Eric Smaling: 'Landbouw en natuur staan met de rug naar elkaar'

SP-Kamerlid Eric Smaling hield woensdag zijn maidenspeech in de Tweede Kamer tijdens het debat over gewasbeschermingsmiddelen. Smaling maakte daarmee zijn debuut in de Tweede Kamer.

Eric Smaling

Smaling pleitte in zijn speech voor betere regels op het gebied van natuur en milieu en sprak zijn zorgen uit dat Nederland niet voldoet aan richtlijnen voor kwaliteit van water en lucht. 'Nederland is kwetsbaar door onze grote bevolkingsdichtheid en hoeveelheid dieren. De landbouw en onze natuur staan al zo lang met de rug tegen elkaar. Verbind die natuurgebieden nu eens en zorg dat er een buffer van alleen kleinschalige, extensieve landbouw omheen ligt.'

Emile Roemer Na de speech ontving Smaling ook applaus vanaf de publieke tribune.

Lees hier zijn hele bijdrage:

Op 4 juni 1963, op een dag na precies 50 jaar geleden, sprak Rachel Carson het Amerikaanse Congres toe. Het was het jaar na de verschijning van haar beroemde boek Silent Spring, Dode Lente. Het boek is een aaneengesloten tirade tegen de verwoesting die het insecticide DDT toen aanrichtte. Silent Spring wordt wel gezien als het eerste echte milieupamflet en heeft een enorme impact gehad. In Nederland is het milieubewustzijn pas in 1973 echt tot leven gekomen. Barend Servet opende toen iedereen de ogen met de allereerste milieuhit `Waar moet dat heen, hoe zal dat gaan.'

Het is zinvol om even terug te kijken op die periode. Zo heerste in de jaren vijftig en zestig grote euforie over bestrijdingsmiddelen. Met de hongerwinter nog vers in het geheugen was er een begrijpelijke naoorlogse fixatie op een hoge landbouwproductie. Veel Marshall-geld werd besteed aan landbouwonderzoek en -voorlichting, gericht op productiviteitsverhoging. Het draaide om zaad- en gewasveredeling, fokkerijprogramma's, kunstmest en het bestrijden van ziektes en plagen met landbouwgif. We schaamden ons daar ook niet voor in die tijd. Gewasbeschermingsmiddelen heetten nog gewoon bestrijdingsmiddelen en biociden rattengif. Een kruid werd een onkruid, bepaalde dieren werden ongedierte. Pas na verloop van tijd kregen we zicht op de keerzijde van DDT en ander schadelijke chemische stoffen: nuttige insecten gingen massaal de pijp uit, er ging resistentie optreden door genetische aanpassing van de plantaardige en dierlijke genocideslachtoffers en slecht afbreekbare stoffen hoopten zich op in bodem en grondwater en dreigden in de voedselketen terecht te komen. Pas eind jaren 70 werden milieurichtingen in het hoger onderwijs populair.

En toch, voorzitter, ondanks Rachel Carson, Barend Servet, de insectenkundigen in Wageningen, laat ik die ook noemen, en enkele mindere goden zijn we nog steeds het smerige hoekje van West-Europa. Op elke kaart zie je het weer, van het Planbureau voor de Leefomgeving, van het Europese Milieuagentschap, van UNEP, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties: hier lijkt alle rotzooi samen te komen. De Europese Unie is gelukkig vrij streng op milieugebied en mijn fractie hoopt dat dat zo blijft. Jazeker, de SP in de bres voor Europese regelgeving! Deze week stond namelijk dreigende taal in de krant dat bedrijven gecompenseerd zouden moeten worden als ze last hebben van de milieurichtlijnen. Klopt dat, vraag ik aan de staatssecretaris, en heeft dat ook betrekking op dit wetsvoorstel? Dit is toch ook een hinderlijk wetsvoorstel voor een deel van het bedrijfsleven. Maar goed, Nederland voldoet dus nog steeds niet aan de Europese milieuregels, niet aan kaderrichtlijn water, niet aan de nitraatrichtlijn, niet aan de luchtkwaliteitsrichtlijn. Voor de vogel- en habitatrichtlijn zijn net weer 30 natuurgebieden aangewezen door het Rijk, maar het lijkt me een illusie dat overal de beoogde biodiversiteitsdoelstellingen gehaald worden. We zijn kwetsbaar door onze ligging: een hoge grondwaterstand en een fors areaal zandgronden waar stoffen makkelijk uitspoelen. Kunnen we weinig aan doen. We zijn kwetsbaar door onze bevolkingsdichtheid. We wonen overal dichtbij. Kunnen we ook weinig aan doen. We zijn kwetsbaar omdat we teveel dieren houden. Er zijn meer varkens op de Peel en in de Kempen dan voor de varkenspestuitbraak in 1997. Daar kunnen we wel degelijk iets aan doen, maar landbouw en natuur staan in dit land al zo lang en op een hopeloze manier met de rug naar elkaar. Verbind die natuurgebieden nu eens en zorg dat er een buffer van alleen kleinschalige, extensieve landbouw omheen ligt!

