Uitspraak 201311417/1/R4

Tegen: de raad van de gemeente Oud-Beijerland

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Zuid-Holland

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:1765

201311417/1/R4.

Datum uitspraak: 3 juni 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Oud-Beijerland,

2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Oud-Beijerland, handelend onder de naam Groep Verontruste Omwonenden Egmontshof (hierna: [appellant sub 2] en anderen),

en

1. de raad van de gemeente Oud-Beijerland,

2. het college van burgemeester en wethouders van Oud-Beijerland,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2013 heeft het college, ten behoeve van het bestemmingsplan "Rembrandt", voor nieuw te bouwen woningen en een zorggebouw in het plangebied op grond van het bepaalde in de artikelen 83 en 85 gelezen in samenhang met artikel 110a van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het wegverkeer.

Bij besluit van 15 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Rembrandt" gewijzigd vastgesteld.

Bij besluit van 5 november 2013 heeft het college aan [vergunninghoudster] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van het woon- en zorgcomplex `De Rembrandt' aan de Frans Halsstraat 1 te Oud-Beijerland.

Tegen een of meer van deze besluiten hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad, [vergunninghoudster], de stichting HW Wonen, de stichting Zorgwaard en [appellant sub 1] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 januari 2015, waar [appellant sub 1] en anderen, bijgestaan door [gemachtigden], [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 2], en de raad en het college, beide vertegenwoordigd door mr. M.G. Dorrepaal en R. Jellema, beiden werkzaam bij de gemeente, en ing. S. Meijerink, zijn verschenen. Voorts zijn [vergunninghoudster], HW Wonen en Zorgwaard, alle vertegenwoordigd door mr. A.M. Nijboer, advocaat te Den Haag, ing. J.J.T.W. Heemskerk en ir. R.C.G. Jense, gehoord.

Overwegingen

1. De besluiten van 17 september 2013, 15 oktober 2013 en 5 november 2013 zijn op grond van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) gecooerdineerd voorbereid en bekendgemaakt.

2. De bestreden besluiten zijn genomen ten behoeve van het project `Rembrandt'. De eerste fase van dit project bestaat uit de realisatie van een zorggebouw met 102 zorgplaatsen, ter vervanging van een reeds bestaande zorgvoorziening, en een appartementengebouw met maximaal 76 appartementen, waarvan maximaal 50 appartementen voor de doelgroep ouderen in combinatie met lichte zorg. De tweede fase van dit project bestaat uit de realisatie van 68 woningen.

Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Behoefte

4. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het plan in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) in samenhang gelezen met artikel 1.1.1 van het Bro alsmede met artikel 2 van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (hierna: Verordening Ruimte), omdat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat een actuele regionale behoefte bestaat aan de voorziene woningen ter plaatse van de gronden met de bestemmingen "Wonen - 1" en "Wonen - 2". Daartoe voeren zij aan dat anders dan in de plantoelichting is vermeld, 144 woningen worden toegevoegd ten opzichte van de bestaande situatie. Volgens [appellant sub 1] en anderen is bij de onderbouwing van de woningbehoefte ten onrechte geanticipeerd op het vast te stellen regionale woonbeleid door te verwijzen naar het Convenant Regionaal Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020. Tevens is ten onrechte geanticipeerd op de Actualisatie 2013 Regionale Woonvisie Hoeksche Waard, aldus [appellant sub 1] en anderen.

[appellant sub 2] en anderen betogen dat geen behoefte bestaat aan de in het plan voorziene 68 woningen ter plaatse van de gronden met de bestemming "Wonen - 1". Daartoe voeren zij aan dat in Oud-Beijerland veel woningen te koop staan en veel bouwkavels beschikbaar zijn. Voorts wijzen zij op de verwachte bevolkingsdaling.

4.1. Blijkens de verbeelding zijn ter plaatse van de gronden met de bestemming "Wonen - 1" een maximaal aantal wooneenheden van onderscheidenlijk 28, 28, 6 en 6 toegestaan.

Ingevolge artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen - 1" aangewezen gronden, voor zover hier van belang, bestemd voor het wonen.

Ingevolge artikel 8, lid 8.1, zijn de voor "Wonen - 2" aangewezen gronden, voor zover hier van belang, bestemd voor:

a. zelfstandige woningen;

b. woningen ten behoeve van lichte zorg.

Ingevolge lid 8.4, onder a, bedraagt het aantal woningen ten behoeve van lichte zorg niet meer dan:

1. 50 in het geval er geen voorziening voor buitenschoolse opvang wordt gerealiseerd;

2. 47 in het geval er wel een voorziening voor buitenschoolse opvang wordt gerealiseerd.

Ingevolge lid 8.4, onder b, bedraagt het aantal zelfstandige woningen niet meer dan 26.

4.2. Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, aan de voorwaarde dat er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening Ruimte, zoals dit luidde ten tijde van belang, voorziet een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen in een aantoonbare behoefte en is gebaseerd op een regionale visie op het programma of is tenminste regionaal afgestemd. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.

4.3. Ter onderbouwing van de actuele regionale behoefte aan de voorziene woningbouw is in de plantoelichting onder meer verwezen naar de Regionale Woonvisie van de Commissie Hoeksche Waard, de Actualisatie 2013 Regionale Woonvisie Hoeksche Waard en het Convenant Regionaal Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020. Geconcludeerd wordt in de plantoelichting dat de ontwikkeling voorziet in de behoefte aan moderne woon- en zorgvoorzieningen die aansluiten op de huidige en toekomstige eisen en normen en past binnen de Verordening Ruimte en regionale beleidskaders en afspraken.

In de Regionale Woonvisie is vermeld dat in de structuurvisie als uitgangspunt is geaccepteerd dat in de periode tot 2020 3.250 woningen aan de voorraad worden toegevoegd. Voor de Hoeksche Waard betekent dit een gemiddelde van ongeveer 250 woningen per jaar. Voorts is in de Regionale Woonvisie vermeld dat vanwege de vergrijzing en de tendens van zelfstandig blijven wonen voor mensen met een beperking, een toenemende behoefte bestaat aan beschut wonen in een woonzorgzone of een woonzorgcomplex. De Regionale Woonvisie vermeldt in dit verband dat een opgave van 1.000 zorggerelateerde woningen in nieuwbouw en bestaande voorraad zowel intramuraal als extramuraal in de periode tot 2020 resteert. Voor Oud-Beijerland, een potentiele locatie voor een grootschaliger woon- en zorgconcept, ligt een sterker accent op grootschaliger woningbouw voor senioren (regionale functie) en wooneenheden voor verpleging.

