Rechtbank stelt NVLF in het gelijk


14 april 2015
Vereniging

Rechtbank stelt NVLF in het gelijk

Uitspraak rechtbank inzake vergoeden van `doorlopende zorg' door zorgverzekeraar Achmea.

De Rechtbank Midden-Nederland heeft de NVLF in het gelijk gesteld in de zaak die de vereniging, namens een aantal patienten, tegen Achmea had aangespannen.

Inzet van de zaak was de vergoeding van `doorlopende logopedische zorg'. Met doorlopende zorg wordt bedoeld zorg die de patient van de zorgaanbieder ontvangt op het moment dat de overeenkomst tussen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder eindigt en die op dat moment nog niet is afgerond maar
nog doorloopt. Artikel 13 lid 5 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) bepaalt dat als de overeenkomst tussen een zorgverzekeraar en een zorgaanbieder wordt beeindigd, de verzekerde die op het moment van beeindiging van de overeenkomst van deze zorgaanbieder zorg ontvangt, recht houdt op
zorgverlening door die zorgaanbieder voor rekening van de zorgverzekeraar.

Het ging in de zaak om een aantal patienten die in 2013 logopedische zorg ontvingen van een logopedist, die in dat jaar nog wel, maar in 2014 geen contract meer had met zorgverzekeraar Achmea. De behandelingen logopedie liepen evenwel in 2014 door. Achmea weigerde die `doorlopende logopedische
zorg' te blijven vergoeden. Volgens Achmea zou bij logopedische zorg geen sprake zijn van doorlopende zorg als in artikel 13 lid 5 Zvw bedoeld.
Achmea voerde aan dat bij logopedische zorg er geen sprake is van `onafgebroken' zorg, die daadwerkelijk op het moment van beeindiging van de overeenkomst wordt verleend en dat sprake is van (individuele) losse zittingen die ook (individueel) los in rekening worden gebracht.

De rechtbank deelt de mening van de NVLF dat artikel 13 lid 5 Zvw ook geldt voor logopedische zorg.
De rechtbank overweegt dat de individuele zittingen waaruit de logopedische zorg bestaat samen deel uitmaken van een behandeltraject, dat door de logopedist is opgesteld met een eindresultaat als doel. Een logopedisch behandeltraject kan aldus worden beschouwd als een `ononderbroken
voortzetting van zorgverlening' of wel `doorlopende zorg'. Of daadwerkelijke zorgverlening op het moment van beeindiging van de overeenkomst plaats vindt is niet relevant.

Volgens de rechtbank dient de zorgverzekeraar de doorlopende zorg van de betrokken patienten te vergoeden tegen het tarief dat de zorgverzekeraar in het laatste contract met de logopedist was overeengekomen. De periode waarin de patient recht houdt op vergoeding stelt de rechtbank op het hele
jaar na beeindiging van het contract tussen de logopedist en de zorgverzekeraar.
De rechtbank heeft Achmea aldus veroordeeld om aan de patienten die bij de procedure betrokken waren alsnog de in 2014 ontvangen doorlopende logopedische zorg te vergoeden tegen het voor 2013 overeengekomen tarief per behandeling.

De uitspraak lijkt overigens niet alleen voor de bij de procedure betrokken patienten te gelden. In beginsel kan iedere patient die met een beeindiging van het contract tussen zijn behandelend logopedist en zijn zorgverzekeraar wordt geconfronteerd zich -onder verwijzing naar de uitspraak- bij
doorlopende logopedische zorg op artikel 13 lid 5 Zvw beroepen. Klik hier voor de uitspraak van de rechtbank.