"Het bredere perspectief: daar ligt de toegevoegde waarde van de provincies"

"Het bredere perspectief: daar ligt de toegevoegde waarde van de provincies"

07 april 2015

Remco van Lunteren, IPO-bestuurder met portefeuille mobiliteit en gedeputeerde mobiliteit, economie en financien in de provincie Utrecht neemt - bij installatie van een nieuwe college Gedeputeerde Staten - afscheid van het provinciale bestuur. In een telefonisch interview deelde Van Lunteren zijn visie op de kracht van het provinciaal bestuur en specifiek ook de samenwerking binnen IPO-verband. "De kracht van het provinciebestuur is het bekijken van de vraagstukken vanaf een verder afstaand perspectief. De provinciebestuurders zijn gekozen met een mandaat dat de grenzen van een gemeente overstijgt. De onderwerpen die spelen in het provinciaal bestuur gaan die grenzen over. Op het niveau van de provincie worden de overstijgende belangen, bijvoorbeeld bij de aanleg van een weg of bij de aanpak van de kantorenleegstand, in de volle breedte afgewogen en daarna wordt het besluit genomen".

In tegenstelling tot de algemene tendens dat de afstand tussen provincie en inwoner te groot is en daarmee debet aan lagere opkomstcijfers voor de Statenverkiezingen, stelt Van Lunteren dat in deze afstand nu juist de toegevoegde waarde van de provincie ligt. "Denken vanuit het overkoepelende perspectief, er als het waren `boven hangen', en vanuit die hoek de samenwerking weten te vinden met andere partijen". Daarin ligt volgens Van Lunteren het succes van het provinciebestuur en tegelijkertijd ook de grootste uitdaging voor de toekomst.

Zijn IPO-portefeuille mobiliteit herbergt legio voorbeelden van denken vanuit het overkoepelend perspectief. "Het OV chipkaart-dossier was lastig. Er werden heel veel problemen ervaren door de reizigers. Wij moesten vanuit de reiziger denken. Samen met het rijk en de grote gemeenten stonden we voor de uitdaging het reizen zo gemakkelijk mogelijk te maken, zonder overlast van de concessiegrenzen. Het ging niet om het individuele provinciebelang, maar om het belang van de reiziger".

Op dat soort momenten zag Van Lunteren ook de toegevoegde waarde van de provincie-samenwerking binnen "het collectief van het IPO". "Gezamenlijk hebben we het grotere belang gezien en gevoeld. Samen met de stadsregio's. Daardoor konden we het over de inhoud snel eens worden en vervolgens met de staatssecretaris concrete stappen zetten." Van Lunteren benadrukt dat de gesprekken gingen over het belang van de reiziger, "met respect voor de eigenheid van elke provincie was onze taak het voorkomen dat differentiatie tot belemmeringen in het reizen leidt". Door het instellen van het overlegorgaan Nationaal OV-beraad, bestaande uit het rijk, vervoerregio's, provincies, de NS en de regionale- en stadsvervoerders - hebben we knelpunten aan kunnen pakken en zijn we samen tot concrete oplossingen gekomen. Een goed voorbeeld hiervan is het OV Portfolio, waarmee producten en tarieven in het openbaar ververvoer landelijk meer uniform gemaakt kunnen worden. Het gebruiksgemak voor de reiziger zal hierdoor aanzienlijk toenemen."

Voor zijn opvolger in Utrecht en in IPO-verband geeft Van Lunteren dan ook mee dat "het de uitdaging is binnen de portefeuille mobiliteit het gehele systeem te benaderen. Een gedeputeerde bereikbaarheid gaat niet slechts over de aanleg van infrastructuur, het gaat om een zo goed mogelijke, zo efficient mogelijke reis van A naar B". Van Lunteren vult aan dat "een goed bestuurder naast de regie via de dialoog ook voor oplossingen moet zorgen. Je moet in staat zijn in te grijpen als het bredere belang dat vraagt. Niet alleen praten, maar ook aanpakken!"

Bij Van Lunteren, de provinciebestuurder, staat de inwoner centraal. De provinciale samenwerking binnen IPO biedt volgens Van Lunteren het platform om elkaar makkelijk en snel te vinden bij de aanpak van bestuurlijke opgaven - in het belang van de inwoners. Hij hoopt dat zijn opvolgers die toegevoegde waarde de komende bestuursperiode nog sneller en beter zullen inzetten. Wat Van Lunteren zelf gaat doen na 18 maart, als hij weer `gewoon' inwoner is, weet hij nog niet. "Ik dien nog steeds voorstellen in bij onze Staten. Voor je werk moet je vol gaan." Zijn ondernemersachtergrond kriebelt desalniettemin. "De scheidslijn publiek-privaat, het semipublieke domein, daar kun je mooie dingen doen".