KNAW kiest zestien nieuwe leden

12-05-2015

KNAW kiest zestien nieuwe leden

De KNAW heeft zestien nieuwe leden gekozen. Leden van de KNAW, vooraanstaande wetenschappers uit alle disciplines, worden gekozen op grond van voordrachten van 'peers' binnen en buiten de Akademie. De KNAW telt circa vijfhonderd leden, verdeeld over de Afdeling Letterkunde en de Afdeling Natuurkunde. Een lidmaatschap is voor het leven. Op maandag 28 september 2015 worden de nieuwe Akademieleden geïnstalleerd in het Trippenhuis van de KNAW. De nieuwe leden zijn:

Anna Akhmanova (1967), hoogleraar celbiologie, Universiteit Utrecht, is een zeer creatieve onderzoeker op het gebied van de celbiologie van het cytoskelet. Ze gebruikt hypermoderne technieken om in cellen te kijken, vooral naar de beweging van celonderdelen en de infrastructuur van de cel die nodig is voor het transporteren van informatie en bouwstoffen. Als het transport in een cel verstoord raakt, kunnen neurodegeneratieve ziekten als Alzheimer ontstaan. Akhmanova’s onderzoek naar de interne organisatie van de cel staat internationaal hoog aangeschreven.

Huib Bakker (1965), hoogleraar spectroscopie, Universiteit van Amsterdam/ FOM-instituut AMOLF, is wereldwijd bekend als expert in het onderzoek van eigenschappen van water en ijs. Bakker ontwikkelde een bijzondere infraroodtechniek die het mogelijk maakt de beweging en interactie van watermoleculen te bepalen. De nieuwe inzichten die dat opleverde over het gedrag van watermoleculen vinden hun toepassingen in de voedingsindustrie, energieopslag en bij waterzuivering.

Michiel van den Broeke (1968), hoogleraar polaire meteorologie Universiteit Utrecht, doet onderzoek naar de invloed van het klimaat op de grote ijskappen van Groenland en Antarctica en de gevolgen daarvan voor onder meer de zeespiegel. Hij doet dit door een combinatie van meten en modelleren, waarbij hij op beide fronten belangrijke bijdragen aan het vakgebied levert. Zo introduceerde hij het gebruik van satellietdata en vergrootte hij de kennis van de atmosferische fysica. Zijn onderzoek staat internationaal hoog aangeschreven.

Nynke Dekker (1971), hoogleraar moleculaire biofysica TU Delft, werkt op het snijvlak van natuurkunde en biologie: ze doet onderzoek naar de fysische eigenschappen van biologische moleculen. Dekker kijkt bijvoorbeeld naar het mechanisme van celreplicatie in levende bacteriële cellen. Met door haarzelf ontworpen instrumenten die op nanoschaal kunnen meten, zoals de magnetische torsiepincet, kan ze ook experimenten doen om de werking van eiwitten die de draaiing van DNA beïnvloeden te bestuderen. Een beter begrip van wat zich op moleculair niveau in de cel afspeelt is op termijn cruciaal voor het ontwikkelen van nieuwe medicijnen. Dekker heeft een brede invloed in de wetenschappelijke wereld.

Mirjam Ernestus (1969), hoogleraar psycholinguïstiek, Radboud Universiteit Nijmegen, doet onderzoek naar de manier waarop sprekers en luisteraars omgaan met spontane spraak, waarin woorden vaak maar half uitgesproken worden (bijvoorbeeld ‘wes’ voor ‘wedstrijd’ of ‘tuuk’ voor ‘natuurlijk’). Ze toonde aan dat bestaande theorieën over spraakproductie en ‑perceptie tekortschoten, en ontwikkelde en toetste zelf nieuwe, innovatieve modellen voor spraakverwerking en spraakgeheugen in verschillende talen. De resultaten hiervan zijn van belang voor tweedetaalverwerving en tweedetaalonderwijs.

