Een literaire kijk op de kinderpsyche


28 oktober 2013

Psychologie is mensenkennis en literatuur is daarvoor een onuitputtelijke bron, vindt kinder- en jeugdpsychiater Frits Boer. Werk van Coetzee, Nabokov, Hermans en Reve zou verplichte literatuur moeten zijn voor psychologen en psychiaters.

Wetenschap is een serieuze zaak, maar de dwang om allerlei gestandaardiseerde begrippen te gebruiken is voor de psychologie en psychiatrie de dood in de pot. Dat zei hoogleraar Kinder- en Jeugdpsychiatrie Frits Boer al bij zijn afscheidsrede in 2009. `We moeten weer gaan spelen', luidt nu de
kop boven de inleiding in zijn net verschenen boekje. De psychiatrie en psychologie dreigen een naar binnen gekeerde, benauwde blik op mensen te krijgen, dus het is tijd om de ramen open te zetten en weer frisse lucht binnen te laten stromen. Dat doet de emeritus door de literatuur te hulp te
roepen. Literatuur en theater zijn een bron van speels gebrachte mensenkennis, vindt hij. In zijn boekje Tussen de regels. Veertien literaire meesterwerken (kinder)psychologisch bekeken heeft Frits Boer zich op de psychobellettrie gestort: de psychologie van de kindertijd, door literatuur
geinspireerd. Het zijn gebundelde en deels bewerkte columns die eerder zijn verschenen in het tijdschrift Kind en Adolescent Praktijk. Aan de hand van schrijvers als Nabokov, W.F.Hermans en Coetzee behandelt hij thema's als (kinder)geluk, Asperger en hechtingsgedrag.
Het is typisch iets wat kan na afloop van een actieve academische en wetenschappelijke carriere, vertelt Boer. `Ik krijg wat meer ruimte om te spelen. Die ruimte benut ik graag. Ik hoef niet bij alles na te denken of het wel kan. Dat is anders dan tijdens mijn beroepsloopbaan. Bovendien had ik
toen geen tijd; ik moest productie maken, artikelen schrijven, promovendi begeleiden. Maar ik schrijf geen dingen die ik niet kan verantwoorden.' Boer schrijft makkelijk en leesbaar. Het is duidelijk te merken dat de emeritus hoogleraar een redelijk journalistieke achtergrond heeft; hij was
ooit redacteur van de bladen Hitweek en Aloha. Naast zijn werk heeft hij altijd voor een algemeen publiek geschreven.

Op de schouders van reuzen
Onder de verschillende titels die Boer in zijn boek behandelt, heeft hij niet echt een favoriet. `Ik zoek boeken uit die goed geschreven zijn en die iets vertellen over kinderen. W.F. Hermans is al een favoriet sinds mijn studententijd. Ook Nabokov en Reve ken ik al heel lang. De grote
verrassing was Knausgaard, een meesterlijke schrijver. Hij is nu heel bekend, maar toen ik zijn boek Vader las, was dat nog niet zo. Ik mag een beetje op de schouders van de reuzen staan, de hele grote schrijvers.'
Opvallend aanwezig tussen deze literaire grootheden: Nelleke Zandwijk, beeldend kunstenaar en receptioniste van het Amsterdamse centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie De Bascule. Volgens Boer `echt een heel goede schrijfster'. `In haar boek Pierenland is het meesterlijk hoe ze een meisje van
13 neerzet dat niet goed kan vertellen hoe ze zich voelt. Ik gun haar zeer dat ze in deze rij van reuzen mag meewandelen.' Boer noemt Pierenland zelfs een psychologische goudmijn, omdat het in een uitgebreide monologue interieur weergeeft wat er achter het pantser van puberale stuursheid
schuilgaat. Boer schrijft: `In een tijd waarin het puberbrein vooral via beeldvormende technieken zichtbaar wordt gemaakt, is literaire beeldvorming een welkome aanvulling.'
Zoals het boek Pierenland inzicht geeft in het puberbrein en de tegenstrijdige gevoelens in de puberteit, zo helpt J.M. Coetzee's boek Scenes uit de provincie om meer te begrijpen van de moeder-zoonrelatie, gezinsinteractie en hechtingsproblematiek. De jeugdherinneringen van Nobelprijswinnaar
Coetzee geven Boer de gelegenheid om de gehechtheidstheorie van John Bowlby erbij te halen. Dat was geen vooropgezet plan, vertelt hij. `Als ik een boek uit heb, vraag ik me af wat me het meest treft. Daarna ga ik het kaderen. Coetzee heeft heel mooi beschreven hoe een kind als een Kortjakje
met buikpijn naar school gaat. Hij beschrijft het dwingende dat het kind naar zijn moeder heeft, hoe hij niet verdraagt dat zijn moeder een eigen leven heeft. Dan ga ik zoeken wat er geschreven is over schoolziekte en separatieangst, en zo kom ik bij Bowlby terecht.' Op diezelfde manier geeft
Het nieuwe leven van Orhan Pamuk een aanknopingspunt om uit te weiden over psychose en schizofrenie. `Wat de hoofdpersoon meemaakt, lijkt daar erg op', zegt Boer. `Daar kan ik het een en ander van gebruiken en zo kan Pamuk ons helpen om de psychologie van deze stoornis beter te begrijpen.'

Jeugdherinneringen
Emma Donoghue vindt Boer als schrijfster niet tot de groten behoren, toch zegt hij nadrukkelijk dat zij met haar boek Kamer de psychologie een dienst bewijst. Het boek vertelt het verhaal van ontvoerde en vervolgens in een kelder opgesloten vrouw en haar zoontje, geboren uit een van de vele
verkrachtingen door de gijzelnemer. Donoghue schreef het verhaal vanuit het perspectief van het kind. `Een uitmuntend gedachte-experiment', zegt Boer. `Het geeft een prachtig beeld van het denken van een vijfjarige en laat vooral zien hoe het mogelijk is om extreme omstandigheden te
verdragen.'
Hermans (De elektriseermachine van Wimhurst) en Reve (Werther Nieland) beschrijven vooral gekwelde kinderen. `Nabokov, voor mij de allergrootste schrijver, heeft het in zijn jeugdherinneringen Geheugen, juist over een kind dat ongelofelijk openstaat voor de natuur en de wereld. Het is bijna
zintuiglijk. Dat past bij mijn manier van kijken: je moet niet meteen de DSM erbij halen en alle stoornissen behandelen. We werken noodgedwongen met gestandaardiseerde begrippen, maar je moet je bewust blijven dat dat een reductionistische benadering is. Psychologie is van iedereen. We moeten
heel erg openstaan voor bij uitstek theatermakers, filmers en schrijvers.'
Daarmee is het meeste recente boek van Frits Boer een duidelijk pleidooi voor een grotere rol van de kunsten in de psychologie en psychiatrie, ook al tijdens de studie. `Natuurlijk moet je als student alles leren over de hippocampus, de amygdala en de neurobiologie. Maar het brein heeft te
veel meerwaarde gekregen. Alleen als je het woordje brein in de zin kon verpakken, was het serieuze wetenschap. Dat is totale onzin. Er valt veel te halen buiten de hekken van de officiele wetenschap.'

Jasper Enklaar