Uitspraak 201302234/3/R3

Tegen: de raad van de gemeente Heusden

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Noord-Brabant

201302234/3/R3.

Datum uitspraak: 22 april 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Drunen, gemeente Heusden,

2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Drunen, gemeente Heusden,

en

de raad van de gemeente Heusden,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Heusden Buitengebied" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer [appellant sub 1] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 en 3 juni 2014. Na de zitting is het beroep van [appellant sub 1] afgesplitst van de behandeling van de overige beroepen. De behandeling ervan is voortgezet onder nr. 201302234/3/R3.

Bij besluit van 8 juli 2014, kenmerk 00390325, heeft de raad het bestemmingsplan "Het Run" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 februari 2015, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], beiden bijgestaan door mr. W. Krijger, en de raad, vertegenwoordigd door ing. N. Geurts en ing. J.P. Burgs, beiden werkzaam bij de gemeente, en ir. J.R. Brouwer, werkzaam bij het adviesbureau De Roever Omgevingsadvies, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

2. De Afdeling stelt vast dat met het besluit van 8 juli 2014 niet is tegemoet gekomen aan het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 18 december 2012, zodat het beroep van [appellant sub 1] ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede is gericht tegen het besluit van 8 juli 2014. [appellant sub 1] heeft zijn beroep van rechtswege bij brieven van 6 en 7 oktober 2014 van een nadere motivering voorzien. De Afdeling zal het besluit van 8 juli 2014 als eerste beoordelen.

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het besluit van 8 juli 2014

4. Het bestemmingsplan voorziet in een regeling voor het zwembad "Het Run" te Drunen, waarbij onder meer naast het zwembad een camping wordt mogelijk gemaakt en de horeca meer mogelijkheden krijgt dan onder het thans geldende bestemmingsplan "Heusden Buitengebied".

Aan het perceel Sportlaan 14 te Drunen zijn onder meer de bestemming "Recreatie" en "Natuur" toegekend. Aan delen van dit perceel zijn onder meer de aanduidingen "dagrecreatie", "horeca tot en met categorie 1", "kampeerterrein", "maximum aantal standplaatsen = 80", "parkeerterrein" en/of "specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen" toegekend. Voorts zijn drie bouwvlakken opgenomen.

Ingevolge artikel 1.38 van de planregels wordt onder extensief recreatief medegebruik verstaan: een vorm van recreatief medegebruik die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.

Ingevolge artikel 1.48 wordt onder horeca categorie 1 verstaan: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-)restaurant, pannenkoekenhuis, eetcafe en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.

Ingevolge artikel 1.58 wordt onder kleinschalig evenement verstaan: elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke kleinschalige festiviteit, kleinschalige sportwedstrijd, en alle overige kleinschalige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitsluiting van enkele specifiek omschreven evenementen.

Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder e, zijn de voor "Natuur" aangewezen gronden bestemd voor extensief recreatief medegebruik.

Ingevolge artikel 5, lid 5.1, zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor:

a. dagrecreatieve voorzieningen, bestaande uit:

1. een zwembad;

2. wintervissen;

3. kleinschalige evenementen;

4. en daarmee vergelijkbare activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "dagrecreatie";

b. tevens horeca categorie 1 ter plaatse van de aanduiding "horeca ten hoogste categorie 1";

c. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";

d. uitsluitend een parkeerterrein en standplaats voor campers, ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";

(...).

Ingevolge lid 5.2.2, onder a, dienen gebouwen te worden gebouwd in het bouwvlak.

Ingevolge lid 5.5 gelden met betrekking tot gebruik de volgende regels:

a. het aantal standplaatsen ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein" mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal standplaatsen" is weergegeven;

b. ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein" is kamperen toegestaan in de periode van 1 april tot en met 31 oktober;

(...);

f. ter plaatse van de aanduiding "horeca ten hoogste categorie 1" is recreatief nachtverblijf alsmede zaalverhuur niet toegestaan;

g. de bedrijfsvloeroppervlakte van "horeca ten hoogste categorie 1" binnen een gebouw mag niet meer bedragen dan 200 m^2, met dien verstande dat opening uitsluitend is toegestaan:

1. in de dag- en avondperiode tussen 08.00 uur en 01.00 uur in de periode van 1 april tot en met 31 oktober;

2. in de dag- en avondperiode tussen 08.00 uur en 23.00 uur in de periode van 1 november tot en met 31 maart;

h. de bedrijfsvloeroppervlakte "horeca ten hoogste categorie 1" buiten een gebouw ten behoeve van een buitenterras mag niet meer bedragen dan 200 m^2, met dien verstande dat opening uitsluitend is toegestaan:

