Openbaar Ministerie ondermijnt bewaarplicht


We hebben het al vaker gezegd: de minister van Veiligheid en Justitie kan de noodzaak van de bewaarplicht niet onderbouwen. Het Openbaar Ministerie helpt ook niet, nu zij duidelijk maakt ook niet te weten wat providers op hett moment opslaan - en of dat niet gewoon al volstaat.

Afgelopen vrijdag besteedde Nieuwsuur aandacht aan de wet op grond waarvan providers langdurig gegevens over de locatie en communicatiegedrag van iedereen in Nederland moeten bewaren. Ook wij kwamen aan het woord: we maakten duidelijk dat het feit dat het opslaan van deze gegevens handig is
het niet direct ook betekent dat een bewaarplicht noodzakelijk is.

Openbaar Ministerie heeft geen idee

In die uitzending zegt Gerrit van der Burg, procureur-generaal bij het Openbaar Ministerie:

'Alleen de providers zullen en mogen, nu ook trouwens, niet meer bewaren dan de gegevens die ze nodig hebben voor hun eigen bedrijfsvoering. En het is voor ons onduidelijk welke gegevens dat zijn. Dat hangt er helemaal vanaf van wat voor een provider belangrijk is om te bewaren in relatie
tot zijn klant, in relatie tot de factuur die hij moet sturen.'

Daarna zegt hij:

'En dus is het vele malen minder dan dat er tot de uitspraak van de rechter werd bewaard.'

En daar zit natuurlijk een tegenstrijdigheid. Eerst zeggen dat je eigenlijk niet weet welke gegevens de providers nu nog bewaren en daarna wel zeker weten dat het dus vele malen minder is. Dat kan niet: als je niet weet wat providers nu bewaren, dan kun je ook niet zeggen dat ze minder bewaren
dan hiervoor.

Noodzaak: niet onderbouwd, wel ondermijnd

De uitspraken van het Openbaar Ministerie zijn problematisch. Want wie zo'n inbreukmakend opsporingsmiddel als de bewaarplicht wil, moet kunnen aantonen dat die maatregel ook echt noodzakelijk is. Dat betekent onder meer dat de gegevens niet al op een andere manier, die minder inbreuk maakt,
beschikbaar mogen zijn. Nu het Openbaar Ministerie duidelijk maakt geen idee te hebben welke gegevens de providers nu al uit zichzelf bewaren, kan zij ook nooit de noodzakelijkheid aantonen.

Daarbij komt dat deze uitspraken ook de geloofwaardigheid van de minister van Veiligheid en Justitie ondermijnen, want de meest basale vragen blijken onbeantwoord te zijn. Welke gegevens bewaren de providers sinds dat de Wet bewaarplicht buiten werking is gesteld? Hoe lang worden die gegevens
bewaard? Zijn die gegevens niet al voldoende voor het werk van de politie? Zijn eventuele problemen niet op een andere manier op te lossen?

Is wat providers nu al opslaan niet genoeg?

Daarom moet de minister van Veiligheid en Justitie nu echt eens werk maken van de onderbouwing van de noodzakelijkheid van de bewaarplicht. Het beantwoorden van de bovenstaande vragen is daarvan een klein begin. Als dat teveel gevraagd is, dan kan hij zijn aangekondigde voorstel beter meteen
door de ministeriele shredder halen want dan is de noodzakelijkheid nooit aan te tonen.