Ingezonden persbericht


Den Haag, 14 oktober 2014

Inbreng Marleen Barth ( Eerste Kamer PvdA ) bij de Algemene Politieke Beschouwingen 2014

Gesproken woord geldt

Voorzitter,
"Een natie is een gemeenschap van mensen met een gedeeld verleden van gemeenschappelijke vreugde en verdriet, die bereid zijn om op grond daarvan ook gezamenlijk verder te gaan". Dat schreef de Franse denker Ernest Renan in 1882. Als historische lotsverbondenheid inderdaad een basis van natiebesef is, dan heeft dat deze zomer in Nederland een nieuwe bevestiging gevonden. Het gedeelde verdriet over de ramp met vlucht MH17 -dat ook in het hart van onze fractie gevoeld wordt- en de grote waardigheid waarmee we als land met dat verdriet omgaan, heeft de eenheid van onze samenleving versterkt. De context waarbinnen MH17 is neergestort, toont hoe zeer de randen van Europa in brand staan. 2014 leek een herinneringsjaar te gaan worden: precies 100 jaar na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, 75 jaar na het begin van de Tweede Wereldoorlog en 25 jaar na de val van de Berlijnse Muur. Maar 2014 is vooral een jaar van actuele conflicten en geweld geworden. Door de oorlog in Oekraïne wordt ook het leven van mensen daar aan flarden geschoten. In de verhouding met Rusland lijken de tijden van de Koude Oorlog te herleven. Mensen in Finland, Estland of Turkije vragen zich ongerust af of het werkelijk waar kan zijn dat er voor hen oorlog dreigt. Moedeloos makend is de nieuwe episode van geweld in Gaza, die deze zomer aan duizenden het leven heeft gekost. Elke poging tot duurzame vrede lijkt daar stuk te lopen op onwil van beide kanten. Met de opkomst van IS wordt de internationale rechtsorde zeer ernstig bedreigd, en valt de lokale bevolking in handen van terroristen die geen enkel respect voor mensenrechten en humanitaire waarden tonen. Onze fractie steunt de koers die het kabinet vaart in zijn aanpak van deze kwesties. Wel willen we er op aandringen dat Nederland op het internationale toneel de rol blijft spelen waar ons land al decennia zo sterk in is: voortrekker van internationale dialoog, aanjager van herstel van rechtsorde en vreedzame oplossingen. Sancties en militaire acties zijn noodzakelijk, maar niet voldoende. Is de minister-president dat met ons eens? Is het kabinet bereid om in en met deze conflictgebieden ook te investeren in dialoog, ontwikkeling en wederopbouw? Hoe ziet hij de rol daarbij van de EU en de VN? Ziet hij, als het gaat om het conflict tussen Israël en de Palestijnen, nog nieuwe aanknopingspunten in het advies van de AIV dat op verzoek van deze Kamer tot stand is gekomen, nu de initiatieven van minister Kerry op niks uitgelopen lijken te zijn? Deze conflicten bewijzen eens te meer het belang van een sterke, dienstbare, integere en rechtvaardige overheid. Als bestuurders de belangen van hun burgers niet voorop plaatsen, zijn burgers het eerst en het hardst de dupe. In ons land is, net als in de rest van West-Europa, sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog hard gewerkt om een sterke en sociaal betrokken overheid op te bouwen. Dat heeft geleid tot grote welvaart en de langste periode van vrede uit de Europese geschiedenis. Velen veronderstellen dat dit vanzelf spreekt en doen er zelfs cynisch over. Maar het geweld van deze zomer bewijst de grote waarde van een overheid die haar burgers dient, die de gelijkwaardige rechten van elk individu bewaakt en respecteert, die internationale samenwerking zoekt en mensen niet beschouwt als inwisselbare pionnen in een gewelddadig strategisch spel. Wij kunnen deze eigenlijk nog zo jonge traditie van vrede, tolerantie, sociale rechtvaardigheid en solidariteit in Nederland en Europa alleen maar doorgeven aan volgende generaties als bestuurders én burgers doordrongen zijn van de waarde en waarden van die traditie, en bereid blijven om die traditie te onderhouden en er gezamenlijk actief aan verder te bouwen. De EU staat aan de vooravond van een nieuwe bestuursperiode. We vragen de minister-president hoe Nederland daarin zijn rol wil spelen, en welke bijdrage ons land zal leveren aan het versterken van de Europese identiteit? Onderschrijft hij met ons het belang van de door mij geschetste actieve internationale opstelling van ons land? Ondertussen gaan van de conflicten in het Midden-Oosten en met name Oekraïne ook dreigingen uit voor het broze herstel van de Nederlandse economie. Er lijken de nodige seinen op groen te staan: de uitzendsector meldt een stevige groei, de werkloosheid daalt, de koopkracht trekt volgend jaar weer wat aan, consumenten- en producentenvertrouwen groeien. Maar er is nog geen enkele reden om achterover te leunen. Vooral de werkloosheid is nog veel te hoog, en als PvdA-fractie verwachten we van het kabinet maximale inspanning en creativiteit om die naar beneden te brengen. Wachten tot de ontwikkelingen in de marktsector goed nieuws gaan brengen, is wat ons betreft daarbij geen optie. We moeten niet doen alsof de overheid geen invloed heeft op de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Immers: miljoenen Nederlanders werken in de collectieve sector, waar de werkgelegenheid rechtstreeks beïnvloed wordt door politieke keuzes. Maar los daarvan: in een complexe economie als de Nederlandse is het niet mogelijk om sectoren te isoleren. Zeker, de economie bloeit als het bedrijfsleven groeit. Maar het bedrijfsleven kan alleen maar floreren dankzij werknemers die in het onderwijs goed opgeleid zijn en die door de gezondheidszorg gezond en vitaal blijven, en dankzij de uitstekende infrastructuur die de overheid aanlegt en onderhoudt. We willen maar zeggen: de overheid heeft zonder meer instrumenten om economische groei en werkgelegenheid te stimuleren. Om die reden hebben wij vorig jaar gevraagd om voorstellen voor de invoering van een dienstencheque. Onze vraag was toen vooral gericht op behoud van werkgelegenheid van huishoudelijke hulpen die straks niet meer via een instelling, maar wel bij particulieren aan het werk kunnen. Wij zijn zeer blij met de reactie van het kabinet: de invoering van de huishoudelijke hulptoelage. Die redt volgend jaar het werk van 14.000 mensen, en dat is veel waard. Maar we zijn er nog niet. We kunnen werkgelegenheid bevorderen in een heel scala van persoonlijke dienstverlening, omdat deze daarmee betaalbaar wordt voor veel meer mensen. Bovendien stimuleert de toelage fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Wij kunnen niet accepteren dat grijs of zwart werken daar de norm is. Juist hier geldt, dat een sterke, sociaal betrokken overheid hoort op te komen voor goed en eerlijk werk. Is het kabinet bereid de ambities met een persoonlijke dienstverleningstoelage verder op te schroeven? Meer ambitie zien wij ook graag als het gaat om het bevorderen van economische groei in krimpregio's. Vorig jaar is een motie van ons daarover breed gesteund. De reactie van het kabinet laat nog op zich wachten, waar blijft die? We hebben het afgelopen jaar een aantal initiatieven van het kabinet gezien om krimpgebieden te ondersteunen: een korting op de verhuurdersheffing voor krimpgebieden, een krimpmaatstaf in het Gemeentefonds, de verdeelsleutel die gehanteerd wordt bij de verdeling van gelden voor de Participatiewet. Maar we zijn er nog niet. We verwachten een integrale visie van het kabinet, die de groeiende economische ongelijkheid tussen de Randstad en de rest van Nederland tegen gaat. Komt het kabinet in zijn reactie op de motie-Barth cs met gerichte, sectoroverstijgende voorstellen om economische groei en werkgelegenheid in alle delen van het land te bevorderen? Wij verwachten van wel! Zorgen maken wij ons ook over de toename van de