1. in de dag- en avondperiode tussen 08.00 uur en 00.00 uur in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus;

2. in de dag- en avondperiode tussen 08.00 uur en 23.00 uur op doordeweekse dagen in de periode 1 september tot en met 30 juni;

3. in de dag- en avondperioden tussen 08.00 uur en 00.00 uur in de weekenden in de periode 1 september tot en met 30 juni;

(...);

l. het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalige evenementen, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 3 dagen omvatten, is niet toegestaan;

m. het gebruik van gronden ten behoeve van meer dan 18 kleinschalige evenementen per jaar is niet toegestaan, waarbij het opbouwen en afbreken van een evenement niet tot een evenementendag wordt gerekend;

n. het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalige evenementen is toegestaan voor zover:

1. die activiteiten een bezoekersaantal van niet meer dan 1.500 bezoekers per dag omvatten in de periode januari tot en met juni en september tot en met december;

2. die activiteiten een bezoekersaantal van niet meer dan 1.000 bezoekers per dag omvatten in de periode juli tot en met augustus, met dien verstande dat een bezoekersaantal van niet meer dan 1.500 bezoekers is toegestaan indien blijkt dat de parkeerdruk en verkeersafwikkeling in de omgeving van het plangebied voldoende is gewaarborgd en niet onevenredig wordt aangetast;

3. het totaal aantal gelijktijdige bezoekers ter plaatse van de aanduiding "dagrecreatie" niet meer dan 1.500 bezoekers bedraagt;

o. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" mag het totaal aantal parkeerplaatsen niet minder bedragen dan 115 met dien verstande dat:

1. ten behoeve van het kampeerterrein het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 104 en het aantal parkeerplaatsen voor de horecavoorziening niet minder mag bedragen dan 11;

2. parkeerplaatsen in gebruik als standplaats voor campers tellen niet mee in het minimaal benodigd aantal parkeerplaatsen.

5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld. Ter zitting hebben zij hun beroepsgrond over ondersteunende dienstverlening en ondergeschikte detailhandel ingetrokken.

6. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat het begrip kleinschalige evenementen in artikel 1.58 van de planregels te ruim is gedefinieerd en in de planregels niet is vastgelegd dat alleen lokale evenementen zijn toegestaan. Daarnaast wordt per jaar een te groot aantal evenementen toegestaan, hetgeen in strijd is met hetgeen is besproken bij de besluitvorming over het bestemmingsplan.

6.1. In artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, sub 3, in samenhang met artikel 1.58 van de planregels is vastgelegd dat alleen evenementen van kleinschalige aard zijn toegestaan. Voorts is in lid 5.5, onder n, van de planregels bepaald dat maximaal 1.500 bezoekers per evenementendag aanwezig mogen zijn, zodat het kleinschalige karakter van de evenementen voldoende is vastgelegd in het plan. Wat betreft het betoog dat niet is vastgelegd dat alleen lokale evenementen zijn toegestaan, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat de raad de aard van de toegestane evenementen heeft willen en moeten beperken tot evenementen met een lokaal karakter.

In de planregels van het ontwerpplan was geen regeling opgenomen voor evenementen. In de nota van zienswijzen en wijzigingen is opgenomen dat in en rond het zwembad maximaal 12 evenementen per jaar worden georganiseerd met een maximum van 18 evenementendagen. Het plan zou hiertoe worden gewijzigd door in artikel 5, lid 5.5, van de planregels op te nemen dat 12 kleinschalige evenementen per jaar met een aaneengesloten periode van maximaal 3 dagen zijn toegestaan. In de memo aan de raad van 16 juni 2014, waarbij de nota van zienswijzen en wijzigingen is gewijzigd, is opgenomen dat met een dergelijke bepaling maximaal 36 evenementendagen zijn toegestaan, zodat artikel 5, lid 5.5, van de planregels dient te worden gewijzigd. Er zou worden bepaald dat maximaal 18 evenementendagen zijn toegestaan. De Afdeling stelt vast dat ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, sub 3, in samenhang met lid 5.5, onder l en m, van de planregels, zoals opgenomen in het door de raad gewaarmerkte en ter inzage gelegde plan, maximaal 18 kleinschalige evenementen met een aaneengesloten periode van 3 dagen zijn toegestaan, zodat 54 evenementendagen per jaar zijn toegestaan. Ter zitting heeft de raad bevestigd dat is beoogd maximaal 18 evenementendagen toe te staan. Gelet hierop komt de tekst van artikel 5, lid 5.5, onder m, van de planregels, niet overeen met de bij het vaststellingsbesluit behorende nota van zienswijzen en wijzigingen en de behorende memo. De Afdeling is derhalve van oordeel dat het bestreden besluit en het plan in onderlinge samenhang in zoverre zijn vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid. Het betoog slaagt.

7. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat onvoldoende waarborgen in de planregels zijn opgenomen. In de planregels is niet opgenomen dat alleen een gezinscamping mag worden gerealiseerd en daarvan alleen gedurende het seizoen gebruik mag worden gemaakt. Daarnaast is ten onrechte zelfstandige horeca op het perceel toegestaan, zodat niet is uitgesloten dat het perceel alleen voor horeca in gebruik zal worden genomen. Ten onrechte is daarnaast niet gewaarborgd dat het plan alleen mag worden uitgevoerd als de camping wordt gerealiseerd en het zwembad met het publieke gebruik blijft bestaan.

7.1. In artikel 5, lid 5.5, aanhef en onder b, van de planregels is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein" kamperen is toegestaan in de periode van 1 april tot en met 31 oktober, zodat het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen dat niet gewaarborgd is dat de camping alleen tijdens het seizoen open is, feitelijke grondslag mist. De Afdeling is voorts van oordeel dat een planregel die bepaalt dat alleen een gezinscamping mag worden gerealiseerd in beginsel niet ruimtelijk relevant is en niet handhaafbaar. Het betoog faalt.

7.2. In het bestreden besluit en de plantoelichting is opgenomen dat medewerking is verleend aan het verzoek van Het Run B.V. om horeca te kunnen realiseren voor zowel de camping- en zwembadgasten als voor wandelaars en fietsers uit de omgeving, zodat in tegenstelling tot het ontwerpplan, nu ook zelfstandige horeca is mogelijk gemaakt. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad geen zelfstandige horeca mogelijk had kunnen maken en dat dit tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat zal leiden in het geval waarin van de toegestane functies alleen de horeca zal worden gerealiseerd. Daarbij is van belang dat het karakter en de kleinschaligheid van de horecavoorziening in artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder b, en lid 5.5, onder f, g en h, in samenhang met artikel 1.48 van de planregels voldoende is verzekerd. Voor zover zij vrezen dat in het horecagebouw evenementen zullen plaatsvinden, overweegt de Afdeling dat zaalverhuur van het horecagebouw ingevolge lid 5.5, onder f, van de planregels niet is toegestaan. Voorts zijn kleinschalige evenementen ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, sub 3, alleen ter plaatse van de aanduiding "dagrecreatie" toegestaan en is deze aanduiding niet aan het bouwvlak voor horeca toegekend. Het betoog faalt.

7.3. Het betoog dat ten onrechte niet is gewaarborgd dat het plan alleen mag worden uitgevoerd als de camping wordt gerealiseerd en het zwembad met het publieke gebruik blijft bestaan, kan niet slagen. Daarbij wijst de Afdeling er op dat een bestemmingsplan, gelet op artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), in beginsel slechts verbods- en geen gebodsbepalingen kan bevatten en derhalve geen actieve verplichting tot verwezenlijking van de aan de gronden gegeven bestemming kan opleggen. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen ter zitting hebben betoogd dat de raad ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting hieromtrent in het plan heeft opgenomen, overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft ter zitting toegelicht dat het behoud van het zwembad in beginsel aan het plan ten grondslag is gelegd en dat het behoud hiervan mede in verband daarmee ook in de erfpachtovereenkomst met de projectontwikkelaar Het Run B.V. was opgenomen, maar dat hij met dit plan tevens heeft willen voorkomen dat het terrein niet in gebruik is en de raad het derhalve ruimtelijk aanvaardbaar acht als niet alle functies tegelijkertijd worden uitgevoerd. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Het betoog faalt.

8. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de richtafstand die in de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgegeven brochure "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: VNG-brochure) is voorgeschreven ten onrechte niet in acht is genomen en de raad ten onrechte stelt dat een kleinere afstand tussen een kampeerterrein en woningen, gelet op hetgeen in het akoestisch onderzoeksrapport is overwogen, aanvaardbaar is. De groenstrook die tussen het kampeerterrein en de woningen is voorzien, wordt daarnaast in de praktijk ook voor recreatie in gebruik genomen, zodat de afstand tot de woningen slechts 15 m bedraagt.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen voorts dat het onderzoek naar de gevolgen van het plan voor de verkeers- en parkeerdruk en het akoestisch onderzoek niet zorgvuldig zijn uitgevoerd, omdat niet van een zogenoemd worst case scenario is uitgegaan in die zin dat alle toegestane activiteiten op hetzelfde moment door het maximale aantal bezoekers worden bezocht. Gelet hierop is niet uitgesloten dat de verkeers- en parkeerdruk op de Hoge Schijf zal toenemen. Voorts is in het akoestisch onderzoeksrapport van een te laag maximaal aantal bezoekers en de daarbij behorende verkeersbewegingen uitgegaan en is onvoldoende rekening gehouden met het stemgeluid en de verkeersbewegingen op korte afstand van hun woningen. Daarnaast zijn de in dit rapport opgenomen uitgangspunten niet vastgelegd in de planregels en niet handhaafbaar.

8.1. De raad stelt dat een gedeelte van het terrein aan de zuid- en westzijde behoort tot de ecologische hoofdstructuur (EHS) zoals aangewezen in de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant en als landschappelijke inpassing fungeert, zodat hieraan de bestemming "Natuur" is toegekend. Deze gronden bestaan voornamelijk uit een groenstrook met bomen. Volgens de raad is recreatief gebruik ter plaatse niet toegestaan en zal handhavend worden opgetreden indien de groenstrook voor recreatieve activiteiten in gebruik zal worden genomen.

De raad stelt voorts dat hij bij het beoordelen van het initiatief toepassing heeft gegeven aan de daartoe geadviseerde toetsingssystematiek als opgenomen in paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure. Omdat voor een aantal omliggende woningen niet wordt voldaan aan de richtafstand van 50 m tussen een woning en een kampeerterrein, diende Het Run B.V. met akoestisch onderzoek aannemelijk te maken dat ter plaatse van de omliggende woningen toch een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Volgens de raad is in het akoestisch onderzoek aangetoond dat de afwijking van de richtafstand van 50 m in dit geval aanvaardbaar kan worden geacht, omdat wordt voldaan aan de geluidrichtwaarden die in paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure onder stap 2 zijn opgenomen.

8.2. Niet in geschil is dat wat betreft het zwembad en de horeca aan de in de VNG-brochure opgenomen richtafstanden van 100 m onderscheidenlijk 30 m wordt voldaan, omdat de dichtstbijzijnde woning vanaf het zwembad en de horeca op een afstand van 110 m staat. Niet in geschil is dat de dichtstbijzijnde woning vanaf de gronden met de bestemming "Recreatie" op een afstand van 35 m staat, zodat niet aan de in de VNG-brochure aanbevolen afstand van 50 m voor een kampeerterrein wordt voldaan. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen stellen dat de afstand tussen een aantal woningen en het kampeerterrein in de praktijk slechts 15 m bedraagt, omdat de gronden waaraan de bestemming "Natuur" is toegekend ook voor recreatieve activiteiten worden gebruikt, overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder e, van de planregels alleen extensief recreatief medegebruik is toegestaan op deze gronden en het door hen gevreesde gebruik daar niet onder valt.

8.3. In paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure onder stap 2 is opgenomen dat in het geval niet kan worden voldaan aan de aanbevolen richtafstand akoestisch onderzoek noodzakelijk is. In opdracht van Het Run B.V. heeft De Roever Omgevingsadvies op 16 mei 2014 het rapport "Akoestisch onderzoek t.b.v. Ruimtelijke onderbouwing Zwembad en Camping Het Run, Sportlaan 14 te Drunen (gemeente Heusden)" opgesteld en in opdracht van de raad is voorts op 4 november 2014 de "Adviesmemo geluidaspecten, Camping en openluchtzwembad Het Run, Sportlaan 14 te Drunen" opgesteld. Voorts is door Rho Adviseurs voor leefruimte het verwachte aantal bezoekers voor de mogelijk gemaakte functies en activiteiten berekend, zoals weergegeven in paragraaf 3.3 van de plantoelichting. Op basis van deze gegevens en met gebruikmaking van de kencijfers van het nationale kennisplatform CROW is de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte ten gevolge van het plan onderzocht, zoals weergegeven in paragraaf 4.6 van de plantoelichting en bijlage 5 bij de plantoelichting.

