D66 Gelderland wil in de provincie de ‘lerende economie’ aanjagen

PERSBERICHT

D66 Gelderland wil in de provincie de ‘lerende economie’ aanjagen

Arnhem, 12 maart 2015 - D66 wil meer banen, minder lasten en beter onderwijs. Om dit te bereiken heeft D66 tijdens de Onderwijsweek het plan ‘De lerende economie aanjagen’ gelanceerd. Primaire doelen zijn de arbeidsproductiviteit met 2 % per jaar verhogen, een banengroei van 2 % per jaar en zoveel mogelijk mensen de kans geven een leven lang te leren. Zo wordt de provincie een broedplaats en trekpleister voor talent en komen er volop kansen voor nieuwe uitdagers en de voortschrijdende technologie. Met dit plan voor werkgelegenheid, arbeidsmarkt èn onderwijs wil D66 dat er meer banen komen en beter onderwijs. Gelderland heeft een jaarlijkse banengroei nodig van 2% per jaar, tot 2021 ruim 60.000 banen meer dan nu verwacht wordt.

In de lerende economie realiseren bedrijven een hogere productiviteit, werken ze in internationale ketens en innoveren bedrijven op alle niveaus snel en slim. Zij zijn voortdurend op zoek naar direct toepasbare kennis en kunde. Het verdienvermogen neemt toe. Medewerkers willen zichzelf ontplooien, leren hun leven lang, staan in direct contact met onderwijsinstellingen, overleggen met externe collega’s, zijn op zoek naar uitdagingen en stappen makkelijker over naar een nieuwe werkomgeving. Onderwijsinstellingen leren leerlingen om nieuwe kennis en vaardigheden te blijven verwerven, in een open leercultuur. Het postinitiële onderwijs wordt sterk uitgebreid. Scholen verzorgen bijscholing in en voor bedrijven, bedrijven denken mee over de curricula van opleidingen. Het regionale niveau biedt voor de lerende economie het beste platform. Regionale samenwerking loopt via flexibele netwerken en bestaat uit het onderling overleggen, het uitwisselen van kennis en ervaringen, mensen aan elkaar uitlenen of bij elkaar stages laten lopen, samen ontwikkelen, samen de markt op, samen produceren etc. etc.

De verantwoordelijkheid voor de regionale economie is nadrukkelijk bij de provincies neergelegd. Alhoewel de provincie in het onderwijs geen expliciete verantwoordelijkheid heeft, neemt dat niet weg dat de provincie in dit plan het agenderen, initiëren, aanjagen, stimuleren en promoten van de lerende economie in al zijn facetten op zich neemt. Net zoals de provincie bij het ontwikkelen van de nieuwe omgevingsvisie een dergelijke uitnodigende en stimulerende rol met succes op zich genomen heeft. D66 zet in op een hoog ambitieniveau. Voldoende uitdagende en betekenisvolle banen zijn ook een groot goed. Het aanjagen van de lerende economie is een andere en vernieuwende rol voor de provincie. D66 gaat graag in gesprek met de andere politieke partijen over hoe het best het plan voor het aanjagen van de lerende economie kan worden aangepakt.

D66 Plan ‘De lerende economie aanjagen’

Plan voor werkgelegenheid, arbeidsmarkt èn onderwijs

Werken betekent deelnemen aan de maatschappij, je steentje bijdragen. En ook op eigen benen staan, je talenten ontwikkelen en benutten. Zo maak je wat van je leven, geef je je leven vorm. Onderwijs biedt niet alleen toegang tot werk, ook tijdens je werkzame leven ontwikkel je je door en leer je voortdurend bij. D66 wil meer banen, minder lasten en beter onderwijs. In Gelderland willen we dat bewerkstelligen door de ‘lerende economie’ aan te jagen. Met als doel de arbeidsproductiviteit met 2 % per jaar te verhogen, een banengroei van 2 % per jaar, zoveel mogelijk mensen de kans te geven een leven lang te leren, opdat de provincie een broedplaats en trekpleister voor talent wordt en er volop kansen komen voor nieuwe uitdagers en de voortschrijdende technologie.

Meer banen, extra werk

Gelderland heeft ruim 2 miljoen inwoners, 1 miljoen banen en ook een beroepsbevolking van bijna 1 miljoen mensen, waarvan er circa 200.000 buiten de provincie werken. De huidige werkloosheid bedraagt ruim 80.000 werkzoekenden (exclusief zzp-ers) en zal naar verwachting tot 2021 oplopen tot circa 100.000 werkzoekenden, wat dan neerkomt op circa 10% van de beroepsbevolking. Dat is veel meer dan in een evenwichtige werkgelegenheidssituatie met zo’n 3 a 4% werkzoekenden. De huidige vooruitzichten laten een geringe banengroei zien van niet meer dan 0,5% per jaar, terwijl de beroepsbevolking tot 2021 jaarlijks met ongeveer 1% groeit. Een jaarlijkse banengroei van bijna 2 % is nodig, ruim 60.000 banen extra tot 2021.

Integraal werkgelegenheidsbeleid

Intensivering van het arbeidsmarktbeleid biedt al jaren weinig soelaas. De focus zal dienen te liggen op groei van de werkgelegenheid. Het ligt voor de hand om allereerst naar het bedrijfsleven te kijken. Dat ontslaat ons als provincie echter niet van de verplichting om alles in het werk te stellen om de noodzaak van meer werk aan de orde te stellen, te agenderen, in gesprek te brengen, initiatieven te nemen en alle partners, die hier een rol in kunnen spelen, uit te nodigen en uit te dagen. Op zoek naar een nieuwe groeiagenda, door nieuwe wegen in te slaan. De Nederlandse economie groeit niet meer vanzelf. De wereld verandert. Opkomende economieën ontwikkelen zich van lagelonenland tot kenniseconomie. Productie- processen veranderen steeds sneller, marktleiders houden hun koppositie maar kort vast. Banen veranderen of verdwijnen, nieuwe banen ontstaan. Innoveren is een permanent proces van schaven en bijstellen geworden. Iedereen is daarbij betrokken: werknemers van hoog tot laag, toeleveranciers en ook klanten. Eind 2013 kwam de WRR met het rapport ‘Naar een lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van Nederland’. Bedrijven zullen zich de kunst eigen moeten maken om snel en adequaat op alle kansen in te spelen, proactief met nieuwe ontwikkelingen aan de gang te gaan en voldoende veerkracht op te bouwen.

Opgaven voor bedrijven

Bedrijven staan daarbij voor de opgave:

- een hogere productiviteit realiseren: er moet ‘meer met minder’, want de beroepsbevolking gaat op termijn dalen, er zijn steeds minder grondstoffen en er komt wellicht minder kapitaal

- met meer internationale verwevenheid leren omgaan: de productie in steeds langere ketens brengt grotere afhankelijkheden met zich mee, vaak ook over de grenzen

- het opzetten van snelle, slimme innovatieprocessen, zoals reeds bewezen efficiënte productie-methoden, een flexibele organisatie van de hele productieketen, oorspronkelijke marketing en issuemanagement, toegesneden distributie of de gewenste (after sale) service.

Voor deze opgaven dienen bedrijven te beschikken over aangepaste kennis en ‘know how’. Optimale kenniscirculatie en kennisabsorptie worden van doorslaggevend belang. Dit veronderstelt dat bedrijven stappen maken in hun kennismanagement, werken met open netwerken, het leren van hun medewerkers optimaal faciliteren, in directe wisselwerking staan met onderwijsinstellingen en kennisinstituten regionaal intensief samenwerken.

Kennisabsorptie

Kennisabsorptie komt alleen op gang, als er bottom up bij bedrijven een daadwerkelijke behoefte is aan direct toepasbare ideeën en vindingen, zoals efficiëntere productiemethoden, betere organisatie van productieketen en logistiek, originele marketing en echt klantgerichte service. Binnen het bedrijf kan iedereen hiervan aanjager zijn, tot en met de klant. Innovaties worden op alle niveaus binnen het bedrijf toegepast, van de simpelste vindingen tot high tech oplossingen. Bij innovatie komt de nadruk te liggen op exploitatie in plaats van exploratie en ontwikkeling.