In het actualisatiedocument van de Regionale Woonvisie is vermeld dat voor de periode 2012 tot en met 2019 de benodigde uitbreiding bijna 1.600 woningen bedraagt. Dit betekent een gemiddelde uitbreiding van ongeveer 200 woningen per jaar voor de Hoeksche Waard. Voorts heeft de raad toegelicht dat met de andere gemeenten in de Hoeksche Waard afspraken zijn gemaakt over het regionale woningbouwprogramma. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Convenant Regionaal Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020 van 3 oktober 2013. In dit convenant is vermeld dat uitgangspunt is een bouwniveau van gemiddeld 200 woningen per jaar, ongeveer overeenkomend met 1.600 woningen in de periode 2012 tot 2020. Het project Rembrandt is opgenomen in de projectenlijst van de vijf gemeenten, waarbij wordt uitgegaan van 145 woningen. Het totale aantal woningen blijft volgens de projectenlijst onder 1.600.

De raad heeft voorts uiteengezet dat het bij de op te richten woningen deels gaat om vervangende woningen voor een aantal bewoners van intramurale wooneenheden die na de sloop en nieuwbouw een zelfstandige woning gaan bewonen. In de door de raad overgelegde brieven van het college van gedeputeerden staten van Zuid-Holland is vermeld dat woningen die nodig zijn om het extramuraliseringsproces te kunnen realiseren niet ten laste zullen worden gebracht van het saldo te realiseren woningen voor migratiesaldo nul. In de plantoelichting is in dit verband vermeld dat het gehele project per saldo ongeveer 50 woningen toevoegt aan de woningvoorraad nu in de bestaande situatie 193 intramurale wooneenheden aanwezig zijn. De raad heeft ter zitting gesteld dat ook zonder rekening te houden met deze verrekening de in het plan voorziene 144 woningen voorzien in een actuele regionale behoefte gelet op de projectenlijst bij het convenant.

4.4. De Afdeling stelt vast dat het actualisatiedocument van de Regionale Woonvisie door het dagelijks bestuur van het samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard op 21 maart 2013 is vastgesteld en dat het Convenant Regionaal Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020 op 3 oktober 2013 door de vijf samenwerkende gemeenten in de Hoeksche Waard is ondertekend. [appellant sub 1] en anderen kunnen dan ook niet worden gevolgd in hun stelling dat de raad bij de vaststelling van het plan op 15 oktober 2013 met het actualisatiedocument van de Regionale Woonvisie en het Convenant Regionaal Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020 geen rekening had mogen houden.

4.5. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen naar voren hebben gebracht ziet de Afdeling geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de documenten over de behoefte aan woningen waarover de raad op 15 oktober 2013 beschikte. De raad heeft gelet op die documenten voldoende inzichtelijk gemaakt dat een actuele regionale behoefte bestaat aan de voorziene woningen ter plaatse van de gronden met de bestemmingen "Wonen - 1" en "Wonen - 2". Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, onder a, van het Bro en artikel 2 van de Verordening Ruimte.

De betogen falen.

Strijd met provinciaal beleid

5. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het plan in strijd is met de Woonvisie 2011-2020 van de provincie Zuid-Holland nu het voorziet in de realisatie van 144 woningen. Daartoe voeren zij aan dat volgens deze woonvisie rekening dient te worden gehouden met de bevolkingsdaling alsmede dat volgens deze woonvisie het teveel aan plancapaciteit voor woningbouw in de Zuid-Hollandse delta dient te worden teruggebracht. Volgens hen zijn in Oud-Beijerland al 650 nieuwe woningen voorzien.

5.1. De Afdeling overweegt dat de raad niet gebonden is aan provinciaal beleid, maar hier wel rekening mee moet houden bij de vaststelling van een bestemmingsplan. In de Woonvisie 2011-2020 van de provincie Zuid-Holland zijn onder meer als ambities geformuleerd: voldoende goed woningaanbod voor iedereen en niet meer woningen plannen dan nodig zijn. Om deze ambities te bereiken wordt in deze woonvisie als actie genoemd het terugbrengen van teveel plancapaciteit voor woningbouw in het Groene Hart en de Zuid-Hollandse delta naar maximaal het niveau voor eigen behoefte, uitgaande van de woningvraag. In de woonvisie is geen concrete beperking opgenomen voor woningbouw in het bestaande dorpsgebied van Oud-Beijerland. Gelet hierop en gelet op hetgeen onder 4.5. is overwogen heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het provinciaal beleid in zoverre niet in de weg staat aan het in het plan opgenomen aantal woningen.

Het betoog faalt.

Parkeren

6. [appellant sub 1] en anderen betwisten de juistheid van de parkeerbalans. Volgens hen voorziet het plan in te weinig parkeerplaatsen en is binnen het plangebied onvoldoende ruimte aanwezig om het tekort aan parkeerplaatsen op te vangen. Zij voeren daartoe, onder verwijzing naar het rapport `Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Rembrandt' van 21 december 2014 van VAGN, aan dat ten onrechte niet is uitgegaan van de parkeerkencijfers uit CROW-publicatie 317. Daarnaast voeren zij aan dat ten onrechte is uitgegaan van minimum parkeernormen. Voorts voeren zij aan dat voor het voorziene appartementsgebouw voor zover het de appartementen ten behoeve van lichte zorg betreft, ten onrechte is uitgegaan van de parkeernomen voor een verpleeg-/verzorgingstehuis. Volgens [appellant sub 1] en anderen dient uit te worden gegaan van de parkeernormen voor een aanleunwoning en serviceflat dan wel huurappartementen goedkoop. In dit verband voeren zij aan dat sprake is van een woonfunctie. Verder voeren zij aan dat ten onrechte wordt uitgegaan van dubbelgebruik van parkeerplaatsen. In dit verband voeren zij aan dat uit de notitie `Parkeernormen voor woonservicezones' volgt dat het niet gewenst is bij woonservicezones zonder meer uit te gaan van dubbelgebruik van parkeerplaatsen en dat binnen het plangebied waarschijnlijk relatief veel invalideparkeerplaatsen aanwezig zullen zijn die volgens hen niet als openbare parkeerplaatsen kunnen worden aangemerkt. Tevens is voor de woningen aan de Frans Halsstraat ten onrechte uitgegaan van goedkope woningen en zijn de woningen aan de Frans Halsstraat 5, 7 en 9 ten onrechte niet in de parkeerbehoefte betrokken.