Janneke Gerards (1976), hoogleraar Europees recht, Radboud Universiteit Nijmegen, is een veelzijdig en buitengewoon productief beoefenaar van het staatsrecht en van het Europees recht. Zij leverde een grote bijdrage aan theorievorming op het terrein van de onderbouwing en beperking van fundamentele rechten en op het terrein van de interactie tussen nationale en Europese rechters. Zowel nationaal als internationaal wordt Gerards gewaardeerd om haar bijdrage aan het debat over de grondrechten, en haar streven om de juridische argumentatie- en interpretatiemethodes te verbeteren.

Corinne Hofman (1959), hoogleraar archeologie van het Caribisch gebied, Universiteit Leiden, is een van de meest vooraanstaande archeologen ter wereld. Met haar onderzoek wil ze het verhaal over de kolonisatie van de Amerika’s aanvullen vanuit het perspectief van de oorspronkelijke Indiaanse bevolking. Ze combineert daarvoor innovatieve onderzoeksmethoden met inzichten uit de alfa-, gamma- en bètawetenschappen. Met deze integratie van benaderingen herschrijft ze de complexe geschiedenis van het gebied. Haar werk is origineel en vernieuwend en heeft een grote maatschappelijke relevantie.

Irene de Jong (1957), hoogleraar klassiek Griekse taal- en letterkunde, Universiteit van Amsterdam, past concepten uit de narratologie toe op oud-Griekse literatuur, in het bijzonder op de werken van Homerus, Herodotus, Sophocles en Euripides. Centrale vraag in haar onderzoek is waarom de Griekse literatuur, die meestal niet gelezen werd maar voorgedragen, zo effectief en overtuigend was. Op het gebied van de narratieve analyse is De Jong een wereldautoriteit.

Pauline Kleingeld (1962), hoogleraar ethiek en haar geschiedenis, Rijksuniversiteit Groningen, is een van de meest vooraanstaande deskundigen op het gebied van de Kantiaanse ethiek en politieke filosofie. Ze publiceerde over thema’s als de vrijheid van de wil, de rol van emoties, en het kosmopolitisme in heden en verleden. Kleingeld weet een belangrijke brug te slaan tussen ontwikkelingen in de gedragswetenschappen en de ethiek. Momenteel houdt zij zich bezig met de betekenis van empirisch psychologisch onderzoek voor de ethiek en met de vraag naar de fundering van morele plichten.

Hans Kuipers (1959), hoogleraar multiscale modeling of multiphase flows, Technische Universiteit Eindhoven, werkt aan begrip van stromingen die uit meerdere fasen bestaan, zoals vloeistof-gas of gas-vast. Met zeer geavanceerde computersimulaties ontwikkelt Kuipers nauwkeurige modellen voor nieuwe chemische reactoren in de procesindustrie om onder meer synthetische brandstoffen, kunstmest, waspoeder, polymeren en een groot aantal andere producten op grote schaal te produceren. Zijn werk geniet wereldwijde faam.

Renate Loll (1962), hoogleraar theoretische fysica, Radboud Universiteit Nijmegen, werkt aan een wiskundige beschrijving van ruimte en tijd die een antwoord kan geven op vragen als ‘waarom heeft ruimte drie dimensies en tijd maar één?’. Uiteindelijk wil ze ruimte en tijd kunnen afleiden uit één fundamentele wet. Om dat te bereiken combineert ze natuurkunde met wiskunde. Met computersimulaties bouwt ze modelversies van het universum die ze vergelijkt met de theorieën van Einstein. Zo ontwikkelt ze nieuwe ideeën over kwantumzwaartekracht. Op het gebied van de hoge-energiefysica heeft Loll grote internationale statuur.

Sjaak Neefjes (1959), groepsleider Antoni van Leeuwenhoek (Nederlands Kanker Instituut), is een internationaal vooraanstaand onderzoeker op het gebied van de cellulaire immunologie. Hij onderzoekt hoe cellen het afweersysteem aansturen en duidelijk maken dat ze geïnfecteerd zijn. Neefjes bedacht nieuwe technieken om de reacties in een cel zichtbaar te maken en ze te manipuleren, waardoor hij nu processen in gezonde en zieke cellen kan volgen. Neefjes is zeer origineel en multidisciplinair in zijn aanpak, en veel van zijn vindingen hebben al hun toepassing gekregen in de kliniek.

