Grootschalig gebruik neonicotinoiden zet bestuiving op het spel

Wetenschappers dringen aan op transitie naar bijvriendelijke landbouw
Samenvatting Wereldwijd kampen imkers met abnormaal hoge volksterfte en verzwakte bijen. Een internationaal team van wetenschappers geleid door de Universiteit Utrecht bracht de recente wetenschappelijke stand van kennis over de effecten van neonicotinoide-insecticiden op bijen in kaart. Grootschalig preventief gebruik in de landbouw, in combinatie met hoge persistentie in bodem en water en opname door planten die het gif doorgeven aan hun stuifmeel en nectar, leiden tot substantiele risico's. De wetenschappers concluderen in het wetenschappelijke tijdschrift Current Opinion in Environmental Sustainability dat de bestuiving van bloeiende planten en landbouwgewassen op het spel staat.

Nieuwe studies verschijnen in hoog tempo

Een derde van de wereldvoedselproductie en 87,5% van alle bloeiende planten op aarde is afhankelijk van bestuivende insecten. Om honingbijen te beschermen besloot de Europese Commissie op 24 mei 2013 het gebruik van de drie giftigste neonicotinoiden te verbieden in de teelt van gewassen die aantrekkelijk zijn voor bijen.

De afgelopen twee jaar verschenen meer dan 150 nieuwe wetenschappelijke studies over neonicotinoiden en hun effecten op bijen. Een internationaal team van zes wetenschappers onder leiding van dr. Jeroen van der Sluijs van het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling van Universiteit Utrecht, heeft voor het eerst een synthese gemaakt van al deze nieuwe inzichten. De studie verschijnt vandaag in het toonaangevende Elsevier tijdschrift Current Opinion in Environmental Sustainability. Dezelfde groep publiceerde vorige maand de ontdekking dat de grootschalige vervuiling van oppervlaktewater met het neonicotinoide imidacloprid heeft geleid tot een dramatische afname (gemiddeld een afname van 70%) van de insectenrijkdom in en om het vervuilde water.

"Tegenwoordig zitten in het stuifmeel en nectar van vele bloeiende gewassen en een onbekend deel van de wilde bloeiende planten residuen van neonicotinoiden."

icon Jeroen van der Sluijs, docent Nieuwe Risico's aan de Universiteit Utrecht Jeroen van der Sluijs, docent Nieuwe Risico's aan de Universiteit Utrecht

Agrochemische landschap ingrijpend veranderd

Het populair worden van preventieve (profylactisch) toediening van neonicotinoiden in de landbouw heeft geleid tot zeer grootschalig gebruik. In nog geen twintig jaar hebben neonicotinoiden ruim 26% van de wereld insecticidenmarkt veroverd en zijn daarmee uitgegroeid tot het meest gebruikte middel in meer dan 120 landen op honderden gewassen. Neonicotinoiden spoelen gemakkelijk uit. Hun hoge persistentie in bodem en water leidt tot grootschalige milieuverontreiniging. Neonicotinoiden worden actief opgenomen door planten die daardoor van binnen uit giftig worden, inclusief hun bloemen.

Voor bestuivende insecten zoals bijen heeft dit het agrochemische landschap ingrijpend gewijzigd. Van der Sluijs licht toe: "Tegenwoordig zitten in het stuifmeel en nectar van vele bloeiende gewassen en een onbekend deel van de wilde bloeiende planten residuen van neonicotinoiden. Een groot deel van het water dat bijen nodig hebben als drinkwater en koelmiddel voor de kast is er ook mee verontreinigd". Recente studies tonen aan dat zelfs kleine sporen van neonicotinoiden in stuifmeel, nectar of water dodelijk kunnen zijn voor bijen als ze er langdurig mee in aanraking komen.