[appellant sub 2] en anderen vrezen voor parkeeroverlast voor de bewoners van de bestaande woningen aan de Frans Halsstraat, Mesdagstraat, Jacob Marisstraat, Johan Vermeerstraat, Jeroen Boschstraat en Jordaensdreef. Volgens [appellant sub 2] en anderen is thans al sprake van een parkeerprobleem. Zij wensen dat in het plangebied ruimte wordt gereserveerd voor 25 tot 30 extra parkeerplaatsen, zodat extra parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd indien dit nodig blijkt te zijn.

6.1. In de plantoelichting is vermeld dat bij de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van de parkeernormen die zijn opgenomen in de door de raad vastgestelde nota `Parkeernormen Oud-Beijerland' van 20 april 2009 en de notitie `Parkeernormen voor woonservicezones'. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder andere haar uitspraak van 3 oktober 2013 in zaak nr. 201300554/1/R3 is de raad voor de berekening van de parkeerbehoefte niet gehouden om de parkeerkencijfers van CROW te gebruiken. Hij heeft de vrijheid om in afwijking van deze cijfers eigen, op de plaatselijke situatie afgestemde, parkeerkencijfers te gebruiken. Dat de raad voor de vaststelling van de parkeerbehoefte gebruik heeft gemaakt van gemeentelijke kencijfers die zijn gebaseerd op een eerdere versie van de CROW-publicatie, is derhalve in beginsel niet onredelijk. De raad stelt bij de voorbereiding van het plan te hebben beoordeeld of de nieuwe parkeerkencijfers van CROW van december 2012 aanleiding geven tot het bijstellen van de gehanteerde parkeernormen. Toepassing van deze parkeerkencijfers leidde volgens de raad in deelgebied 1 tot een overcapaciteit van 1 parkeerplaats en in deelgebied 2 tot een overcapaciteit van 16 parkeerplaatsen. [appellant sub 1] en anderen hebben dit niet weersproken. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de nota `Parkeernormen Oud-Beijerland' en de notitie `Parkeernormen voor woonservicezones' niet heeft kunnen toepassen.

6.2. In de plantoelichting is vermeld dat bij de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van minimum parkeernormen. De raad heeft uiteengezet dat bij de voorbereiding van het plan is onderzocht of het uitgangspunt dat voor het onderhavige gebied dient te worden uitgegaan van minimum parkeernormen ook voor de onderhavige ontwikkeling heeft te gelden. Daarbij is rekening gehouden met de parkeersituatie in de directe omgeving van de ontwikkeling en de ervaring die is opgedaan bij de recente ontwikkeling van een woon- en zorgcomplex in de gemeente Oud-Beijerland. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de minimum parkeernormen als uitgangspunt heeft kunnen hanteren.

6.3. In de notitie `Parkeernormen voor woonzorgservicezones' is vermeld dat de te hanteren parkeernorm bij de ontwikkeling van woonservicezones niet door CROW is vastgelegd. Voorts is in deze notitie vermeld dat veel moderne verzorgingshuizen vaak bestaan uit twee onderdelen, te weten intramurale woningen, waar dagelijkse verzorging wordt geboden, en extramurale woningen, waarbij binnen de extramurale woningen onderscheid gemaakt kan worden tussen extramurale woningen voor zorgbehoevenden met behoefte aan zorg op afroep en extramurale woningen voor vitale mensen. Voor deze verschillende woningen zijn in de notitie parkeernormen vastgesteld. In de notitie is als maximale parkeernorm voor extramurale woningen voor zorgbehoevenden met behoefte aan zorg op afroep opgenomen 0,7 parkeerplaats per woning. Uit de notitie volgt dat deze norm is afgeleid van de norm die CROW hanteert voor verpleeg-/verzorgingstehuizen. Blijkens de plantoelichting is voor de 50 voorziene woningen ten behoeve van lichte zorg ter plaatse van de gronden met de bestemming "Wonen - 2" uitgegaan van een parkeernorm van 0,7 parkeerplaats per woning. In de plantoelichting is in dit verband vermeld dat uitgegaan is van de maximum parkeernorm nu het autobezit dan wel autogebruik naar verwachting hoger is dan bij zorgclientenplaatsen.

In hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een parkeernorm van 0,7 parkeerplaats per woning ten behoeve van lichte zorg ter plaatse van de gronden met de bestemming "Wonen - 2" heeft kunnen hanteren. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in artikel 8 van de planregels is bepaald dat de voor "Wonen - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen ten behoeve van lichte zorg en dat het aantal niet meer bedraagt dan 50, zodat het huisvesten van een andere doelgroep met een grotere parkeerbehoefte niet is toegestaan. Het vergroten van het aantal zelfstandige woningen ten koste van woningen ten behoeve van lichte zorg is bij omgevingsvergunning uitsluitend mogelijk als uit onderzoek blijkt dat voldoende parkeerruimte in het plangebied aanwezig is. Voorts neemt de Afdeling in aanmerking dat de parkeernorm voor een aanleunwoning en serviceflat, waarnaar [appellant sub 1] en anderen verwijzen, op grond van de notitie `Parkeernormen Oud-Beijerland' 0,3 tot 0,6 parkeerplaats per woning bedraagt.

