Uitspraak 201404320/1/R2

Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Woerden

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Utrecht

201404320/1/R2.

Datum uitspraak: 15 april 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Woerden,

en

het college van burgemeester en wethouders van Woerden,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2014 heeft het college het uitwerkingsplan "Waterrijk Woerden/Eiland IV, Oost" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2015, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door ir. F.P.W. Frijlink en ir. E.J.E.J. ten Westenend, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. G. Koop en mr. S. Heestermans, beiden advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het uitwerkingsplan voorziet in de realisatie van 76 woningen en een horecagelegenheid op het oostelijke gedeelte van eiland IV aan de rand van Woerden ter uitwerking van de bij het bestemmingsplan "Waterrijk Woerden", dat inmiddels in rechte onaantastbaar is geworden, toegekende bestemming "Uit te werken woondoeleinden -UW-".

2. Volgens [appellant] leidt het uitwerkingsplan tot onaanvaardbare geluidhinder ter plaatse van zijn woning aan de straat de Veluwemeer. Onder verwijzing naar het rapport "De Riethof, Waterrijk te Woerden", dat op 17 februari 2011 is uitgebracht door DGMR ten behoeve van nieuwbouwproject De Riethof op eiland III en een brief van het college van 13 april 2012 voert hij aan dat de verkeersintensiteit op de straat de Veluwemeer ongeveer 5.000 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etmaal) zal bedragen na de realisatie van de in het uitwerkingsplan voorziene ontwikkelingen en de ontwikkelingen voorzien in het uitwerkings- en wijzigingsplan "Waterrijk Woerden/Eiland IV, West inclusief drijvend wonen", door het college eveneens vastgesteld op 6 mei 2014. [appellant] stelt dat, uitgaande van de voormelde verkeersintensiteit en een gemiddelde snelheid van 30 km/uur, de geluidbelasting op de gevel van zijn woning door het verkeer over de Veluwemeer hoger dan 55 dB(A) is en derhalve onaanvaardbaar.

2.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het uitwerkingsplan voldoet aan de uitwerkingsregels en in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens het college is bij de vaststelling van het bestemmingsplan rekening gehouden met de verkeersdruk behorende bij 1.200 woningen en de daardoor veroorzaakte geluidhinder op deze woningen. Er bestaat thans geen aanleiding aan de aanvaardbaarheid van de in het uitwerkingsplan voorziene ontwikkelingen te twijfelen.

2.2. De woning van [appellant] ligt op eiland III aan de straat Veluwemeer, een ontsluitingsweg naar eiland IV, en is mogelijk gemaakt in het desbetreffende ter uitwerking van het bestemmingsplan vastgestelde uitwerkingsplan. Het college heeft als uitgangspunt genomen dat geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat indien de geluidbelasting op deze woning vanwege het verkeer van de binnen het plangebied van het bestemmingsplan voorziene woningen, onder meer over de Veluwemeer, minder bedraagt dan 55 dB(A). In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat dit uitgangspunt onredelijk is.

Ten aanzien van het betoog dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het uitwerkingsplan niet leidt tot een geluidbelasting op de woning van [appellant] hoger dan 55 dB(A) vanwege het verkeer, stelt de Afdeling eerst het volgende vast.

In de plantoelichting van het bestemmingsplan is vermeld dat de binnen het plangebied van het bestemmingsplan gelegen wegen, waaronder de Veluwemeer, worden ingericht als wegen waar 30 km/uur mag worden gereden. Voorts is vermeld dat er in de uitwerkingsfase rekening mee wordt gehouden dat de geluidbelasting op de gevels van de in het bestemmingsplan voorziene 1.200 woningen vanwege het wegverkeer dat deze woningen met zich brengen, de waarde van 55 dB(A) niet te boven gaat. Volgens paragraaf 3.7 van de plantoelichting van het uitwerkingsplan brengen de in totaal op eiland IV voorziene 146 nieuwe woningen elk vijf verkeersbewegingen per dag met zich, zodat vanaf dit eiland ten hoogste 730 vervoersbewegingen per dag over de Veluwemeer zullen plaatsvinden. Voorts is ter zitting gebleken dat de totale verkeersintensiteit over de Veluwemeer in de beoogde situatie, waarin ook de 146 woningen op eiland IV zijn gerealiseerd, ten hoogste 4.900 mvt/etmaal zal bedragen.