8.3.1. De Afdeling overweegt dat het bedoelde worst case scenario niet hoeft te worden onderzocht, omdat dient te worden uitgegaan van de representatieve invulling van de maximale mogelijkheden van het plan. Niet is gebleken dat de raad bij de bepaling van de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte en bij de bepaling van de geluidbronnen niet is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden van het plan. Het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen dat in het worst case scenario alle toegestane activiteiten op hetzelfde moment door het maximum aantal bezoekers worden bezocht en dit als representatieve invulling dient te worden onderzocht, kan niet worden gevolgd. In paragraaf 3.3.2 van de plantoelichting is onderbouwd dat het terrein niet de ruimte en de capaciteit heeft om alle activiteiten met het maximale aantal bezoekers tegelijkertijd te laten plaatsvinden en er voorts sprake zal zijn van dubbelgebruik in die zin dat bezoekers voor verscheidene activiteiten komen. Voorts is in artikel 5, lid 5.5, onder n, sub 3, van de planregels bepaald dat ten tijde van een kleinschalig evenement het aantal gelijktijdig aanwezige bezoekers ter plaatse van de aanduiding "dagrecreatie", waar tevens het zwembad en het terras van het horecagebouw zijn gelegen, niet meer dan 1.500 bezoekers mag bedragen, zodat het plan het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen gestelde worst case scenario niet mogelijk maakt.

8.3.2. Wat betreft het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen dat ten onrechte de geluidhinder van 1.500 zwembadgasten per dag is onderzocht omdat, gelet op uitlatingen van de exploitant, van 3.000 tot 3.500 zwembadgasten per dag dient te worden uitgegaan, overweegt de Afdeling als volgt. Onder meer op basis van de door Het Run B.V. verstrekte informatie is vastgesteld dat het aantal bezoekers op een piekdag gemiddeld 2.000 zal bedragen, waarvan 1.500 bezoekers gelijktijdig aanwezig zullen zijn. De Afdeling stelt vast dat bij de berekening van de geluidhinder van het aantal gelijktijdig aanwezige bezoekers dient te worden uitgegaan. Dat het totaal aantal bezoekers per dag hoger is, is derhalve in zoverre niet van belang. Niet is aannemelijk gemaakt dat de raad op grond van dit uitgangspunt niet in redelijkheid van 1.500 bezoekers van het zwembad heeft kunnen uitgaan. Hierbij betrekt de Afdeling dat de oppervlakte van de ligweide van het zwembad in het voorliggende plan ongeveer wordt gehalveerd ten opzichte van de bestaande situatie, omdat een gedeelte van de ligweide in dit plan voor de camping is bestemd.

8.3.3. Het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen dat, indien van 1.500 bezoekers van het zwembad kan worden uitgegaan, niet aannemelijk is dat het aantal motorvoertuigen hoogstens 166 per dag zal bedragen en derhalve ook in zoverre een onjuist uitgangspunt aan het akoestisch onderzoek ten grondslag is gelegd, kan voorts niet worden gevolgd. Op basis van de kencijfers van het CROW is vastgesteld dat een zwembad met een oppervlakte van 2.160 m^2 op een piekdag een verkeersgeneratie van 332 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etmaal) heeft. Omdat een motorvoertuig in beginsel twee verkeersbewegingen genereert is in het akoestisch onderzoek van 166 motorvoertuigen uitgegaan. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad hiervan niet heeft kunnen uitgaan.

8.3.4. De Afdeling is voorts van oordeel dat in het akoestisch onderzoek voldoende rekening is gehouden met de geluidbelasting door stemgeluid. Dat daarbij is gerekend met verschillende bronsterktes van stemgeluid is gelet op de verschillende activiteiten niet onredelijk. Anders dan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen stellen, is in het akoestisch onderzoek niet uitgegaan van maximaal 4 evenementendagen, maar is in het onderzoeksrapport vermeld dat een inrichting conform de gemeentelijke APV 4 maal per jaar de geluidnormen mag overschrijden. Op de overige evenementendagen wordt niet verwacht dat dit een hogere geluidbelasting tot gevolg zal hebben dan een piekdag van het zwembad. Voorts is van belang dat het akoestisch onderzoek uitgaat van een extreme situatie waarbij de 80 staanplaatsen volledig bezet zijn en dat op al deze plaatsen sprake is van sprekende of converserende mensen.

8.3.5. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat de geluidhinder van de verkeersbewegingen van en naar het plangebied ter plaatse van de gevels van de omliggende woningen onvoldoende is onderzocht. Daarbij betrekt de Afdeling dat aan het akoestisch onderzoek ten grondslag is gelegd dat al het verkeer het plangebied via de zuidelijke richting over de Sportlaan verlaat vanwege het eenrichtingsverkeer op een deel van de Sportlaan.