6.4. In de notitie `Parkeernormen voor woonservicezones' is voorts vermeld dat het niet gewenst is om bij de woonservicezones zonder meer van gecombineerd gebruik uit te gaan. In de notitie staat dat dit per ontwikkeling zal moeten worden beoordeeld. Uit de plantoelichting volgt dat in dit geval op basis van de aanwezigheidspercentages vermeld in de `Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom' uit 2012 van CROW en CROW-publicatie 182 is berekend in hoeverre sprake kan zijn van gecombineerd gebruik. De raad heeft toegelicht dat bij de berekening van gecombineerd gebruik ervan uitgegaan is dat de invalideparkeerplaatsen openbare parkeerplaatsen betreffen die ten behoeve van meerdere functies kunnen worden gebruikt. Volgens de raad zijn de invalidenparkeerplaatsen verdisconteerd in de parkeernormen. In de plantoelichting staat dat de parkeerbehoefte bij gecombineerd gebruik 252 parkeerplaatsen bedraagt. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad in redelijkheid niet van gecombineerd gebruik heeft kunnen uitgaan.

6.5. In de plantoelichting staat dat ook de bestaande woningen aan de [locatie] en Frans Halsstraat 6, 8, 10, 12 en 14 die buiten het plangebied staan zijn meegenomen in de parkeerbalans, omdat de parkeervraag van deze woningen binnen deelgebied 1 is voorzien. De raad heeft toegelicht dat daarbij is uitgegaan van de bestaande parkeerbehoefte van 8,4 parkeerplaatsen. [appellant sub 1] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen uitgaan van de bestaande parkeerbehoefte.

Ten aanzien van de bestaande woningen aan de Frans Halsstraat 5, 7 en 9 stelt de raad dat de parkeersituatie voor deze woningen, die buiten het plangebied staan, niet verandert nu - overeenkomstig de huidige situatie - langs de weg voor deze huizen kan worden geparkeerd. [appellant sub 1] en anderen hebben deze stelling van de raad niet gemotiveerd betwist. De Afdeling is dan ook van oordeel dat de raad deze woningen terecht niet in de parkeerbalans heeft opgenomen.

6.6. Voor zover [appellant sub 2] en anderen aanvoeren dat in het plangebied ruimte moet worden gereserveerd voor 25 tot 30 extra parkeerplaatsen, heeft de raad toegelicht dat ruimte bestaat om binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" in aanvulling op de berekende parkeerbehoefte extra parkeerplaatsen aan te leggen, te weten 18 extra parkeerplaatsen binnen deelgebied 1 en 25 extra parkeerplaatsen binnen deelgebied 2. Voorts heeft de raad toegelicht dat door middel van een afwijkingsbevoegdheid binnen de bestemming "Groen" parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd. [appellant sub 2] en anderen hebben dit niet weersproken.

6.7. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid van de parkeerbalans heeft kunnen uitgaan. [appellant sub 1] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" niet in de parkeerbehoefte kan worden voorzien. De Afdeling volgt [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen dan ook niet in hun opvatting dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan geen onaanvaardbare parkeeroverlast in de omgeving tot gevolg zal hebben.

De betogen falen.

Verkeersveiligheid

7. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de beoogde verkeersstructuur de verkeersveiligheid in gevaar brengt. Daartoe voeren zij aan dat het parkeerterrein van het zorggebouw en het appartementengebouw onderdeel uitmaakt van de ontsluitingsroute voor de buurt over de Frans Halsstraat. Volgens [appellant sub 1] en anderen zullen de parkeermanoeuvres en de oversteekbewegingen tot verkeersonveilige situaties leiden.

[appellant sub 2] en anderen betogen dat het haaksparkeren op de Anton Mauvestraat de verkeersveiligheid in gevaar brengt.

7.1. Blijkens de verbeelding is aan de gronden ter plaatse van de Frans Halsstraat de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend.

7.2. In de plantoelichting is vermeld dat door Goudappel Coffeng een verkeerskundige analyse is uitgevoerd om de verkeerseffecten als gevolg van de ontwikkeling te beoordelen. De resultaten van deze analyse zijn neergelegd in het rapport `Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Rembrandt' van 24 december 2012. In dit rapport staat dat de toekomstige erftoegangsweg Frans Halsstraat met een bijbehorend snelheidsregime van 30 km/uur wordt ingericht overeenkomstig de richtlijnen Duurzaam Veilig. Daarbij is haaksparkeren mogelijk. Voorts staat in dit rapport dat uit de geprognosticeerde toekomstige verkeersintensiteiten blijkt dat op de Frans Halsstraat de maximaal toegestane intensiteit niet wordt overschreden, zodat het gebruik van de weg voldoet aan de voorkeurskenmerken Duurzaam Veilig. In het rapport wordt geconcludeerd dat de verkeerseffecten als gevolg van het plan niet leiden tot verkeersonveilige situaties. De notitie van 22 oktober 2014 van Goudappel Coffeng vermeldt in dit verband dat op 3 december 2012 een locatiebezoek heeft plaatsgevonden en dat de verkeersveiligheidstoets is gebaseerd op uitgebreide objectieve informatie, te weten telcijfers, de objectieve verkeersongevallendata, de waargenomen snelheid en het locatiebezoek. Voor zover in het door [appellant sub 1] en anderen overgelegde geactualiseerde rapport `Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Rembrandt' van 21 december 2014 van VAGN wordt gesteld dat bij de beoordeling van de verkeersveiligheid ten onrechte geen locatiebezoek heeft plaatsgevonden, mist deze stelling feitelijke grondslag. Verder is gelet op de notitie van 22 oktober 2014 niet gebleken, zoals [appellant sub 1] en anderen in het overgelegde geactualiseerde rapport `Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Rembrandt' van 21 december 2014 van VAGN stellen, dat de conclusie ten aanzien van de verkeersveiligheid wordt getrokken op basis van beperkte informatie. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat [appellant sub 1] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat bij de uitvoering van het plan de verkeersveiligheid op de Frans Halsstraat niet voldoende zal kunnen worden gewaarborgd.

Het betoog faalt in zoverre.

7.3. In het rapport `Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Rembrandt' is vermeld dat de toekomstige erftoegangsweg Anton Mauvestraat met een bijbehorend snelheidsregime van 30 km/uur wordt ingericht overeenkomstig de richtlijnen Duurzaam Veilig. Daarbij is haaksparkeren mogelijk. In hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verkeersveiligheid op de Anton Mauvestraat voldoende zal kunnen worden gewaarborgd bij het eventueel haaksparkeren op de Anton Mauvestraat.

Het betoog faalt.

Uitbreiding schoolplein

8. [appellant sub 1] en anderen kunnen zich niet verenigen met de toegekende bestemming "Maatschappelijk" met de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - schoolplein" aan de gronden nabij de bestaande school. Daartoe voeren zij aan dat geen noodzaak bestaat voor de uitbreiding van het schoolplein, omdat de oppervlakte van het huidige schoolplein voldoet aan de gestelde normen. Daarnaast voeren zij aan dat tevens de maatschappelijke noodzaak ontbreekt voor de uitbreiding van het schoolplein. In dit verband voeren [appellant sub 1] en anderen aan dat het gebruiken van het schoolplein als centrale ontmoetingsruimte voor de wijk in strijd is met de planregels en dat deze ontmoetingsfunctie ook niet nodig is nu het plan voorziet in een centraal plein tussen het zorggebouw en het appartementengebouw. Daarbij wijzen zij erop dat het begrip `schoolplein' niet is gedefinieerd in de planregels. [appellant sub 1] en anderen vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat. Volgens [appellant sub 1] en anderen had een akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd als het schoolplein als ontmoetingsfunctie mag worden gebruikt.

8.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder d, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - schoolplein" uitsluitend bestemd voor een schoolplein.

8.2. Voor zover [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd dat het begrip `schoolplein' niet is gedefinieerd in de planregels, overweegt de Afdeling dat bij de uitleg van dit begrip van de gangbare betekenis kan worden uitgegaan. De Afdeling acht de gangbare betekenis van het begrip `schoolplein' niet zo onduidelijk dat moet worden geoordeeld dat het ontbreken van een begripsomschrijving daarvan in de planregels rechtsonzekerheid meebrengt.

Het betoog faalt in zoverre.

8.3. Tussen partijen is niet in geschil dat de oppervlakte van het huidige schoolplein bij de bestaande basisschool voldoet aan de onderwijswetgeving. In de plantoelichting is vermeld dat in het plan een uitbreiding van het schoolplein wordt toegestaan, omdat het schoolplein door de huidige vorm en inrichting niet efficient kan worden gebruikt. De raad stelt dat het huidige schoolplein bestaat uit een smalle strook grond rond het schoolgebouw waardoor een beperkt bruikbaar oppervlak resteert. Volgens de raad wordt in de huidige situatie voor het spelen van kinderen in de pauzes gebruik gemaakt van parkeerplaatsen en openbaar gebied, hetgeen een verkeersonveilige situatie oplevert. Bovendien komt volgens de raad bij de herinrichting van het openbaar gebied in het plan een speelplek te vervallen. [appellant sub 1] en anderen hebben deze stellingen van de raad niet betwist. In het aangevoerde ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat noodzaak bestaat aan de uitbreiding van het schoolplein bij de bestaande basisschool.

Voor zover [appellant sub 1] en anderen vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat, stelt de Afdeling vast dat de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" met de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - schoolplein" op grond van artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder d, van de planregels uitsluitend bestemd zijn voor een schoolplein. De raad heeft bij het beoordelen van de aanvaardbaarheid van de uitbreiding van het schoolplein aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. Volgens de VNG-brochure geldt voor een school voor basisonderwijs wat betreft het maatgevende aspect geluid in een rustige woonwijk een richtafstand van 30 m. Uit de verbeelding volgt dat de afstand tussen de woning van [appellant sub 1] aan de [locatie], die het dichtstbij de uitbreiding van het schoolplein staat, en de uitbreiding van het schoolplein ten minste 30 m bedraagt, zodat aan de richtafstand wordt voldaan. [appellant sub 1] en anderen hebben geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat met inachtneming van voornoemde richtafstand wat betreft geluid een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van hun woningen niet kan worden gewaarborgd. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat blijkens de verbeelding en de daarbij behorende ondergrond het schoolgebouw is gelegen tussen de uitbreiding van het schoolplein en de woning aan de [locatie] en dat door de uitbreiding van het schoolplein aan de voorzijde van het schoolgebouw mogelijk te maken, visuele hinder voor [appellant sub 1] en anderen tot een minimum is beperkt.

Gelet op het vorenstaande heeft de raad in redelijkheid aan de gronden nabij de bestaande basisschool de bestemming "Maatschappelijk" met de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - schoolplein" kunnen toekennen.

Het betoog faalt.

Afwijkingsbevoegdheden

9. [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat niet is gedefinieerd wat onder `onevenredige aantasting' in artikel 3, lid 3.3, onder b, van de planregels dient te worden verstaan, zodat de in dat artikel opgenomen afwijkingsbevoegdheid rechtsonzeker is.

9.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor:

a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting, waterlopen, waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, beeldende kunst en voet- en fietspaden;

b. balkons ten behoeve van de bestemming "Maatschappelijk" en/of "Wonen - 2";

c. een bergbezinkbassin;

d. het parkeren, uitsluitend na toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in lid 3.3;

e. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

Ingevolge lid 3.3 kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het realiseren van parkeerplaatsen binnen de bestemming, met dien verstande dat:

a. de parkeerplaatsen noodzakelijk zijn om aan de parkeerbehoefte van de in het plangebied opgenomen functies te voldoen;

b. planwijziging niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.

9.2. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd over het vereiste dat planwijziging niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit, ziet de Afdeling geen aanleiding de raad niet te volgen in zijn standpunt dat dit een in bestemmingsplannen gangbaar objectief criterium betreft waaraan aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval kan worden getoetst.

Het betoog faalt.

10. [appellant sub 2] en anderen kunnen zich niet verenigen met artikel 8, lid 8.5, van de planregels. Zij voeren aan dat ten onrechte het aantal woningen kan worden verhoogd naar 76. In dit verband vrezen zij voor meer verkeersoverlast en een verdere verslechtering van de luchtkwaliteit.

[appellant sub 1] en anderen voeren aan dat niet is gedefinieerd wat onder `voldoende parkeerruimte' in artikel 8, lid 8.5, onder b, van de planregels dient te worden verstaan, zodat de in dat artikel opgenomen afwijkingsbevoegdheid rechtsonzeker is.

10.1. Ingevolge artikel 8, lid 8.5, van de planregels kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4 onder a teneinde het aantal zelfstandige woningen te vergroten ten koste van het aantal woningen ten behoeve van lichte zorg, met dien verstande dat:

a. het totaal aantal woningen niet meer mag bedragen dan 76;

b. uit nader onderzoek blijkt dat voldoende parkeerruimte in het plangebied aanwezig is dan wel kan worden gerealiseerd.

10.2. De afwijkingsbevoegdheid in artikel 8, lid 8.5, van de planregels voorziet, anders dan [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd, niet in het verhogen van het aantal toegestane woningen, maar uitsluitend in het vergroten van het aantal zelfstandige woningen ten koste van het aantal woningen ten behoeve van lichte zorg.

Het betoog faalt in zoverre.

10.3. De Afdeling ziet voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het begrip `voldoende parkeerruimte' in artikel 8, lid 8.5, van de planregels duidelijk is en derhalve geen begripsomschrijving in de planregels behoeft. Hiertoe overweegt de Afdeling dat de raad parkeernormen heeft vastgesteld waaraan zal moeten worden voldaan.

Het betoog faalt.

Stedenbouwkundige inpassing

11. [appellant sub 1] en anderen betogen dat geen sprake is van een zorgvuldige stedenbouwkundige inpassing van het plan in de omgeving. Daartoe wijzen zij op de lange gevelwanden, de toegestane bouwhoogten en de afwijkende dakvormen. Voorts wijzen zij op de door hen overgelegde rapporten van Urban Jazz B.V. van 23 juli 2013 en 16 december 2013. In die rapporten is gesteld dat de groene verbinding tussen het dorp en het polderlandschap verloren gaat nu de groenstructuren parallel aan het landschap zijn gelegen. De groenstructuren die wel van noord naar zuid zijn gelegen, zijn te beperkt om als groene verbinding te dienen, aldus die rapporten. Daarnaast is in die rapporten gesteld dat niet is gemotiveerd waarom is gekozen voor een trapsgewijze opbouw van de bebouwing, waarom het hoogteaccent is voorzien aan de zuidelijke dorpsrand en waarom is voorzien in twee grote bouwvolumes. Daarbij is vermeld dat in de omgeving geen sprake is van wisselend materiaalgebruik voor gebouwen, gevelindelingen met overwegend staande ramen en historiserende architectuur en een verdeling van massaopbouw waarbij goot- en bouwhoogten verspringen. Tevens is vermeld dat platte daken in de omgeving bijna niet voorkomen. Voorts is in die rapporten gesteld dat het voorziene parkeerterrein afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit. Volgens [appellant sub 1] en anderen is onvoldoende rekening gehouden met de belangen van omwonenden. In dit verband voeren zij aan dat de stedenbouwkundige opzet van het plan in 2012 al vast stond.

Voorts betogen [appellant sub 2] en anderen dat de maximum toegestane bouwhoogten en toegekende oppervlakten voor het zorggebouw en appartementengebouw niet passen binnen een rustige woonwijk.

11.1. Bij besluit van 15 oktober 2013 heeft de raad naast het bestemmingsplan "Rembrandt", het beeldkwaliteitsplan Rembrandt gewijzigd vastgesteld. In het beeldkwaliteitsplan is vermeld dat het stedenbouwkundig plan uitgaat van twee deelgebieden die in samenhang met elkaar worden ontwikkeld. De raad heeft toegelicht dat bij de inpassing van het plan in de omgeving rekening diende te worden gehouden met de stedenbouwkundige uitgangspunten, zoals de inpassing van een waterpartij, groen en parkeerruimte, en de fasering, zoals de verhuizing van de bewoners van de bestaande zorgvoorziening. In de notitie `Stedenbouwkundige onderbouwing plan De Rembrandt' van Kokon architectuur&stedenbouw van 10 maart 2014 is in reactie op het rapport van Urban Jazz B.V. vermeld dat het plangebied een groene overgang moest vormen tussen de bestaande wijk en de polder. In de nieuwe situatie wordt aan de groene schakelfunctie een andere invulling gegeven dan in de huidige situatie, aldus de notitie. In plaats van zicht op groen is gekozen voor een opzet met transparantie, nieuwe routes en nieuwe verblijfskwaliteiten. Volgens de notitie zijn zowel in de noord-zuidrichting als in de oost-westrichting routes en doorzichten gemaakt die ervoor zorgen dat de beoogde relatie tussen wijk en polder wordt gelegd. De schakelfunctie wordt versterkt door de geprojecteerde doorgaande wandelroute aan de zuidzijde, die in samenhang met de bestaande watergang en de voorziene waterpartij een hoge gebruiks- en belevingswaarde heeft en bijdraagt aan de groene beleving van het gebied. In dit verband is in de notitie vermeld dat langs de gehele gevel van het zorggebouw en appartementengebouw een groene invulling is voorzien. De groene overgang zal bestaan uit een brede groenstrook, prive tuinen dan wel laag blijvende beplanting.