Het college heeft ter zitting toegelicht dat onder deze omstandigheden geen reden bestaat eraan te twijfelen dat in de met het uitwerkingsplan voorziene situatie de geluidbelasting op de gevel van de woning van [appellant] vanwege het wegverkeer van de binnen het plangebied van het bestemmingsplan voorziene woningen, lager zal zijn dan 55 dB(A). [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gekozen inrichting van het uitwerkingsplan niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening omdat ter plaatse van zijn woning een onaanvaardbare geluidssituatie zal ontstaan. Daarbij betrekt de Afdeling dat [appellant] onvoldoende met een deskundigenadvies of andere objectief verifieerbare gegevens aannemelijk heeft gemaakt dat de geluidbelasting op de gevel van zijn woning vanwege het wegverkeer over de Veluwemeer na de voorziene ontwikkeling van eiland IV meer dan 55dB(A) zal bedragen. Het rapport en de brief waarnaar hij in het beroepschrift verwijst, bevatten dergelijke gegevens niet.

Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant] door geluidhinder.

Het betoog faalt.

3. Over het betoog van [appellant] dat op grond van provinciaal beleid de geluidbelasting op zijn woning niet meer mag bedragen dan 53 dB, overweegt de Afdeling als volgt. Nog daargelaten dat het college bij de vaststelling van een uitwerkingsplan niet aan provinciaal beleid is gebonden, is niet gebleken van provinciaal beleid waarin de door [appellant] gestelde geluidwaarde is neergelegd. Het college heeft in dit verband toegelicht dat deze waarde uitsluitend van belang is in het kader van afspraken die met de provincie zijn gemaakt over ontheffingen betreffende het verkeer over de Steinhagenseweg en railverkeer.

Reeds hierom faalt het betoog.

4. [appellant] betoogt dat ten onrechte geen onderzoek is verricht naar de luchtkwaliteit. Nu is gebleken van een te hoge concentratie fijn stof rond de Steinhagenseweg kan het haast niet anders dan dat de luchtkwaliteit rond de Veluwemeer niet aan de relevante normen voldoet, aldus [appellant].

4.1. Anders dan [appellant] stelt, is in paragraaf 3.7 van de plantoelichting bezien wat de gevolgen van de mede in het uitwerkingsplan voorziene ontwikkeling van eiland IV voor de luchtkwaliteit zijn. Daarin wordt onder meer op basis van de te verwachten verkeersintensiteiten geconcludeerd dat de concentraties stikstof (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) als jaargemiddelde ruimschoots blijven onder de relevante normen voor stikstofdioxide en fijn stof. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze conclusie onjuist is. De enkele stelling dat is gebleken van een te hoge concentratie fijn stof rond de Steinhagenseweg, die ten noorden van eiland III haaks op de Veluwemeer ligt, geeft geen aanleiding aan de conclusies in de plantoelichting over de Veluwemeer te twijfelen. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling gelet op het vorenstaande geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het uitwerkingsplan niet in strijd is met de relevante normen betreffende luchtkwaliteit.

Het betoog faalt.

5. Het betoog van [appellant] dat de Veluwemeer in de huidige situatie verkeersonveilig is vanwege de bestaande verkeersintensiteit en omdat de ter plaatse geldende maximale toegestane snelheid van 30 km/uur niet wordt nageleefd, heeft betrekking op de handhaving van verkeersmaatregelen op en de inrichting van deze buiten het plangebied van het uitwerkingsplan gelegen weg. Het betoog over de nadelige gevolgen van het bouwverkeer op de Veluwemeer terwijl dit niet was voorzien in het "Masterplan Waterrijk Woerden" of het bestemmingsplan, heeft evenmin betrekking op het uitwerkingsplan, maar ziet op de uitvoering daarvan. Het voormelde handhavingsaspect en uitvoeringsaspect kunnen in de onderhavige procedure niet aan de orde komen, aangezien uitsluitend het besluit tot vaststelling van het uitwerkingsplan voorligt. Deze betogen moeten derhalve buiten beschouwing blijven.

6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, griffier.

w.g. Polak w.g. Vogel-Carprieaux

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2015

458-743.