8.3.6. De Afdeling overweegt dat met het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen overgelegde akoestisch onderzoeksrapport "Second opinion akoestische aspecten bestemmingsplan "Het Run", gemeente Heusden", dat op 7 februari 2015 door Greten Raadgevende Ingenieurs is opgesteld, niet is aangetoond dat de raad het akoestisch onderzoeksrapport niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. Dat in het rapport van Greten Raadgevende Ingenieurs wordt geadviseerd om op een andere wijze rekening te houden met de geluidbelasting ten gevolge van stemgeluid dan wel van een aantal andere geluidbronnen de geluidbelasting te onderzoeken, betekent niet dat moet worden geoordeeld dat in het akoestisch onderzoeksrapport dat ten grondslag is gelegd aan het plan geen representatieve invulling van de maximale mogelijkheden van het plan als uitgangspunt is genomen.

8.3.7. Gelet op het vorenstaande hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat de verrichte onderzoeken naar de gevolgen van het plan gebreken, dan wel leemten in kennis vertonen en dat de raad zich derhalve niet op deze onderzoeksrapporten heeft mogen baseren. Het betoog hierover faalt.

8.4. Wat betreft de gestelde toename van verkeers- en parkeerdruk, overweegt de Afdeling dat in de plantoelichting is geconcludeerd dat de richtlijn van 4.000 mvt/etmaal voor de Sportlaan en de Hoge Schijf niet wordt overschreden, zodat de inrichting van deze wegen voldoende capaciteit biedt om het verkeer af te wikkelen. Voorts is in de plantoelichting opgenomen dat op de camping opstelstroken en parkeerplaatsen voor kort parkeren mogelijk zullen worden gemaakt, zodat de verkeersafwikkeling niet zal worden belemmerd. In artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder d, in samenhang met lid 5.5, aanhef en onder o, van de planregels is op de gronden met de aanduiding "parkeerterrein" voorzien in een parkeerterrein met 115 parkeerplaatsen, zodat volgens de plantoelichting geen gebruik hoeft te worden gemaakt van de openbare parkeerplaatsen. Het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen dat niet in voldoende parkeerplaatsen kan worden voorzien, omdat een aantal parkeerplaatsen in gebruik zal zijn als standplaats voor campers kan niet worden gevolgd, omdat ingevolge artikel 5, lid 5.5, onder o, sub 2, van de planregels parkeerplaatsen in gebruik als standplaats voor campers niet meetellen in het minimaal benodigd aantal parkeerplaatsen. Voorts is vastgesteld dat alleen in het geval dat een evenement samenvalt met een piekdag van het zwembad in de zomerperiode een tekort aan parkeerplaatsen kan optreden. Gelet daarop is in artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, aanhef en onder 3, in samenhang met lid 5.5, aanhef en onder n, van de planregels een regeling opgenomen ten aanzien van het maximum aantal bezoekers ter plaatse van de aanduiding "dagrecreatie" indien een evenement plaatsvindt, waarbij tevens een onderscheid is gemaakt tussen de zomerperiode en de overige periodes.

In paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure onder stap 2 zijn de richtwaarden voor de geluidbelasting van de omliggende woningen opgenomen. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau mag maximaal 45 dB(A) bedragen, het maximaal geluidniveau mag maximaal 65 dB(A) bedragen en de indirecte hinder ten gevolge van verkeersaantrekkende werking mag maximaal 50 dB(A) bedragen. In het akoestisch onderzoeksrapport is onderbouwd dat voormelde richtwaarden met de in het plan mogelijk gemaakte functies en activiteiten niet zullen worden overschreden. In paragraaf 4.8 van de plantoelichting is gelet hierop geconcludeerd dat afwijking van de richtafstand van 50 m voor een kampeerterrein in dit geval aanvaardbaar kan worden geacht. Voorts dient de inrichting aan de grenswaarden voor geluid in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit milieubeheer) te voldoen. In het rapport is geconcludeerd dat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer 5 dB(A) hoger zijn dan de richtwaarden uit de VNG-brochure, zodat hiermee ook vast staat dat aan de grenswaarden voor geluid in het Activiteitenbesluit milieubeheer zal worden voldaan.

Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in het plan mogelijk gemaakte activiteiten en functies niet tot onevenredige verkeers- en parkeerdruk en geluidbelasting zullen leiden. Voor zover in het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen overgelegde akoestisch onderzoeksrapport is vermeld dat onvoldoende inzicht is geboden in de te verwachten geluidhinder en de geluidbelasting voorts is onderschat, overweegt de Afdeling dat dit rapport geen uitkomsten bevat van berekeningen op grond waarvan inzichtelijk is gemaakt dat de voormelde richt- en grenswaarden met de in het plan mogelijk gemaakte functies en activiteiten zullen worden overschreden. Hiermee is derhalve niet aangetoond dat het door Het Run B.V. overgelegde akoestisch onderzoeksrapport en de nadere adviesmemo het bestreden besluit niet kunnen dragen. De raad heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende woningen voldoende is gegarandeerd. Het betoog faalt.

8.5. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de in het akoestisch onderzoeksrapport opgenomen uitgangspunten, zoals dat op de camping in de nachtperiode stillere gesprekken zullen plaatsvinden en geen honden zijn toegestaan en op het terras geen muziek zal worden afgespeeld, niet zijn vastgelegd in de planregels en daardoor niet handhaafbaar zijn, overweegt de Afdeling als volgt. Een bestemmingsplan is niet het geeigende instrument om dergelijke gedetailleerde uitgangspunten vast te leggen. Deze aspecten kunnen op een andere wijze gereguleerd worden. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat de planregels die als uitgangspunt aan het akoestisch onderzoek ten grondslag zijn gelegd niet handhaafbaar zijn. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen in dit kader ter zitting op artikel 5, lid 5.5, onder n, sub 3, van de planregels hebben gewezen, overweegt de Afdeling dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat onder meer door middel van de verkoop van kaartjes een onderscheid kan worden gemaakt tussen bezoekers van het zwembad, de horeca of een evenement, hetgeen de Afdeling juist acht. Het betoog faalt.

9. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de financiele uitvoerbaarheid van het plan niet is gewaarborgd. Daarbij wijzen zij er op dat Het Run B.V. er financieel slecht voorstaat en waarschijnlijk failliet zal gaan, zodat niet vast staat dat het plan niet tot leegstand zal leiden en op de gronden een beperkt of aangepast gebruik zal plaatsvinden. Volgens hen is ten onrechte geen onderzoek verricht naar de vraag of de uitvoering van de mogelijk gemaakte functies en activiteiten financieel rendabel is. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen vrezen daarnaast voor een verdere uitbreiding van de activiteiten in het plangebied, waarbij op de gronden waarop het kampeerterrein is voorzien een outdoorcentrum wordt mogelijk gemaakt. Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen is het college van burgemeester en wethouders benaderd door het outdoorcentrum Drunen en wil het college meewerken aan dit initiatief. Daarbij verwijzen zij naar de memo van het college aan de raad van 19 september 2014.

9.1. De raad stelt zich op het standpunt dat mede gelet op het belang van de instandhouding van het zwembad is besloten het zwembad in erfpacht uit te geven. De gemeente heeft vervolgens op basis van bepaalde criteria gekozen voor Het Run B.V. Om dit financieel rendabel te laten zijn, was het noodzakelijk om andere functies en activiteiten in het plangebied mogelijk te maken.

9.2. De Afdeling overweegt dat het voorliggende bestemmingsplan een outdoorcentrum niet mogelijk maakt, zodat een dergelijke uitbreiding van de activiteiten thans niet aan de orde is.

9.3. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financiele uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar. De Afdeling stelt daarbij voorop dat de situatie ten tijde van het bestreden besluit ter toetsing staat en destijds de erfpachtovereenkomst met Het Run B.V. nog niet was ontbonden.

In paragraaf 5.2 van de plantoelichting is op de financiele uitvoerbaarheid van het plan ingegaan. Hieruit volgt dat de raad met Het Run B.V. is overeengekomen dat de kosten die met het plan gepaard gaan door haar worden gedragen. Het is in eerste instantie aan het Run B.V. om te beoordelen of zij het plan kan uitvoeren en of dit voor haar rendabel is. Daarbij wijst de Afdeling erop dat ter zitting is gebleken dat de exploitatie van het zwembad als zodanig financieel niet rendabel wordt geacht en gelet daarop andere functies en activiteiten dan het zwembad in het plangebied mogelijk zijn gemaakt, hetgeen meer mogelijkheden voor de uitvoerbaarheid biedt. Voorts overweegt de Afdeling dat in deze procedure niet de financiele positie van een concrete projectontwikkelaar ter beoordeling staat, maar de financiele uitvoerbaarheid van het plan als zodanig. De enkele omstandigheid dat Het Run B.V. zich als ontwikkelaar zou moeten terugtrekken, brengt nog niet met zich dat het niet mogelijk zal zijn tot de realisering van de in het plan voorziene ontwikkelingen over te gaan. Daarbij is van belang dat in het kader van de privatisering van het zwembad meer ondernemers belangstelling hebben getoond en verscheidene plannen bij de gemeente zijn ingediend voor het exploiteren hiervan. Gelet hierop is niet gebleken dat een of meer andere marktpartijen de voorziene functies en activiteiten niet in overeenstemming met het plan zouden kunnen uitvoeren. De raad heeft zich gelet op het voorgaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat op voorhand moest worden ingezien dat het plan niet uitvoerbaar was binnen de planperiode.