Het wetsvoorstel betreft de vertaling van een Europese verordening in nationale wetgeving. Dat leek me onvoorstelbaar saai voor een maiden speech, maar bij nader inzien valt het toch wel mee. Twee zaken vis ik er uit. 1. De waakhond. Onze waakhond in Nederland heet het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden, het CTGB. Er is ook een Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA) dat zich gaat bezighouden met het gecentraliseerde toelatingssysteem, de Unietoelating. Maar het is ook Europa, dus er zijn 27 CTGBs, die de verordening omzetten in nationale wetgeving. Het wordt niet helemaal duidelijk of het speelveld straks gelijk of hobbelig is. Er zal altijd een CTGB zijn die de laagste eisen stelt, of een CTGB met de minste expertise. Toch kan een bedrijf daar zijn product laten goedkeuren, waarna het in principe hier gebruikt kan worden. Ons CTGBs moet opdrachten verwerven, het is immers een ZBO. Een streng CTGB prijst zichzelf uit de markt, wat natuurlijk helemaal niet zou moeten. Hoe zeker is de staatssecretaris dat in Oost-Europa de eisen en de naleving goed op orde zijn? Oost-Europese lidstaten kenden in het recente verleden enorm veel vervuiling. Het riviertje de Prut dat Roemenie van Moldavie scheidt, doet zijn naam eer aan en de Baltische Zee is zwaar vervuild door overmatig gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen in het verleden. Hoe waterdicht is het systeem en hoe verhouden die toelatingsmandaten zich tot elkaar? Daarnaast speelt ook de handhaving. Zo zijn met biociden behandelde voorwerpen aan restricties gebonden, maar de Memorie van Toelichting geeft aan dat er geen lijst is om welke voorwerpen het gaat, omdat dat onduidelijk is. Is het voor de staatssecretaris wel duidelijk?

2. De belanghebbenden. In de Memorie van Toelichting staat `De verordening is in continue, nauwe samenwerking met het bedrijfsleven tot stand gekomen, zowel nationaal als internationaal'. Waarom alleen het bedrijfsleven? Is er geen overleg geweest met de GGD, met waterbedrijven, met milieuorganisaties? Nederland is een grote speler in de zaadsector en had familiebedrijven zoals De Ruiter en Royal Sluis. Iedereen hier heeft zijn parkiet vroeger wel eens gevoerd met hun zaad. Ze zijn inmiddels, na diverse overnames en ontslagrondes, beland in de handen van Monsanto, de multinational van het ontbladeringsmiddel Agent Orange, van de `terminator genes', die zorgden dat geoogst zaad niet gebruikt kan worden voor een volgend gewas. En ook van de genenpolitie, die boeren voor de rechter sleepte als er wat gepatenteerd gentechzaad hun veld was binnengewaaid. Is het CTGB opgewassen tegen dergelijke giganten? Hoe vindt het overleg plaats? Het CTGB is blijkbaar wel opgewassen tegen de Europese NGO Pesticide Action Network, want die is te verstaan gegeven zich niet met de evaluatie van het CTGB te bemoeien. Waarom neemt het CTGB een dergelijke positie in?

Voorzitter, je kunt rond dit onderwerp een handige verdeling in vier categorieen maken. Dat maakt zo'n wetsvoorstel ook veel leuker om te lezen. Categorie 1 is datgene waarvan je weet dat je het weet. We weten hoe slecht DDT is, we hebben het verboden, maar in ontwikkelingslanden wordt het nog steeds gebruikt. Vaak wordt er met een handsprayer gewerkt en knuffelt de landarbeider 's avonds met zijn DDT-handen zijn kinderen. We zijn heel streng op wat we importeren uit die landen, maar waarom helpen wij die landen met alle kennis die we hebben niet resoluut van die rotzooi af? Is dat niet iets voor dat revolving fund van minister Ploumen?

