verdrag (tegen geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld) begint in januari 2012. Op 19 december 2011 is ondertekening voorzien van het tweede Nederlandse Actieplan 1325 door de minister van Buitenlandse Zaken en minister van Defensie (NAP; 2012-2015), waarin de Nederlandse overheid en maatschappelijke organisaties samenwerken. Focus ligt daarbij op het thema `politieke participatie van vrouwen & vrouwelijk leiderschap' voor een beperkt aantal landen (Afghanistan, Burundi, Democratic Republic of Congo, Sudan en Colombia) naast de MENA (Middle East and North Africa)-regio. Voor deze genoemde landen en de MENA-regio worden fondsen beschikbaar gesteld ter ondersteuning van vrouwenbewegingen die zich met het genoemde thema bezighouden. Tot slot investeert Nederland 70 miljoen in Funding Leadership en Opportunities for Women (FLOW).

3. Tot slot De komende jaren gaat het kabinet verder met het borgen van de emancipatie en met het uitvoeren van concreet beleid, zoals beschreven in de Hoofdlijnenbrief en in deze voortgangsrapportage. De verschillende ministeries leveren vanuit de eigen stelselverantwoordelijkheid daaraan hun bijdrage en zij zijn daarop afzonderlijk aanspreekbaar. Ik zie uit naar het eerstvolgend overleg met uw Kamer over de uitvoering van deze emancipatie-agenda.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart