Onderscheid alzheimer en frontotemporale dementie vroeg te maken


Onderscheid alzheimer en frontotemporale dementie vroeg te maken

30 april 2015

Vooral in de witte stof van de hersenen zijn grote verschillen te meten tussen de hersenen van mensen die de ziekte van Alzheimer hebben en mensen met de gedragsvariant frontotemporale dementie. Neuropsychologe Christiane Moeller paste geavanceerde beeldanalysetechnieken toe op MRI-hersenscans
van dementiepatienten in een vroeg stadium van de ziekte. Moeller promoveert op 1 mei bij VUmc.

De ziekte van Alzheimer en de gedragsvariant van frontotemporale dementie (FTD) zijn de twee meest voorkomende vormen van dementie op jonge leeftijd. Medisch specialisten kunnen in een vroeg stadium van de ziekte nog moeilijk onderscheid maken tussen de twee vormen. Met de reeds bestaande
beeldvormingstechnieken is het onderscheid op het blote oog vaak ook niet te zien op hersenscans.

Moeller paste geavanceerde analysemethodes toe die hersenschade kunnen meten die op het blote oog niet zichtbaar zijn. "Op groepsniveau bleken zelfs in het beginstadium van de ziektes vooral in de witte stof van de hersenen grote verschillen te zijn. Bij frontotemporale dementie is er veel
schade aan de witte stof in de voorste delen van de hersenen, terwijl er in de hersenen van mensen met de ziekte van Alzheimer - vergeleken met FTD - geen schade te meten was. Een combinatie van verschillende analysemethodes maakte het onderscheid nog duidelijker."

Het doel van het onderzoek was om veranderingen in de hersenen zo vroeg mogelijk op te sporen en om erachter te komen of er verschillen in de hersenen tussen de twee vormen van dementie zijn. "Vooral voor medicijnontwikkeling is een goede diagnose een eerste vereiste", stelt Moeller. VUmc
heeft deze studie samen met LUMC en Erasmus MC uitgevoerd. Het onderzoek is gefinancierd door het Nationaal Initiatief Hersenen & Cognitie van NWO.

In Nederland zijn er nu al 250.000 mensen met dementie en naar verwachting zal dit in 2040 opgelopen zijn tot een half miljoen. Kennis over de oorzaak maakt het mogelijk om zeer gericht therapie te ontwikkelen zodat de ziekte genezen kan worden.

bron: Persbericht