langdurige werkloosheid. In de MEV lezen we geruststellende woorden dat macro de gevolgen van hoge langdurige werkloosheid 'beperkt' zullen zijn en geen 'structurele schade' zullen veroorzaken. Maar, zo vragen wij de minister-president, dat zegt toch niets over de ontwrichtende gevolgen van lange werkloosheid op het leven van individuele mensen? Is het kabinet bereid een extra inspanning te leveren om deze mensen een scholingsaanbod te doen dat hen nieuwe kansen biedt? Haalt het kabinet bij de O&O-fondsen er voor deze groep wel uit wat er in zit? Tenslotte horen we graag een eerste reactie van de premier op de voorstellen die het AWVN gisteren naar buiten heeft gebracht, over een basis van sociale zekerheid voor elke werkende in Nederland. Wij vinden die een serieuze bestudering waard. Niet alleen zou het meer rechtszekerheid bieden aan ZZP'ers, het zou ook een nieuwe impuls geven aan de solidariteit in ons sociale- en pensioenstelsel, en het bevordert de mobiliteit op de arbeidsmarkt. Is het kabinet bereid bij de SER een adviesaanvraag te doen over deze voorstellen? Een overheid die burgers dient, spreekt ook in Nederland niet altijd vanzelf. Ook in ons land moeten we waken voor bureaucratisering en bestwil-denken. In 2015 gaat de nieuwe invulling van onze verzorgingsstaat van start, met de decentralisatie van de jeugdzorg, de sociale werkvoorziening en delen van de langdurige zorg. Organisatie van zorg en ondersteuning dichtbij mensen, mensen stimuleren tot actieve solidariteit, niemand buitensluiten van deelname aan de samenleving en volwaardig burgerschap: het past allemaal uitstekend bij de sociaal-democratische beginselen. Maar dan moet die ruimte voor actief burgerschap er wel zijn. Voor de PvdA-fractie zijn de decentralisaties pas geslaagd als mensen daarmee ook meer zeggenschap krijgen over de vormgeving van publieke voorzieningen. De decentralisaties bieden een uitgelezen kans om de zelforganiserende kracht van lokale gemeenschappen te vergroten. Om mensen uit te dagen mede vorm te geven aan hoe ze werken, zorgen, wonen. Het versterken van burgerschap en zeggenschap is al lang een sociaal-democratisch ideaal: spreiding van kennis, macht en inkomen was de strijdleuze van Joop de Uyl. Maar de laatste decennia is te veel de nadruk komen liggen op formele protocollering. Het vertalen van zeggenschap in wettelijke rechten is belangrijk, maar niet genoeg. Vertegenwoordigende democratie richt zich nu vooral op de fase van ontwerpen van beleid, maar dat is nogal abstract en nodigt al te gemakkelijk uit tot vrijblijvendheid. De doorgaans lage opkomst bij verkiezingen van ondernemingsraden, medezeggenschapsraden en diverse politieke organen bewijst dat de inspiratie die hier van uit kan gaan voor veel mensen min of meer uitgewerkt is. Maar dat wil niet zeggen dat mensen zich niet betrokken voelen bij de gemeenschap, integendeel. Praktische, concrete initiatieven mobiliseren mensen vaak wel. Er zijn talloze kleine voorbeelden van fondsenwerving voor ontwikkelingswerk of gezondheid. Op allerlei plekken houden vrijwilligers gezamenlijk een speeltuin, bibliotheek of buurtwinkel overeind. Tienduizenden ouders zijn actief als leesvader of luizenmoeder op de school van hun kinderen. Veel mensen, met name lager opgeleiden, willen wat graag medezeggenschap over de uitvoering van beleid. Al te vaak krijgen zij dan te horen dat ze al te laat zijn, door politici of bestuurders die zelf hun belangstelling voor een onderwerp in deze fase allang verloren hebben ­op weg als ze zijn naar het volgende plan. Als PvdA staan we voor een overheid die concrete betrokkenheid van burgers verwelkomt en ruimte geeft. De participatiesamenleving moet precies dat zijn: een samenleving, waarin mensen actief kunnen participeren. Dat gaat om werk ­betaald of onbetaald- maar het gaat ook om burgerschap, in al