Het betoog faalt.

10. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, wat betreft de vaststelling van artikel 5, lid 5.5, onder m, van de planregels, is genomen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door een nieuw artikel 5, lid 5.5, onder m, van de planregels vast te stellen en te bepalen dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit, voor zover dat is vernietigd. De Afdeling acht niet aannemelijk dat belanghebbenden daardoor in hun belangen worden geschaad. Daarbij betrekt de Afdeling dat Het Run B.V. thans de enige belanghebbende is die door deze wijziging in haar belangen kan worden geschaad en ter zitting is gebleken dat Het Run B.V. ermee bekend is dat de raad van meet af aan maximaal 18 evenementendagen heeft willen toestaan en met deze voorwaarde heeft ingestemd.

Het besluit van 18 december 2012

11. Het besluit van 8 juli 2014 wordt met deze uitspraak onherroepelijk. Hieruit volgt dat aan het besluit van 18 december 2012 in zoverre geen betekenis meer toekomt. Onder deze omstandigheden en nu niet is gebleken van enig belang bij een beoordeling van het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 18 december 2012 ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat [appellant sub 1] in zoverre geen procesbelang meer heeft. In verband hiermee is het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 18 december 2012 niet-ontvankelijk.

Slotoverwegingen

12. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

13. De raad dient op na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen zijn twee afzonderlijke beroepen die op dezelfde gronden tegen het bestreden besluit zijn ingediend. Beiden zijn bijgestaan door het juridisch adviesbureau Krijger. Derhalve worden deze beroepen ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht wat betreft de vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand beschouwd als een samenhangende zaak. Wat betreft de kosten die zijn gemaakt voor het in opdracht van [appellant sub 2] en anderen uitgebrachte deskundigenrapport van Greten Raadgevende Ingenieurs overweegt de Afdeling dat de kosten van een deskundige redelijkerwijs zijn gemaakt indien het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. Het inroepen van een deskundige naar aanleiding van het akoestisch onderzoek en het verweerschrift van de raad met de daarbij gevoegde adviesmemo is naar het oordeel van de Afdeling redelijk. Voor de vergoeding van de kosten van het opstellen van een deskundigenrapport hanteert de Afdeling een forfaitair bedrag van EUR 75,00 per uur. Uit de factuur volgt dat de deskundige van Greten Raadgevende Ingenieurs 13 uren heeft besteed aan het rapport. Het te vergoeden bedrag voor het opstellen van dit deskundigenrapport bedraagt derhalve EUR 975,00.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 18 december 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heusden Buitengebied" niet-ontvankelijk;

II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen tegen het besluit van 8 juli 2014, kenmerk 00390325, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Het Run" gegrond;

III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heusden van 8 juli 2014, kenmerk 00390325, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Het Run", wat betreft artikel 5, lid 5.5, onder m, van de planregels;

IV. bepaalt dat artikel 5, lid 5.5, onder m, komt te luiden: het gebruik van gronden ten behoeve van meer dan 18 evenementendagen per jaar is niet toegestaan, waarbij het opbouwen en afbreken van een evenement niet tot een evenementendag wordt gerekend;

V. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit voor zover dit is vernietigd;

VI. draagt de raad van de gemeente Heusden op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen III en IV worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VII. veroordeelt de raad van de gemeente Heusden tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten als volgt:

a. aan [appellant sub 1] een bedrag van EUR 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

b. aan [appellant sub 2] en anderen een bedrag van EUR 1.465,00 (zegge: veertienhonderdvijfenzestig euro), waarvan EUR 490,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

VIII. gelast dat de raad van de gemeente Heusden aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht als volgt vergoedt:

a. aan [appellant sub 1] een bedrag van EUR 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro);

b. aan [appellant sub 2] en anderen een bedrag van EUR 160,00 (zegge: honderdzestig euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Pikart-van den Berg

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2015

350-758.