Categorie 2 is datgene waarvan je weet dat je het niet weet. Door onderzoek kun je die categorie verkleinen en categorie 1 vergroten. De vraag is dan: welk type onderzoek, wie voert het uit en hoe? Een quick scan is iets anders dan een groot experiment met veel herhalingen, proefdieren, deelname van de bevolking en controlegroepen. Is er sprake van een urgente kwestie? Is er een schandaal of een ramp geweest, die aanleiding geeft geld vrij te spelen, of is er ruimte voor fundamenteel onderzoek? Dat zijn keuzes waar de politiek een rol in speelt. Op een van onze universiteiten is kort geleden een bijzonder hoogleraar aangesteld die ook een hoge functie bekleedt bij BASF. Het bedrijf betaalt de leerstoel. Als hoogleraar heb je redelijk de vrije hand om keuzes te maken wat je onderzoekt. Maar ga je ook datgene onderzoeken wat schadelijk kan zijn voor je broodheer? Bij een universiteit speelt dat niet, bij een bedrijf wel degelijk. Hoe staat de staatssecretaris hierin? Ander onderzoek vindt misschien niet plaats. Zo kan het buitenshuis vergiftigen van ratten invloed hebben op bunzingen die zich te goed doen aan ratten die op apegapen ligt. Bunzingen zijn nodig om de ganzenpopulatie onder controle te houden, want die arme dieren verpesten het op het moment weer voor andere vogels en voor de boer. Huisdieren overlijden als zij rattengif eten. Biocides zoals rattengif zijn in elke winkel te koop en worden tentoongesteld als ware het limonade. Is dat omdat we al weten wat we weten, vraag ik de staatssecretaris.

Categorie 3 is datgene waarvan je niet weet dat je het weet. Vaak gaat het om zaken waarvan je niet wilt weten dat je het weet, het is de categorie van het wegkijken, van de onderzoeksresultaten die in een la terecht komen, van de zorgfraudes, van de Bulgarentoeslagen. Of zaken die alleen via klokkenluiders tot ons komen. Mensen die uitgekotst, berooid in een stacaravan of met een strafblad aan de broek verder moeten in het leven. Toen duidelijk werd wat asbest werkelijk kon aanrichten, duurde het nog jaren voordat dat algemeen werd onderkend. Niet iedereen had daar namelijk belang bij. Mijn Eerste Kamercollega Ruers kan daar een boek over opendoen. Een ander voorbeeld is recent, namelijk dat van de bijensterfte. De Europese Commissie heeft het gebruik van neonicotinoiden op 29 april 2013 tot nader order heeft verboden. De European Food Safety Authority EFSA maakte namelijk melding van `onaanvaardbare schade toegebracht aan bijenvolkeren'. Het CTGB geeft echter aan dat er geen bewijs is dat bijensterfte plaatsvindt als gevolg van deze middelen, op basis van `openbare literatuur'. De multinational Syngenta zegt dat het voorstel tot een moratorium op deze middelen gebaseerd is op `ondermaatse wetenschap' en geen recht doet aan `een schat aan bewijs uit de praktijk.' Een ander voorbeeld draait om een van de lievelingen van Monsanto, de onkruidbestrijder glyfosaat. De bekendheid is groter onder de naam Roundup Ready, een product dat gekoppeld is aan genetisch gemodificeerde mais en soja. Het werkt pas in op onkruid als dat ontkiemd is. Daarmee wordt ook het weliswaar resistente maar nog te oogsten gewas besproeid en komt de stof in de voedselketen terecht. Het bewijs bouwt zich op dat deze stof schadelijke effecten heeft op mens en dier. Je ziet dat het bedrijfsleven er soms belang bij heeft in categorie 3 te blijven hangen.

Categorie 4 tenslotte beslaat datgene waarvan je niet weet dat je het niet weet. Het boeiende is dat we niet weten hoe groot die categorie is, in vergelijking met de drie anderen. Er valt van alles onder. Wat ontdekken we nog, wat vinden we nog uit, wat ligt er nog voor moois of akeligs in het verschiet, welke anonieme briefjes krijgen we nog? Rachel Carson schreef dingen op waarvan we een tijd daarvoor niet wisten dat we ze niet wisten, door Barend Servet gingen we kijken waar we eerder niet naar keken. Maar een ding is zeker: aan alles komt een eind, en dus ook aan deze maidenspeech.

Eric Smaling