Wim van der Putten (1958), groepsleider NIOO-KNAW, hoogleraar functionele biodiversiteit, Wageningen Universiteit & Research Center is een internationaal erkend leider in de bodemecologie. Zo heeft hij baanbrekend werk verricht aan de rol van ziekteverwekkers in de bodem bij de natuurlijke ontwikkeling van vegetaties. We snappen door zijn onderzoek beter hoe ecosystemen op het land werken, wat de invloed van biodiversiteit is en hoe we de aanpassing van vegetatie aan het klimaat accurater kunnen voorspellen. Door het leven boven- en ondergronds te koppelen in zijn onderzoek is er binnen de bodemecologie zelfs een nieuwe ‘subdiscipline’ ontstaan.

Joost Reek (1967), hoogleraar supramoleculaire katalyse, Universiteit van Amsterdam, houdt zich bezig met de ontwikkeling van supramoleculaire concepten in de katalyse. Daarbij laat hij zich inspireren door voorbeelden uit de natuur. Zijn werk op het gebied van de katalyse krijgt wereldwijd wetenschappelijke erkenning én het heeft commerciële potentie.

Richard Ridderinkhof (1964), hoogleraar neurocognitieve ontwikkeling en veroudering, Universiteit van Amsterdam, heeft op het gebied van neurocognitieve ontwikkeling baanbrekend werk verricht. Ridderinkhof doet onder meer onderzoek naar welke hersengebieden actief zijn bij ‘actiecontrole’: doelgericht stoppen en selecteren van gedrag. Zijn onderzoek naar ‘cognitieve controle’, het vermogen om flexibel te handelen al naar gelang de eisen van de omgeving, is een klassieker geworden in het veld.

Arjen van Witteloostuijn (1960), hoogleraar institutionele economie, Tilburg University, is een veelzijdig en zeer productief wetenschapper, die ook actief is in het politieke debat. De overkoepelende vraag in zijn werk is waarom sommige instituties (in brede zin van het woord) succes hebben en andere niet. Van Witteloostuijns interdisciplinaire benadering maakt hem uniek: hij koppelt inzichten uit onder meer de algemene economie, de bedrijfseconomie, de bedrijfswetenschappen en de sociale wetenschappen in innovatieve studies over het gedrag en de inrichting van organisaties.

Daarnaast heeft de Akademie de volgende twee nieuwe buitenlandse leden benoemd:

Monique Breteler (1961), Direktorin für Populationsbezogene Gesundheitsforschung, Deutsches Zentrum für Neurodegenerative Erkrankungen, Bonn, Duitsland, is een epidemioloog met grote reputatie op het gebied van dementie. Vanwege haar betrokkenheid bij de Rotterdam Scan Study heeft zij veel bijgedragen aan de huidige inzichten over de ziekte van Alzheimer, in het bijzonder de rol van leefstijl, metabole ziekten, ontstekingen en vasculaire mechanismes hierbij. Breteler brengt met groot succes epidemiologische data in verband met informatie uit hersenscans. Recentelijk heeft ze (mede) het Rhinelandcohort opgezet waaraan 30.000 mensen deelnemen.

Chryssa Kouveliotou (1953), hoogleraar hoge-energieastrofysica, Nasa Marshall Space Flight Center, Huntsville, Alabama, Verenigde Staten, heeft wereldwijde erkenning voor haar werk op het gebied van de hoge-energieastrofysica. Zij heeft fundamentele bijdragen geleverd aan het bepalen van de oorsprong van korte flitsen van hoog-energetische gammastraling uit het heelal (gamma-ray bursts). Deze blijken te worden veroorzaakt door samensmeltende neutronensterren of exploderende zware sterren. Daarnaast is haar werk aan neutronensterren met extreem sterke magneetvelden internationaal leidend.

Meer informatie

Een overzicht van alle leden vindt u op knaw.nl/leden.