CDA: Anti-democratische partijen moeten verboden worden

04/03/2015

CDA: Anti-democratische partijen moeten verboden worden

Afgelopen najaar diende CDA-Kamerlid Pieter Heerma het voorstel in, groeperingen die tot doel hebben om de democratie omver te werpen, te kunnen verbieden. Afgelopen week kwam het kabinet in reactie met een uitgebreide brief op dit voorstel. Het kabinet stelt in haar antwoord dat er inderdaad geen ruimte kan zijn in een weerbare democratie voor groeperingen die de democratische rechtsorde gebruiken om deze juist omver te werpen, maar wil geen voorstellen doen om ze eerder te kunnen verbieden. Het CDA is teleurgesteld over de reactie van het kabinet. Pieter Heerma: "Het gaat hierbij bijvoorbeeld om partijen die de sharia in willen voeren. Die gebruiken onze democratische samenleving, met het recht om bijvoorbeeld een politieke partij op te richten, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om te demonstreren, voor een doel waarin al die rechten voor anderen afgeschaft worden. Daar mag onze democratie nooit voor misbruikt worden. Het is dan ook teleurstellend dat het kabinet geen actie onderneemt. Het CDA wil wettelijk of zelfs grondwettelijk verankeren dat de democratie niet misbruikt mag worden om haar af te schaffen en dat anti-democratische partijen verboden kunnen worden. Het kabinet deelt deze analyse en moet nu daad bij het woord voegen."

Pieter Heerma schreef samen met Maarten Neutenboom van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA een opiniestuk hierover. Daarin betoogt hij waarom het juist wel belangrijk is om onze democratie te beschermen tegen dit soort organisaties. Lees hieronder het hele artikel.

Alles van Waarde is Weerbaar

`Wij komen niet als vrienden, of in een neutrale hoedanigheid. Wij komen als vijanden. Zoals een wolf een schaap aanvalt, zo komen wij ook'. Met deze boodschap trad Joseph Goebbels in 1928 namens de nazi's als verkozen volksvertegenwoordiger toe tot het Duitse parlement. Hij benoemde het als een van de grootste stommiteiten van de democratie, dat zij haar doodsvijanden de middelen verschaft om haar te vernietigen. Dit ijzingwekkende stukje retoriek is symbool komen te staan voor een van de grootste paradoxale vragen van de democratie en van de democratische rechtstaat. Moet binnen een democratische rechtstaat geaccepteerd worden dat zij met democratische middelen wordt vernietigd? Of moet een democratische rechtsstaat weerbaar zijn? En zich dus actief verdedigen tegen anti democratische krachten die tot hoogste doel hebben om de vrije democratische rechtstaat omver te werpen?

De discussie over de weerbaarheid van de democratie is door de recente terroristische aanslagen en de opkomst van IS weer actueel geworden. De aanslag op de redactie van Charlie Hebdo en een joodse supermarkt in Parijs wordt door velen geduid als een aanval op onze vrijheid, zoals die ligt vervat in de democratische rechtsstaat. De rechtsstaat staat tal van middelen ter beschikking om terreur te bestrijden en daders van aanslagen te vervolgen. Als de vijanden van de vrijheid de wet overtreden, kunnen zij worden aangepakt. Maar wat moeten we doen met de `wolven in schaapskleren'?

Kortom, wat te doen met hen die zich niet uitdossen in een militaire uitrusting, maar zich tooien met de rechten en vrijheden van de democratische rechtsstaat om haar vervolgens te ondermijnen en te ontwrichten? Degenen bijvoorbeeld die zelf geen geweld gebruiken, maar het wel openlijk goedkeuren? Of organisaties of partijen die langs democratisch weg de democratie pogen af te schaffen (bijvoorbeeld Hizb ut-Tahrir, een politieke organisatie die de sharia nastreeft)? Dit is een vraagstuk dat grote behoedzaamheid vereist. Immers het verbieden van politieke partijen is het eerste middel waar een dictatuur naar zal grijpen. En het moet het laatste middel zijn waar een democratie naar krijgt. Echter het middel moet dan wel voorhanden zijn om omverwerping van de democratische rechtsorde tegen te gaan.

