‘Biomaterialen cruciaal voor zorgverbetering’

‘Biomaterialen cruciaal voor zorgverbetering’

17 maart 2015 | NIEUWSBERICHT

De grote kracht van de beschikbaarheid van lichaamsmateriaal is dat hiermee snel kan worden ingespeeld op medische onderzoeksvragen. Bij de complexe infrastructuur en stringente regelgeving rond het bewaren, registreren, beheren en beschikbaar stellen van biomateriaal komt heel wat kijken. Hein Verspaget (62), sinds vorig jaar december de eerste hoogleraar ‘biobankieren’ van Nederland, hield op 13 maart zijn oratie.

Waar fundamenteel medisch onderzoek zich richt op het begrijpen van normale en afwijkende biologische processen, is het doel van translationeel onderzoek het ‘vertalen’ van die kennis naar daadwerkelijke verbeteringen in de patiëntenzorg. Verspaget noemt voor dit type onderzoek biomaterialen de ‘harde en unieke valuta’.

Een ‘biobank’ is een verzameling van door de patiënten en gezonde vrijwilligers gedoneerde biomaterialen, als bloedplasma, stukjes weefsel, losse cellen, geïsoleerd DNA, urine en ontlasting, mét daarbij behorende gegevens als leeftijd, geslacht, leef-, werk- en omgevingsomstandigheden, klachten en symptomen, ziektekenmerken en laboratoriumuitslagen.

Verspaget vergelijkt de biobank met een geldbank: de biobankier als beheerder van het door donoren ingelegde biomateriaal, die toeziet op een juiste procedure van verzamelen, registratie en opslag van dit materiaal en die het na toetsing en toestemming uitlevert aan de onderzoeker. Eerste biobank

Na een studie celbiologie in Wageningen kwam Verspaget begin jaren tachtig naar Leiden om bij de afdeling Maag-Darm-Leverziekten te gaan werken aan aandoeningen als de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Daartoe werd restmateriaal van darmoperaties voor aanvullend biochemisch onderzoek ingevroren bewaard. Samen met een kaartenbak met patiëntengegevens vormde dit in feite zijn eerste biobank.

Met de komst van personal computers werden kaartenbakken verruild voor Excel-bestanden. Toen ook bloedmonsters in beeld kwamen rees het idee om daaruit geïsoleerd DNA op te slaan voor toekomstig gebruik. Vanaf begin jaren negentig verzamelde de afdeling ook materiaal met betrekking tot leverziekten, met speciale aandacht voor levertransplantaties. CuraRata

Met de benoeming van Daan Hommes als afdelingshoofd kreeg de biobank een centrale plaats in de integratie van wetenschappelijk onderzoek in de klinische zorg: het met oog op de toekomst (‘prospectief’’) verzamelen van biomateriaal, hiermee ontdekkingen doen of eerdere bevindingen bevestigen en deze waar mogelijk toepassen bij patiënten werd in 2009 uitgerold onder de noemer CuraRata.

Verspaget was nauw betrokken bij inrichting van de centrale biobankfaciliteit (met een eigen verzameling vrieskasten in een aparte unit) waaraan hij nu leiding geeft: het formuleren van reglementen, registratie van patiëntentoestemming (informed consent), het aanleggen van een ICT-gestuurde infrastructuur (registratie van onderzoeksgegevens en informed consent in het elektronisch patiëntendossier), het aanleggen van een centraal gegevensbestand en centrale verwerking en opslag van biomaterialen via een Biobank Informatie en Management Systeem. Gedragscode

Biomateriaal dat overblijft na het stellen van de diagnose is in principe direct anoniem beschikbaar voor ‘nader gebruik biobank’, maar wil men bijvoorbeeld de verkregen resultaten koppelen aan het beloop van de betreffende ziekte, en heeft men dus patiëntengegevens nodig, dan komen de Biobank Toetsingscommissie (BTC) en de Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) in beeld. De procedure voor verantwoord omgaan met lichaamsmateriaal ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek is in 2011 vastgelegd in de Code Goed Gebruik.

In deze code is tevens opgenomen dat donoren hun biomaterialen en gegevens ook specifiek voor toekomstig gebruik kunnen afstaan, waarbij al vóór de afname van het biomateriaal toestemming kan worden gegeven. Het gebruik hiervan gaat dan ook weer via een onderzoeksvoorstel, dat moet zijn getoetst door de BTC met melding aan de METC. Zeggenschap en privacy

Verspaget staat kritisch tegenover een door het Europese parlement aangenomen verordening dat individuele donoren meer zeggenschap moeten hebben over wat er met hun biomateriaal mag worden onderzocht en dat de donor zich hierbij zou moeten kunnen bedienen van moderne communicatiemedia: een ‘dynamische toestemming voor gebruik’. Het maakt het systeem nodeloos kwetsbaarder voor inbreuk op privacy en persoonlijke integriteit en het handhaven van de regels van de Wet Bescherming Persoonsgegevens blijft een permanente uitdaging.

In Finland is in 2013 een wetgeving voor biobanken ingevoerd waarin is vastgelegd dat een biobankorganisatie gezondheid-gerelateerde informatie verkregen uit wetenschappelijk projecten aan de donoren bekend moeten maken als deze daarom vragen. Het plaatst de Finse biobanken momenteel voor lastige dilemma’s. Rolmodel

Toen in 2011 de Parelsnoersubsidie afliep besloot de Raad van Bestuur om de totale centrale biobankorganisatie te continueren en voor alle onderzoekers binnen het LUMC beschikbaar te maken. Inmiddels wordt er voor 27 ziektebeelden verzameld en dat aantal zal naar verwachting snel toenemen. In de huidige vorm kan de biobankorganisatie als rolmodel dienen voor andere biobanken binnen en buiten het LUMC, maar Verspaget zal altijd blijven streven naar verdere verbetering. Poepbank

Als nieuwe technologisch ontwikkeling noemt hij de mogelijkheid om darmbacteriën (het microbioom) te analyseren. Onderzoek waarvoor in een biobank ontlasting is verzameld geeft steeds meer aanwijzingen dat de samenstelling van de darmflora een rol speelt bij talloze aandoeningen en dat ‘poeptransplantatie’ voor veel van die aandoeningen een interessante behandeloptie zou kunnen zijn. Een voorraad van gezonde ontlasting is daartoe onontbeerlijk en Verspaget ziet hiertoe een mooie taak voor de biobank.

Tot slot onderstreept hij het belang van een uiterst gestandaardiseerde manier van bemonstering en opslag van biomaterialen. Omdat voor diverse biomaterialen de meest optimale manier nog niet vaststaat is de projectgroep ‘Monsterintegriteit’ in het leven geroepen om onderzoek hiernaar te coördineren.