Lage concentraties verzwakken de kolonie

Bij residuniveaus zoals die bij normaal gebruik ontstaan in landbouwgebieden blijken neonicotinoiden een groot aantal effecten te hebben op het gedrag en de ontwikkeling van bijen (de zogenaamde `subletale effecten'). Effecten die bij dergelijke concentraties zijn aangetoond in recente studies zijn onder meer: verstoring van het foerageergedrag, verstoring van het broed en de ontwikkeling van larven, verstoring van geheugen en leervermogen, verstoring van de kwispeldans, beschadiging van het centraal zenuwstelsel, verhoogde vatbaarheid voor infectieziekten en verstoring van het hygienisch gedrag. Al deze effecten werken verzwakkend op het bijenvolk. Zelfs bij zeer lage concentraties neonicotinoiden is een verhoogde vatbaarheid voor de besmettelijke bijenziekte Nosema ceranae aangetoond, de combinatie kan leiden tot volledige instorting van een volk.

Huidige toelating gebaseerd op onbetrouwbare veldstudies

De voorgeschreven protocollen voor veldstudies zoals die worden gebruikt bij toelatingsonderzoek voor gewasbeschermingsmiddelen zijn sterk verouderd. Ze houden geen rekening met gedragseffecten, lange termijn effecten en effecten op kolonieniveau. Ernstige tekortkomingen van bestaande veldstudies zijn onder meer het kleine aantal testvolken en hun kleine omvang, het regelmatig aantreffen van neonicotinoiden in de onbehandelde controle volken, de veel te kleine afstand tussen kast en proefveld, de korte opvolgperiode, en het veel te kleine oppervlak van het proefveld. Hierdoor is niet vast te stellen hoe groot de werkelijke blootstelling is geweest tijdens zo'n veldstudie. Die ligt waarschijnlijk ver onder de totale dosis die een bijenvolk in werkelijkheid binnen kan krijgen in een intensief landbouwgebied, waar tal van gewassen op verschillende momenten in het jaar met verschillende middelen uit de neonicotinoiden groep worden behandeld.

Gelet op deze ernstige tekortkomingen van veldstudies is het uitgangspunt dat veldstudies meer gewicht krijgen bij de toelatingsbesluiten dan labstudies niet langer verdedigbaar. De wetenschappers dringen er op aan om bij de risicobeoordeling voortaan het meeste gewicht te geven aan reproduceerbare gecontroleerde lab en semi-veldstudies. "De verhouding tussen de concentraties zoals je die in landbouwgebieden vind en de concentraties waarbij in het lab geen effecten aantoonbaar zijn is een betrouwbare maat voor het risico", aldus Van der Sluijs.

Bijvriendelijke alternatieven dringend gewenst

Door de breedwerkende (niet plaag-selectieve) giftigheid van neonicotinoiden en het grootschalig preventief gebruik in de landbouw loopt de bestuiving van bloeiende planten en landbouwgewassen gevaar. De wetenschappers concluderen dat een wereldwijde omschakeling naar bijvriendelijke landbouwpraktijken dringend gewenst is. Het recente EU verbod voor gebruik op bloeiende gewassen is een eerste stap in de goede richting.

Moet Japan het Europese voorbeeld volgen?

Dr. Van der Sluijs en collega's presenteren deze week hun nieuwe bevindingen in Tokyo tijdens een internationaal IUCN-symposium. In Azie worden neonicotinoiden op grote schaal preventief gebruikt in de natte rijstbouw, wat daar zowel tot hoge bijensterfte rond de rijstvelden als tot vervuiling van draslanden en oppervlaktewater leidt. Europese en Aziatische wetenschappers buigen zich over de vraag wat de nieuwe inzichten betekenen voor de bescherming van bijen en kwetsbare natte natuurgebieden in Japan en Azie. Moet Japan het Europees voorbeeld volgen en het gebruik van neonicotinoiden aan banden leggen en de weg banen voor de rest van Azie?

Jeroen van der Sluijs, Noa Simon-Delso, Dave Goulson, Laura Maxim, Jean-Marc Bonmatin en Luc Belzunces schreven het artikel dat vandaag verscheen in Current Opinion in Environmental Sustainability. Een deel van het werk is mogelijk gemaakt door een gift van Stichting Triodos Foundation, die een fonds heeft ingesteld voor onafhankelijk onderzoek naar het verband tussen systemische pesticiden en bijensterfte.