Hoge Raad der Nederlanden

Geen schadevergoeding voor ontslagen bestuurders vermogensbeheerder VPV

Den Haag , 23-12-2011

Korte samenvatting van de uitspraak
DNB en AFM hoeven geen schadevergoeding te betalen aan de twee ontslagen bestuurders van vermogensbeheerder VPV.

Achtergrond
De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) hadden in 2003 aangedrongen op het ontslag van twee bestuurders van vermogensbeheerder Veer Palthe Voûte (VPV). DNB en AFM waren van mening dat deze bestuurders in 1999 met voorwetenschap in aandelen hadden gehandeld. Daarom gaven zij VPV op 14 april 2003 (bindende) aanwijzingen die ertoe hebben geleid dat deze twee bestuurders op 17 april 2003 door VPV zijn ontslagen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft in 2006 beslist dat dit optreden van DNB en AFM onjuist was. Volgens het CBb konden de toezichthouders in april 2003 nog niet redelijkerwijs aannemen dat er sprake was van misbruik van voorwetenschap.
Handel met voorwetenschap is strafbaar (destijds: artikel 46 Wet toezicht effectenverkeer 1995). DNB en AFM hebben aangifte gedaan bij het openbaar ministerie. De twee bestuurders zijn onherroepelijk door de strafrechter veroordeeld voor misbruik van voorwetenschap tot een geldboete (HR 5 juli 2011, LJN BP2620 en LJN BP2551). De twee bestuurders hebben DNB en AFM aansprakelijk gesteld. Volgens hen staat door de beslissing van het CBb vast dat de toezichthouders onrechtmatig hebben gehandeld door in 2003 aan te dringen op hun ontslag. De bestuurders vorderen vergoeding van de schade die het gevolg is van hun ontslag in april 2003.

De procedure bij rechtbank en hof
De rechtbank Amsterdam heeft op 31 december 2008 (LJN BH2297) de vordering van de bestuurders tegen DNB en AFM tot schadevergoeding afgewezen.
In hoger beroep heeft het hof Amsterdam op 15 juni 2010 (LJN BN2244) beslist dat DNB en AFM schadevergoeding moeten betalen. Volgens het hof staat door de beslissing van het CBb vast dat de aanwijzingen van de toezichthouders onrechtmatig waren. Zonder die onjuiste aanwijzingen waren de bestuurders niet in april 2003 ontslagen. DNB en AFM zijn aansprakelijk en moeten de schade vergoeden die van die onjuiste aanwijzingen het gevolg is. Maar toen de bestuurders eenmaal strafrechtelijk waren veroordeeld wegens handel met voorwetenschap (door de rechtbank Amsterdam op 11 februari 2005 de ene bestuurder en op 30 maart 2006 de andere), zouden zij direct daarna ontslagen zijn. Vanaf die data zijn DNB en AFM niet aansprakelijk voor de door de bestuurders geleden schade. De bestuurders hebben in belangrijke mate zelf bijgedragen aan het ontstaan van de schade door de aandelentransacties uit te voeren. Daarom hebben zij 60% eigen schuld en kunnen zij van de (nader vast te stellen) schade maar 40% van de schade van de toezichthouders vergoed krijgen.

De procedure bij de Hoge Raad
De twee bestuurders hebben cassatie ingesteld bij de Hoge Raad (behandelend advocaten: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk en mr. A. Josemans in Amsterdam).
DNB (behandelend advocaten: mr. F.E. Vermeulen en mr. M.F. Noome in Amsterdam) en AFM (advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en mr. G.C. Nieuwland in Den Haag) hebben ook van hun kant cassatie ingesteld. De advocaat-generaal mr. J. Spier heeft op 2 september 2011 de Hoge Raad geadviseerd de uitspraak van het hof te vernietigen en de vorderingen tot schadevergoeding af te wijzen.

Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft beslist dat de toezichthouders DNB en AFM geen schadevergoeding hoeven te betalen aan de twee ontslagen bestuurders van VPV.
Tot de aanwijzingen die DNB en AFM hebben gegeven, en daarmee het ontslag van de bestuurders, zou het niet gekomen zijn als de bestuurders zich niet zouden hebben schuldig gemaakt aan, naar het onherroepelijk oordeel van de strafrechter, misbruik van voorwetenschap. Daartegenover zijn de aan de toezichthouders toe te rekenen omstandigheden die tot de schade hebben bijgedragen te verwaarlozen. Een verdeling van de schade zoals het hof heeft gedaan (60% voor eigen rekening van de bestuurders wegens eigen schuld en 40% voor rekening van de toezichthouders) is niet op zijn plaats.

Gevolgen van deze uitspraak
De vordering tot schadevergoeding van de twee bestuurders tegen DNB en AFM is definitief afgewezen.

Uitspraken: BT7193


Zie het origineel