Uitspraak 201401652/1/R4

Tegen: de raad van de gemeente Aa en Hunze

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Drenthe

201401652/1/R4.

Datum uitspraak: 18 maart 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], gevestigd te Annerveenschekanaal, gemeente Aa en Hunze,

en

de raad van de gemeente Aa en Hunze,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kanaaldorpen, Polderweg 2 te Annerveenschekanaal" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 februari 2015, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J. Zwiers, en de raad, vertegenwoordigd door G. A. Ebels, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] gehoord.

Overwegingen

1. Het plan maakt een bed & breakfast, een paardenstalling en een evenemententerrein mogelijk ter plaatse van voormalige sportvelden aan de Polderweg te Annerveenschekanaal. Voorts biedt het plan door middel van een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid een bedrijfswoning op te richten.

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

3. [appellant] heeft een akkerbouw- en loonbedrijf dat is gevestigd tegenover het plangebied. Hij kan zich niet verenigen met het plan voor zover daarin bij wijzigingsbevoegdheid een bedrijfswoning wordt mogelijk gemaakt. Hij stelt dat de in het plan voorziene paardenstalling, bed & breakfast en het evenemententerrein de komst van een bedrijfswoning niet noodzakelijk maken, noch rechtvaardigen. [appellant] vreest voor het ontstaan van een privewoning aan de westzijde van de Polderweg waar geen woonbebouwing aanwezig is, en acht die kans groot, omdat niet vaststaat dat de nieuwe ontwikkelingen levensvatbaar zijn. [appellant] stelt in dat kader dat aan de wijzigingsbevoegdheid ten onrechte geen voorwaarde is verbonden die de uitvoering van de plannen garandeert.

3.1. Aan het perceel Polderweg 2 zijn de bestemmingen "Recreatie" en "Groen" toegekend. Aan een deel van het perceel dicht bij de Polderweg is een bouwvlak en de aanduiding "bed & breakfast" toegekend. Aan een meer westelijk gelegen deel van het perceel zijn een bouwvlak en de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied" toegekend.

3.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.1 van de planregels, zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor:

a. gebouwen ten behoeve van recreatieve voorzieningen, waaronder:

1. een gebouw ten behoeve van logiesverstrekking in de vorm van een bed & breakfast bestaande uit maximaal 4 kamers en een gezamenlijke verblijfsruimte;

2. paardenstallingen;

3. gebouwen ten behoeve van opslag;

b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kleinschalige evenementen, type 1 en type 2;

c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan de recreatie en kleinschalige evenementen ondergeschikte horecadoeleinden;

Ingevolge lid 4.5 kunnen burgemeester en wethouders, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

- de milieusituatie;

- het straat- en bebouwingsbeeld;

- de woonsituatie;

- de verkeersveiligheid;

- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "bedrijfswoning" wordt aangebracht, mits:

a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied";

b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de volgende bouwregels van toepassing zijn:

(...)

Bij de voorbereiding van de bedoelde wijzigingsbevoegdheid zal rekening worden gehouden met:

- de aspecten bodem, archeologie, water, externe veiligheid, geluid en milieutechnische aspecten.

Ingevolge artikel 1, lid 1.10 is een bedrijfswoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

3.3. Vast staat dat binnen het plangebied een bed & breakfast van maximaal 4 kamers met een gezamenlijke verblijfsruimte en paardenstallingen mogen worden gerealiseerd en dat de gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige evenementen. De raad heeft toegelicht dat een bed & breakfast toezicht vereist en een bedrijfswoning om die reden noodzakelijk is. De raad stelt voorts dat het totaal aan kleinschalige functies en de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied is aan te merken als een kleinschalig recreatief bedrijf en dat de beoogde woning bij het recreatieve bedrijf hoort, waardoor deze te kwalificeren is als een bedrijfswoning.

In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad, gelet op het toegestane gebruik van de gronden in het plangebied, zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een bedrijfswoning ten behoeve van de mogelijk gemaakte voorzieningen in de planperiode noodzakelijk kan zijn.

3.4. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels het college van burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kan wijzigen.

Mede gelet op de rechtszekerheid van belanghebbenden dient in een wijzigingsbepaling in voldoende mate te worden bepaald in welke gevallen en op welke wijze hiervan gebruik mag worden gemaakt. Een op artikel 3.6 van de Wro berustende wijzigingsbevoegdheid dient derhalve in deze beide opzichten door voldoende objectieve normen te worden begrensd. De vraag of een wijzigingsbepaling door voldoende objectieve normen wordt begrensd hangt af van de omstandigheden van het geval. Hierbij kan onder meer belang worden gehecht aan de aard van de wijziging, de omvang van het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid ziet en de aanleiding voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid. Onder omstandigheden kan voldoende zijn dat duidelijk is welke bij het plan gelegde bestemming in welke andere bestemming kan worden gewijzigd.

3.5. Voor zover [appellant] stelt dat een voorwaarde aan de wijzigingsbevoegdheid verbonden had moeten worden omdat de vrees bestaat dat een privewoning zal ontstaan, overweegt de Afdeling dat de wijzigingsbevoegdheid alleen de opname van de aanduiding "bedrijfswoning" toelaat. Het plan staat er aldus aan in de weg dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een niet als bedrijfswoning te gebruiken woning wordt verleend. Hetgeen is aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de voorzieningen ten dienste waarvan de bedrijfswoning kan worden opgericht, niet kunnen worden gerealiseerd. Gelet daarop en nu in artikel 4, lid 4.5 van de planregels in voldoende mate is bepaald in welke gevallen van de wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de wijzigingsbevoegdheid onvoldoende objectief is begrensd en dat de raad aanvullende voorwaarden aan de wijzigingsbevoegdheid had moeten verbinden.

Voor zover [appellant] betoogt dat het plan ten onrechte bij wijzigingsbevoegdheid voorziet in het realiseren van woonbebouwing op een locatie aan de westzijde van de Polderweg, overweegt de Afdeling dat in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding wordt gevonden voor het oordeel dat beleid of regelgeving daaraan in de weg staat.

Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid kunnen voorzien in de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 4, lid 4.5 van de planregels.

4. Het beroep van [appellant] is ongegrond.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep van [appellant] ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier.

w.g. Van Buuren w.g. Postma

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2015

539-731.