zijn rijkdom. Zeggenschap mag niet alleen weggelegd zijn voor mondige, hoogopgeleide mensen; overal in de samenleving hebben burgers goede ideeën en verdienen mensen een stem. Onze democratie mag niet ontaarden in een platform voor de grootste mond. Dat iedereen mee kan doen, daar hebben we allemaal belang bij. Onderzoek van de Amerikaanse hoogleraar Alex Pentland, onlangs geïnterviewd in dagblad Trouw over zijn boek 'Social Big Data', laat zien dat de meeste innovatie en vooruitgang ontstaan waar groepen mensen elkaar ontmoeten en in gesprek gaan over problemen én oplossingen. Een mooi voorbeeld van dit soort samenwerking vinden wij de wooncoöperatie, die op aandringen van onze fractie inmiddels is verankerd in een wetsvoorstel. Zulke initiatieven verdienen ook een stimulans in andere delen van de publieke sector. Bijvoorbeeld het stichten van scholen door ouders buiten de geijkte kaders: de zogenaamde richtingvrije planning. Of energiecoöperaties, waarbij mensen samen het opwekken van duurzame energie organiseren. Of zorg via bundeling van PGB's of WMO-maatwerk. Tegendraadse denkers als David van Reybrouck jagen het debat over de beste vorm van zeggenschap aan, maar van de kant van politieke bestuurders blijft het stil. De PvdA-fractie wil die stilte doorbreken. We zien graag voorstellen van het kabinet komen die, met het oog op de grote decentralisaties, de zeggenschap van mensen over de vormgeving van de samenleving en lokale gemeenschappen versterken. Die ontmoetingen van mensen stimuleren om problemen te bespreken en hen in staat stellen om gevonden oplossingen daadwerkelijk in praktijk te brengen. Die de zeggenschap van alle burgers over de concrete uitvoering van beleid versterken. Is het kabinet bereid met zulke voorstellen te komen? Een sterke en sociaal betrokken overheid is ook onmisbaar in het omgaan met de diversiteit in onze samenleving. Deze zomer toonde niet alleen gemeenschappelijk gedragen verdriet over vlucht MH17. We zagen in wijken en steden ook uitingen, rechtstreekse vertalingen, van verscheurende tegenstellingen in vreugde en verdriet over de conflicten in het Midden-Oosten. Ons land is een multi-etnische samenleving. Dat is al lang een feit. Maar het zijn van een natie in de zin van Renan, in een tijd dat gedeelde historische ervaringen niet vanzelfsprekend zijn en niet voor iedereen een basis scheppen voor een gemeenschappelijke toekomst, dat vergt inspanning van ons allemaal, en van de overheid voorop. We hoeven elkaar niet allemaal leuk en positief te vinden. Maar willen we een land blijven waarin tolerantie en solidariteit concrete waarden zijn, dan hebben we een opdracht tot nieuwsgierigheid en respect. Een opdracht om open te staan voor de ander, elkaar te willen begrijpen en om op zoek te gaan naar wat ons verbindt. Maar ook om elkaar aan te spreken, als de regels van onze rechtsstaat met voeten worden getreden, of als we elkaar onnodig pijn doen, of angst aanjagen. Als PvdA-fractie hebben we met lede ogen gezien hoe alle aandacht ook deze zomer weer werd getrokken door en naar extremen, terwijl geduld, zorgvuldigheid en nuance zo onmisbaar zijn om van een diverse samenleving een succes te maken. Er gaat in veel wijken en steden ook veel goed. Er is naar onze overtuiging in ons land een stille meerderheid van mensen van goede wil, die vreedzaam en respectvol met elkaar willen samenleven. Zij verdienen veel meer ruimte in het debat over integratie. Zij verdienen ook een overheid die stelselmatig hun kant kiest, en die zich steeds blijft richten op versterking van de onderstroom van gemeenschapszin. Is de minister-president dat met ons eens? En zo ja, wat doet het kabinet om dat handen en voeten te geven? Een tolerante samenleving die kracht vindt in diversiteit én het stimuleren van economische groei kan niet zonder onderzoekingsdrang en