Deze fundamentele discussie kun je beter met elkaar voeren op het moment dat de dreiging theoretisch reeel, maar feitelijk nog niet aan de orde is. Net zoals de discussie over brandveiligheid beter gevoerd kan worden, voordat een huis in brand staat, dan wanneer het in brand staat. Argumenten dat er op dit moment geen partijen in ons parlement zitten die onze democratie af willen schaffen, zijn daarmee eerder kortzichtig dan valide. Goed ook om te beseffen dat een land als Duitsland het weerbaar verdedigen van de democratische rechtsorde zelfs grondwettelijk heeft verankerd. En dat mede als gevolg hiervan Duitsland actiever is dan Nederland in het verbieden van anti-democratische clubs als Hizb ut-Tahrir en neonazistische organisaties. Ook het Europees Hof heeft uitgesproken dat partijen die de democratische rechtsorde omver willen werpen verboden kunnen worden, en dat de sharia inherent tegenstrijdig is aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Het kabinet heeft in reactie op een voorstel dat het CDA eind vorig jaar indiende samen met VVD en SGP zich rekenschap gegeven van deze discussie en is deze week gekomen met een fundamentele analyse over het vraagstuk hoe om te gaan met anti-democratische partijen. Het kabinet spreekt hierbij expliciet uit dat er in een weerbare democratie geen ruimte is voor groeperingen die de democratische rechtsorde misbruiken om deze rechtsorde omver te werpen en af te schaffen. Het is goed dat het kabinet deze principiele stap nu heeft gezet. Helaas blijft te onduidelijk welke consequenties het kabinet hier vervolgens aan koppelt. Dat is zonde en het is onterecht. Het kabinet gaat heel ver in het onderschrijven van de analyse, het erkennen van het probleem, maar echte voorstellen om onze democratie vervolgens steviger te verdedigen blijven uit.

Het CDA heeft zich onder de noemer van de weerbare democratie vaker uitgesproken voor het actiever verdedigen van de grenzen van onze democratische rechtsstaat. Het idee van de weerbare democratie is onder meer afkomstig van de sociaaldemocratische rechtsgeleerde George van den Bergh (1890-1966), die in 1936 zijn oratie, de aanvaardingsrede van het hoogleraarsambt, wijdde aan De democratische Staat en de niet-democratische partijen. Zijn oratie was een direct antwoord op de opkomst van de Duitse nazi's en het omverwerpen van de Duitse democratie met democratische middelen. In deze rede, die onlangs opnieuw is uitgegeven door de Leidse juristen Bastiaan Rijpkema en Paul Cliteur, stelt hij: `Het grote principiele probleem wordt m.i. gevormd door de partijen, die uitsluitend met wettige middelen aan de democratie een einde willen maken, de partijen derhalve, die trachten door propaganda en door deelneming aan de verkiezingen een meerderheid in de volksvertegenwoordiging te verkrijgen, om dan door wijziging van wet en Grondwet onze democratische staat in een dictatoriale te veranderen.'

Voor de democratie zijn alle opvattingen formeel gelijk. Maar geldt dat ook voor de opvatting die de democratie wil afschaffen? Van den Berghs antwoord op dit dilemma is een duidelijk en onderbouwd NEE. Hij wijst op de tegenstrijdige opvattingen van de vijanden van de democratie. Zij eisen respect voor hun opvatting, maar ontzeggen dat recht aan alle anderen zodra zij in de meerderheid zijn. George van den Bergh toont in zijn rede niet alleen aan dat het verbieden van een politieke partij in Nederland juridisch mogelijk is, maar geeft ook een stevige politiek-filosofische onderbouwing van zijn standpunt.

Van den Bergh stelt dat het kenmerk van democratische beslissingen is dat zij herroepbaar zijn (al geldt dat niet altijd voor de gevolgen). Maar de beslissing om de democratie af te schaffen en de tirannie te vestigen, is dat nu juist niet! Het zelfbesturende volk - via representatie - kan zichzelf niet meer corrigeren. Het weer verandering van de rechtsorde is voortaan uitsluitend mogelijk met toepassing van onwettige middelen. Daarmede is de democratische rechtstaat in wezen vernietigd.

Tenslotte geeft hij ook een meer inhoudelijke reden tegen afschaffing van de democratie. Voor hem ligt het diepste wezen van de democratie niet in de meerderheidsregel, maar in haar eerbied voor de persoonlijkheid van ieder mens. In het verlengde hiervan zijn toetssteen en grondslag van de democratie de principes van geestelijke vrijheid (godsdienstvrijheid en vrijheid van overtuiging) en gelijkheid voor de wet. Hij verankert deze beginselen in het zedelijk bewustzijn van het Nederlandse volk. De democratie meer dan een neutraal systeem, maar een staatsvorm die het waard is verdedigd te worden. We zullen dit dus ook actiever moeten doen. Het CDA wil wettelijk of zelfs grondwettelijk verankeren dat de democratie niet misbruikt mag worden om haar af te schaffen en dat anti-democratische partijen verboden kunnen worden. Het kabinet deelt de analyse en moet nu daad bij het woord voegen.

Pieter Heerma CDA Tweede Kamerlid

Maarten Neutenboom Medewerker Wetenschappelijk Instituut CDA