De lerende medewerker

In de lerende economie is de medewerker in staat om nieuwe kennis snel op te nemen, in zijn werk toe te passen en productief te maken. De medewerker is voortdurend op zoek naar hogere arbeidsproductiviteit. Hij of zij draagt zorg voor de eigen (bij)scholing, stelt dit aan de orde bij de werkgever en geeft zo vorm aan een leven lang leren. Zij of hij staat in direct contact met regionale onderwijsinstellingen en kennisinstituten. De medewerker is altijd op zoek naar nieuwe uitdagingen, stapt makkelijker over naar een nieuwe werkgever en heeft contacten met collega’s, ook in andere bedrijven in de regio of in andere branches. Leren door na te doen of na te bootsen raakt zijn negatieve klank kwijt. Vaste medewerkers leggen ‘ondernemendheid’ aan de dag en gaan meer gelijkenis vertonen met zzp-ers.

Onderwijs anders

Ook in het onderwijs zal het anders moeten gaan. Men zal ‘een leven lang leren’ nu echt gaan faciliteren. Leerlingen worden voorbereid om nieuwe kennis en vaardigheden te blijven verwerven. Er wordt een open leercultuur ontwikkeld. Het postinitiële onderwijs neemt sterk toe. Intensieve verkorte trajecten bieden versneld kans op het behalen van specifieke modules of hogere opleidingsniveaus. Reeds opgedane kennis en werkervaring wordt gevalideerd en maakt bijscholingstrajecten korter en efficiënter. Dat betekent, dat onderwijsinstellingen kind aan huis zijn bij de bedrijven in de regio en er een direct tweerichtingsverkeer ontstaat tussen onderwijsinstellingen en bedrijven. Scholen verzorgen bijscholing in en voor bedrijven, bedrijven denken mee over de curricula van de opleidingen. Leerkrachten lopen stages in bedrijven en medewerkers uit bedrijven verzorgen lessen of colleges. Naast onderwijsinstellingen komen er regionale kenniscentra, die de lerende economie ondersteunen en ook zelfstandige onderzoeksinstellingen, die de lerende economie stimuleren en monitoren. Er komt een verbeterslag van de inhoud van het onderwijs, waarbij bijvoorbeeld ook de ‘vaardigheden voor de 21ste eeuw’ een volwaardige plaats in het curriculum krijgen. In het gehele onderwijs wordt werk gemaakt van een hogere kwaliteit en grotere diversiteit van onderwijsgevenden.

Regionale samenwerking

Voor creatieve activiteit binnen bedrijven is veel contact met de buitenwereld een absolute vereiste. Naast alle nieuwe media zijn daarbij ook de directe intermenselijke contacten van doorslaggevend belang. De regio biedt hiervoor het beste platform. En dat hoeven niet alleen soortgelijke bedrijven te zijn; ook het contact tussen bedrijven uit verschillende branches of werkvelden werkt inspirerend. De regionale samenwerking geschiedt in flexibele netwerken en bestaat uit het onderling overleggen,het uitwisselen van kennis en ervaringen, mensen aan elkaar uitlenen of bij elkaar stages laten lopen, samen ontwikkelen, samen de markt op, samen produceren etc. etc.