experiment. Nederland is altijd een land geweest met een open blik naar ons grote buitenland, maar ook naar mensen met afwijkende meningen en vernieuwende ideeën. Dat is iets om zuinig op te zijn. Zoveel plaatsen in de wereld zijn er niet, waarin het gewoon is om het ongewone een plek te geven. Dat vraagt ook om volop ruimte voor experiment en tegendraadsheid, met name in de wetenschap en in kunst en cultuur. Door wetenschappers de mogelijkheid te geven 'to boldly go where no man has gone before' ontstaat innovatie die kan bijdragen aan het oplossen van grote maatschappelijke problemen. Kunst en wetenschap kunnen mensen leren, vermaken en verbinden. Ze dagen ons uit, kantelen de manier waarop we de wereld ervaren en boren nieuwe lagen in ons denken aan. Ik werd zeer getroffen door het dankwoord dat Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot van Toneelgroep Oostpool onlangs uitspraken toen hun voorstelling Hideous (Wo)men werd bekroond met de VSCD Mimeprijs 2014: "Wij houden ons in ons werk onder andere bezig met de terreur van de transparantie, met de beweging dat alles zichtbaar moet zijn en voor iedereen toegankelijk. Ook de podiumkunsten zitten in deze houdgreep. Kunst moet vooral consumeerbaar zijn, alle drempels worden weggehaald. Maar zonder drempels leven we in één grote ruimte en kunnen we nooit meer een andere ruimte binnen gaan. In de hel van het gelijke is er niets meer om naar uit te reiken omdat het vreemde, het andere, het onbegrijpelijke en het duistere verdwijnt. We hebben de ondoorgrondelijke ander nodig om onszelf te ervaren. Kunst kan die vreemde ander zijn". Deze tekst raakte me zo, omdat het streven naar een samenleving van transparantie, gelijkheid en toegankelijkheid zo past bij de idealen van de sociaal-democratie, en als waarden in het politieke debat volstrekt vanzelfsprekend en geaccepteerd zijn. En tegelijkertijd schuilt er een diepe waarheid in de woorden van Boogaerdt en Van der Schoot, en tonen zij precies de waarde van kunstenaars: confronteren, omdraaien, aan het denken zetten. Ruimte voor experiment en tegendraadsheid is voor de ontwikkeling en de kwaliteit van de kunsten en de wetenschap van belang. De Nederlandse cultuursector is een topsector. Of het nu gaat om beeldende kunst, dans, theater, film, design en mode of muziek: Nederlandse kunstenaars zijn wereldvermaard. De kunsten openen internationaal deuren die voor anderen gesloten blijven. Ook de Nederlandse wetenschap staat op wereldniveau, en verdient ruimte om dat niveau te verstevigen en te verhogen. Opkomende kenniseconomieën zitten ons op de nek. Het verontrust ons daarom, dat het topsectorenbeleid meer lijkt te investeren in bestaande belangen dan in echte innovatie. Dat kunstenaars kennelijk te weinig kansen vinden voor de verbeelding van het ondenkbare. Die ruimte is ook voor de samenleving als geheel van belang, omdat er zonder uitdaging geen ontwikkeling bestaat. Is de minister-president dat met ons eens? Is het kabinet bereid de ruimte voor experiment en innovatie in de wetenschap en de kunsten te stimuleren? Voorzitter,
Ik rond af. Er zijn mensen die denken dat het kabinet Rutte-Asscher wel uitgeregeerd is, nu bijna al zijn grote hervormingen door de Staten-Generaal zijn aanvaard. Mijn bijdrage heeft volgens mij laten horen dat die veronderstelling grote flauwekul is. De grootste opdracht van dit kabinet is niet om wetsvoorstellen aangenomen te krijgen ­hoe belangrijk ook. De grootste opdracht van dit kabinet is om iedereen een eerlijke kans op een fatsoenlijk bestaan te geven. Om in een verwarrende, onrustige wereld onze tolerante, solidaire en welvarende samenleving veilig te stellen en door te geven aan volgende generaties. Wat ons betreft is er daarom voor de regering maar één motto denkbaar: aan het werk. Er is veel gedaan, maar ook nog heel veel te doen.