Eerste vliegende honingbijen alweer gespot

Honingbijen hebben de hele winter in een wintertros gezeten in de bijenkast. Zodra na de kortste dag het weer het toelaat, komen de bijen de kast uit. Meestal is dat op een dag dat er weinig wind is, met een zonnetje en een temperatuur van boven de 12DEGC, vaak al in februari, soms in maart. Het bijenvolk maakt zich klaar voor het groeiseizoen.

In de eerste week van maart was het dan zover. De bijen konden weer voor de eerste keer naar buiten. Het belangrijkste dat moet gebeuren na een maand of 3 in de kast te hebben gezeten, komt dan eerst: de reinigingsvlucht. Na dat achter de rug te hebben, kan het bijenseizoen toch echt beginnen. Oke, soms weer even tijdelijk terug de kast in voor een koude periode, maar de eerste bloemen nuttig voor honingbijen staan al rijk in bloei (krokus, sneeuwklokjes).

Toch hebben de bijen het vaak moeilijk. Een flink aantal factoren kunnen negatieve effecten hebben op de groei en ontwikkeling van jonge honingbijen, factoren zoals ziekten en/of parasieten, voedsel aanbod of diversiteit, gewasbeschermingsmiddelen in het milieu, noem maar op. De ectoparasiet Varroa destructor in combinatie met een of meer andere stressoren (zoals hierboven genoemd), wordt beschouwd als een van de belangrijkste oorzaken voor bijensterfte. V. destructor parasiteert honingbijen vooral tijdens de verpopfase van de bij, waarbij de mijt eet van het bijenhemolymf (=bijenbloed).

In een experiment is onderzocht wat het interactieve effect is van de beschikbaarheid van stuifmeel op de groei en het eiwitgehalte van jonge bijen die uitgeliepen met of zonder V. destructor besmetting tijdens het verpoppen. Stuifmeel is voor jonge bijen erg belangrijk in de eerste 8-10 dagen van hun volwassen leven omdat in die periode hun lichaamseiwitvoorraad voor de rest van hun leven wordt aangelegd. Stuifmeel is de enige bron van eiwit voor honingbijen. Er werd verwacht dat een besmetting met V. destructor in bijen die minder stuifmeel krijgen een groter negatief effect zou hebben op de ontwikkeling van deze bijen dan wanneer deze bijen geen besmetting zouden hebben gehad. Bovendien werd verwacht dat zelfs als de jonge bijen ruim voldoende stuifmeel ter beschikking hadden, het negatieve effect van varroa, opgedaan tijdens de verpopfase, toch niet teniet gedaan kan worden door extra te eten.

Het experiment wees uit dat zowel een V. destructor besmetting als gereduceerde beschikbaarheid van stuifmeel de groei en eiwitopbouw van de jonge bijen beperkte. Veel stuifmeel zorgde na een week eten inderdaad niet voor compensatie van de negatieve effecten (groei en eiwitopbouw) door V. destructor. V. destructor en gebrek aan voeding staan ver bovenaan de lijst van aan bijensterfte gerelateerde factoren. Dit experiment laat zien dat beide factoren substantiele effecten hebben op jonge bijen. Voldoende stuifmeel leidt niet tot compensatie van de achterstand in groei en eiwitopbouw veroorzaakt door V. destructor parasitisme.

Bron: C. van Dooremalen, E. Stam, L. Gerritsen, B. Cornelissen, J. van der Steen,

F. van Langevelde, T. Blacquiere (2013) Interactive effect of reduced pollen availability and Varroa destructor infestation limits growth and protein content of young honey bees. Journal of insect physiology (In Press).