Aanjaagrol van de provincie

In het Bestuursakkoord 2011-2015 is de verantwoordelijkheid voor de regionale economie nadrukkelijk bij de provincies gelegd. In het onderwijs heeft de provincie geen expliciete verantwoordelijkheid. Dat neemt niet weg dat D66 vindt dat de provincie het agenderen, initiëren, aanjagen, stimuleren en promoten van de lerende economie in al zijn facetten op zich moet nemen. Doelstelling van het najagen van een lerende economie is hogere productiviteit, een groter absorptievermogen en meer veerkracht van de Gelderse bedrijven, zodat het verdienvermogen toeneemt en er nieuwe, duurzame banen ontstaan. Bij het ontwikkelen van de nieuwe omgevingsvisie heeft de provincie indertijd onder ogen gezien, dat we slechts één van de spelers in de ruimtelijke ordening waren en dat we andere partijen hard nodig hadden. We hebben als provincie toen gekozen voor een open, uitnodigende aanpak. We hebben aangegeven, wat wij dachten dat moest gebeuren en de andere partijen en belanghebbenden gevraagd bij te dragen aan het formuleren van een gemeenschappelijke agenda. We hebben openlijk getwijfeld, onaffe ideeën geventileerd, onzekerheden geaccepteerd en fouten gemaakt. Kortom; we hebben open gecommuniceerd, uitgedaagd en opengestaan voor nieuwe gedachten. Zowel qua proces als qua inhoud hebben we nieuwe wegen ingeslagen, alle belanghebbenden aan tafel gevraagd en nieuwe dwarsverbanden gelegd. Dat alles heeft goed uitgepakt. Een vergelijkbare aanpak staat ons voor ogen bij het agenderen en stimuleren van de lerende economie in Gelderland. De provincie zet de lerende economie op de agenda, nodigt alle relevante partijen en belanghebbenden, ook zzp-ers en vrijwilligers van alle niveaus, aan tafel en daagt ze uit, zoekt vitale regionale clusters op, stelt aan de orde hoe bestaande interacties en coördinatiemechanismen versterkt kunnen worden en hoe regionaal de specifieke kenmerken en sterke punten uitgebouwd kunnen worden. Alles steeds gericht op meer kenniscirculatie, op productiviteitsgroei, op een groter absorptievermogen, op meer veerkracht van de Gelderse bedrijven en op een nieuwe, duurzame groei van de werkgelegenheid. Ook zal de provincie die aanjaagrol vervullen door onderwijsinstellingen uit te dagen, de ontwikkeling naar regionale kenniscentra te agenderen, nieuwe vormen van overleg te zoeken en het verder uitwerken van het concept van de lerende economie.

Flexibele regionale netwerken

Een belangrijk aandachtspunt is het samenwerken in clusters of regio’s. Bestaande indelingen staan in deze dynamische tijden constant onder druk. Duidelijk is ook, dat het topdown opleggen van een bepaalde cluster- of regio-indeling niet werkt. Wellicht worden bijvoorbeeld stedelijke netwerken in dit samenspel belangrijker dan regio’s, of nieuw verbonden clusters belangrijker dan de klassieke regio’s. Ook over de grenzen van de provincie wordt samenwerking gezocht, bijvoorbeeld met de provincies Overijssel en Noord-Brabant, maar ook met Duitsland of in Europees kader. Het gaat er juist om om aan te sluiten bij vitale verbanden en clusters, om intelligent te verbinden wat er al is en ook om nieuwe dwarsverbanden te leggen, tussen onderwijs en bedrijfsactiviteiten of tussen verschillende sectoren of delen van regio’s. Maatwerk dus, bottom-up. Ook het schaalniveau kan heel verschillend zijn. Food Valley is van een andere orde dan het opzetten van een bedrijfsverzamelgebouw voor startende ondernemers, maar beide spelen een rol in het stimuleren van het kennisnemen, koppelen en delen van kennis en ervaringen. Het versterken van de dienstensector in een bepaalde regio is ook weer van een andere orde dan het opbouwen van productieketens tot ver over de landsgrenzen. Permanente bijsturing is geen onmacht, maar juist de kracht van een dergelijke aanpak.

De lerende economie aanjagen

D66 zet in op een hoog ambitieniveau. Voldoende, uitdagende en betekenisvolle banen zijn ook een groot goed. Het aanjagen van de lerende economie is een andere en vernieuwende rol voor de provincie. D66 gaat graag in gesprek met de andere politieke partijen over hoe we dit plan voor het aanjagen van de lerende economie het best kunnen aanpakken. Hoe kunnen we effectieve innovatienetwerken stimuleren, hoe kunnen we in Gelderland een open leercultuur bewerkstelligen, hoe kunnen we het leven lang leren echt gestalte geven, hoe slechten we de grenzen, versterken we de internationale verwevenheid en hoe kunnen we dit bestuurlijk het best verankeren? Met als doel een groter verdienvermogen van de Gelderse bedrijven, een jaarlijkse banengroei van bijna 2 % en ruim 60.000 banen extra tot 2021.

ts

maart 2015