Daarnaast is in de notitie vermeld dat de voorziene bebouwing goed diende aan te sluiten bij de directe omgeving. In de notitie is uiteengezet dat het programma van het zorggebouw zich, net als in de huidige situatie, niet laat vatten in rijen van twee lagen met een kap en dat het is gelukt het zorggebouw op te delen in twee gebouwen. De positie van het zorggebouw en appartementengebouw heeft te maken met de fasering van het plan. Volgens de notitie is gekozen voor een plek aan de westzijde van het plangebied, omdat een deel van het oude zorggebouw tijdens de nieuwbouw moet kunnen blijven functioneren en op deze locatie het volume van het zorggebouw en appartementengebouw goed inpasbaar is. Daarbij is vermeld dat gekozen is voor een trapsgewijze opbouw, twee tot vijf bouwlagen, van het zorggebouw en appartementengebouw om goed aan te kunnen sluiten op de buurt en de kwaliteiten in de omgeving. Volgens de notitie doet het hogere volume recht aan de bijzondere functie van de bebouwing. Het hogere volume is aan de zuidzijde van het plangebied voorzien vanwege de bezonning en het uitzicht voor de nieuw te realiseren appartementen alsmede omdat potentiele overlast voor omwonenden zo niet aanwezig is. Daarnaast is vermeld dat voor het zorggebouw en appartementengebouw een uitstraling is gezocht die een bijzonder gebouw mag hebben binnen de buurt. Er is volgens de notitie niet voor gekozen om zoveel mogelijk kenmerken van de rijwoningen in te passen in het zorggebouw en appartementengebouw, maar om het zorggebouw op een andere manier in te passen door behalve de afwisseling in bouwhoogten ook te voorzien in een afgewogen afwisseling in kleur, gevelopeningen, vorm van het dak en nokhoogtes. Voorts is vermeld dat voor de voorziene woningen een opzet is gekozen die past in de wijk. De woningen zullen net als de bestaande woningen bestaan uit rijwoningen van twee bouwlagen met een kap.

In de notitie staat ten aanzien van de parkeerruimte dat er voor is gekozen om aan de Frans Halsstraat te parkeren nu in de huidige situatie ook ter plaatse wordt geparkeerd. Door de rijweg zoveel mogelijk aan twee zijden te benutten voor parkeren ontstaat er ruimte om tussen de parkeerplaatsen groen te realiseren.

Het gestelde in de notitie wordt - in het licht van hetgeen is aangevoerd - niet onredelijk geacht. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich dan ook in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene bebouwing past in de omgeving. De Afdeling ziet onder deze omstandigheden op dit punt dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de belangen van de omwonenden onevenredig zijn geschaad.

De betogen falen.

Woon- en leefklimaat

12. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het voorziene zorggebouw en appartementengebouw leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat bij de nabijgelegen percelen aan de Frans Halsstraat. Daartoe voeren zij aan dat de maximaal toegestane bouwhoogten voor het zorggebouw en appartementengebouw van 17,5 onderscheidenlijk 17 m aanzienlijk hoger zijn dan het bestaande zorggebouw en dat het zorggebouw en het appartementengebouw dichter bij de woningen aan de Frans Halsstraat worden gerealiseerd dan in de huidige situatie. In dit verband wijzen zij in het bijzonder op de woning aan de Frans Halsstraat 5. Ter plaatse van die woning leidt de bouwhoogte van 17 m van het appartementengebouw ertoe dat de lichtinval vermindert en leidt het aanbrengen van openingen in de zijgevel van het appartementengebouw tot verlies aan privacy, aldus [appellant sub 1] en anderen. In dit verband voeren zij aan dat in de bezonningsstudie de bezonningssituatie op 21 september ontbreekt.

[appellant sub 2] en anderen betogen dat de voorziene bebouwing zal leiden tot een aantasting van het woongenot van omwonenden in de vorm van verslechtering van het uitzicht.

12.1. Niet in geschil is dat het in het plan voorziene zorggebouw en appartementengebouw dichterbij de bestaande woningen zijn gesitueerd en de toegestane maximum bouwhoogten voor het zorggebouw en appartementengebouw hoger zijn dan in de bestaande situatie. Blijkens de verbeelding bedragen de maximaal toegestane bouwhoogten voor het zorggebouw 8,5 m, 12,5 m, 13,5 m en 17,5 m en voor het appartementengebouw 11 m en 17 m. In de plantoelichting is vermeld dat de hogere bebouwing aan de zuidzijde van het plangebied is gesitueerd om schaduwwerking zoveel mogelijk te voorkomen. Blijkens de verbeelding is de woning aan de Frans Halsstraat 5 het dichtstbij het voorziene zorggebouw en appartementengebouw gelegen. De afstand tussen deze woning en de zijgevel van het appartementengebouw is het kortst en bedraagt ongeveer 25 m.

Ten aanzien van de gevreesde vermindering van lichtinval in de woning aan de Frans Halsstraat 5 is een bezonningsstudie uitgevoerd door Kokon architectuur&stedenbouw. Daarbij is, anders dan [appellant sub 1] en anderen stellen, de bezonningssituatie op 21 september onderzocht. Uit deze bezonningsstudie volgt dat uitsluitend in de vroege uren in de zomermaanden sprake kan zijn van een verminderde zonlichttoetreding bij de woning aan de Frans Halsstraat 5. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vermindering van lichtinval bij de woning aan de Frans Halsstraat 5 niet onaanvaardbaar is.

De woning aan de Frans Halsstraat 5 is met de zijgevel georienteerd naar het appartementengebouw. De afstand tussen de woning en het appartementengebouw bedraagt ongeveer 25 m en de tussenliggende ruimte wordt ingericht als een groene buffer. Gelet hierop en mede gelet op de ligging in stedelijk gebied acht de Afdeling niet aannemelijk dat het verlies aan privacy dusdanig ernstig is dat de raad daarin aanleiding had moeten zien het plan niet vast te stellen.

Voor zover [appellant sub 2] en anderen vrezen voor een verslechtering van het uitzicht van omwonenden, stelt de Afdeling vast dat niet is uitgesloten dat het plan aantasting van het uitzicht van omwonenden met zich kan brengen. In aanmerking genomen de ligging in stedelijk gebied, ziet de Afdeling in hetgeen daarover is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat deze aantasting van dien aard is dat de raad hieraan bij de afweging van de belangen een doorslaggevend gewicht diende toe te kennen.

Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan het woon- en leefklimaat van omwonenden niet onevenredig aantast.

De betogen falen.

Waardedaling woningen

13. [appellant sub 2] en anderen betogen dat de voorziene bebouwing zal leiden tot een waardedaling van de nabijgelegen woningen.

13.1. [appellant sub 2] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de door hen gevreesde waardedaling zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.

Het betoog faalt.

Uitvoerbaarheid

14. [appellant sub 1] en anderen betogen dat anders dan in de plantoelichting is vermeld, de financiele noodzaak voor het realiseren van de woningen ter plaatse van de gronden met de bestemming "Wonen - 1" ontbreekt. Daartoe voeren zij aan dat het zorggebouw is opgenomen in de meerjarenbegroting van Zorgwaard en het appartementengebouw in de meerjarenbegroting van HW Wonen.

14.1. De Afdeling overweegt dat de raad geen onderzoek hoeft te doen naar de drijfveren van degene die een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wenst te realiseren. Het bestaan van een financiele noodzaak maakt geen deel uit van de beoordeling of de ruimtelijke ontwikkeling strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het betoog faalt.

15. [appellant sub 2] en anderen betwijfelen of het zorggebouw en appartementengebouw financieel uitvoerbaar zullen zijn. Zij vrezen dat als gevolg van de veranderingen in de zorg een deel van het zorggebouw en appartementengebouw in de toekomst leeg zal komen te staan. [appellant sub 2] en anderen voeren tevens aan dat de gemeente eisen moet stellen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van de te bebouwen gronden en dat de gemeente hier toezicht op moet houden. Voorts stellen zij dat de raad ten onrechte geen bankgarantie heeft gevraagd.

15.1. Zoals onder 4.5. is overwogen heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat het plan voorziet in actuele regionale behoefte aan de voorziene woningen ter plaatse van de gronden met de bestemmingen "Wonen - 1" en "Wonen - 2". De in het plan voorziene woon-zorgcombinaties ter plaatse van de bestemming "Maatschappelijk" voorzien in de reeds in de huidige situatie aanwezige intramurale wooneenheden. Derhalve bestaat geen grond voor de door [appellant sub 2] en anderen gestelde vrees dat een groot deel van het zorggebouw en appartementengebouw leeg zal komen te staan.

In de plantoelichting is vermeld dat het plangebied wordt ontwikkeld door de private partijen HW Wonen, Zorgwaard en [vergunninghoudster], zodat van gemeentewege geen kosten hoeven te worden gemaakt. Voorts is vermeld dat tussen de private partijen en de gemeente een anterieure overeenkomst is gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken vastgelegd omtrent onder meer de wijze van bouwrijp maken, kostenverhaal en bankgaranties. Ter zitting heeft de raad onweersproken gesteld dat de anterieure overeenkomst een bankgarantie bevat.

Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet financieel uitvoerbaar is.

Het betoog faalt.

16. [appellant sub 2] en anderen betogen dat geen maatschappelijk draagvlak voor het plan bestaat nu de gehele buurt nadrukkelijk tegen het plan is.

16.1. De Afdeling is van oordeel dat het enkele feit dat een groot aantal buurtbewoners zich niet met het plan kan verenigen niet met zich brengt dat de raad, bij afweging van alle relevante belangen, reeds daarom het plan in redelijkheid niet heeft mogen vaststellen.

Het betoog faalt.

Herhalen zienswijze

17. [appellant sub 2] en anderen hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 2] en anderen hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning

18. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb gelezen in samenhang met artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt het ontwerpbesluit ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij het college.

[appellant sub 2] en anderen hebben geen zienswijze over het ontwerpbesluit omgevingsvergunning naar voren gebracht.

Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning door een belanghebbende die over het ontwerpbesluit niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep van [appellant sub 2] en anderen tegen het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning is niet-ontvankelijk.

19. [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat de omgevingsvergunning niet in stand kan blijven wanneer het bestemmingsplan "Rembrandt" wordt vernietigd.

Zoals hiervoor ten aanzien van het bestemmingsplan is overwogen, ziet de Afdeling in hetgeen is aangevoerd geen grond het plan te vernietigen.

Het betoog faalt reeds hierom.

20. [appellant sub 1] en anderen betogen dat in strijd met onderdeel 2.7 van de Welstandsnota gemeente Oud-Beijerland van januari 2010 geen welstandscriteria zijn vastgesteld voordat de planvorming van het concrete bouwplan is gestart. Zij voeren aan dat eerst naar aanleiding van hun zienswijze met betrekking tot de ontwerp-omgevingsvergunning een beeldkwaliteitsplan is opgesteld met welstandscriteria voor het onderhavige project Rembrandt. Volgens [appellant sub 1] en anderen zijn als gevolg hiervan de welstandscriteria toegeschreven op het project.

20.1. Bij besluit van 1 oktober 2013 heeft de raad de `Partiele herziening Welstandsnota gemeente Oud-Beijerland van januari 2010 - onderdeel 2.7' vastgesteld. Onderdeel 2.7 van de Welstandsnota gemeente Oud-Beijerland van januari 2010, waarop [appellant sub 1] en anderen zich beroepen, is hierdoor gewijzigd. Onbetwist is dat ten tijde van de verlening van de omgevingsvergunning aan het nieuwe onderdeel 2.7 van de welstandsnota werd voldaan. Gelet hierop is in het betoog van [appellant sub 1] en anderen geen aanleiding gelegen voor het oordeel dat het college de omgevingsvergunning niet kon verlenen.

Het betoog faalt.

Het besluit tot vaststelling van hogere waarden

21. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb gelezen in samenhang met artikel 110c, eerste lid, van de Wgh, wordt het ontwerpbesluit ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij het college.

[appellant sub 2] en anderen hebben geen zienswijze over het ontwerpbesluit hogere waarden naar voren gebracht.

Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van hogere waarden door een belanghebbende die over het ontwerpbesluit niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep van [appellant sub 2] en anderen tegen het besluit tot vaststelling van hogere waarden is niet-ontvankelijk.

Conclusie

22. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen, handelend onder de naam Groep Verontruste Omwonenden Egmontshof, niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oud-Beijerland van 17 september 2013 en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oud-Beijerland van 5 november 2013, kenmerk Z-12.10043;

II. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen en het beroep van [appellant sub 2] en anderen, handelend onder de naam Groep Verontruste Omwonenden Egmontshof, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Lodeweges

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2015

625.