CDA: meer erkenning voor werk vrijwilligers in erfgoedwet
04/06/2015
CDA: meer erkenning voor werk vrijwilligers in erfgoedwet
Deze week vond in de Tweede Kamer het debat over de nieuwe Erfgoedwet plaats.
CDA woordvoerder cultuur Mona Keijzer zei dat het goed is dat er nu een Erfgoedwet komt, waarin overzichtelijk wordt vastgelegd hoe met het erfgoed wordt omgegaan. Keijzer: "Erfgoed is een van de meest zichtbare verschijningsvormen van onze cultuur; het is vaak letterlijk om de hoek te vinden en maakt dat je je thuis voelt: het prachtige kerkgebouw, het streekmuseum met archeologische vondsten uit de omgeving maar zeker ook -opgegroeid in een vissersdorp- de historische botter in de haven. Allemaal hebben zij een enorm belangrijke waarde voor het behouden van de eigen, lokale en regionale identiteit. Daarnaast zorgt erfgoed voor een prettigere leefomgeving en heeft het vaak - in de vorm van toerisme of anderszins - ook nog een belangrijke economische waarde. Dit zijn allemaal redenen waarom het voor het CDA belangrijk is dat erfgoed in heel Nederland zo goed als mogelijk behouden blijft."
Maar de uitvoering van de nieuwe wet kan nog verbeterd worden, vindt het CDA. Het voornaamste punt is de inzet van vrijwilligers bij onder andere het onderhoud van monumenten. Dat zou best meer beloond mogen worden. Keijzer riep de minister daarom nogmaals op om ervoor te zorgen dat vrijwilligerswerk mee kan tellen in de eigen inkomsten bij de aanvraag van de zogenoemde Brimsubsidie, die speciaal in het leven is geroepen voor instandhouding van monumenten. Zo krijgt vrijwilligerswerk meer erkenning voor hun inzet en kunnen gebouwen beter in stand worden gehouden. En dan telt niet alleen de buitenkant van de gebouwen, volgens Keijzer moeten we ook de binnenkant beschermen. Zo blijkt dat voor ensembles (combinaties van roerend en onroerend erfgoed die samen een geheel vormen) geen specifieke benoeming als erfgoed mogelijk is, waardoor het interieur niet mee beschermd is. Het gaat bijvoorbeeld om gebouwen als de Beurs van Berlage of de Sint-Jan in Den Bosch. Mona Keijzer: "Dat is jammer, want het interieur is vaak een belangrijk onderdeel van het geheel. Wat het CDA betreft wordt daarom beter vastgelegd welke interieurs van belang zijn en krijgen deze dezelfde wettelijke waarborgen als ander cultureel erfgoed. Hetzelfde geldt voor mobiel erfgoed, hiervoor is nu nog te weinig aandacht in de Erfgoedwet."
Het CDA vroeg ook aandacht voor naoorlogse monumenten. Van gebouwen die na 1945 zijn gebouwd is bijna nog niets als rijksmonument aangewezen. En dat terwijl in de wederopbouwperiode bijvoorbeeld veel beeldbepalende kerken gebouwd zijn die mogelijk monumentale waarde hebben. Keijzer vroeg daarom de minister om meer ambitie te tonen in haar aanwijzingsbeleid. Het CDA benoemde tot slot het erfgoed in het aardbevingsgebied in Groningen. "Hier staan veel monumenten die veel schade oplopen. Verstevigen van deze gebouwen is lastig zonder inbreuk te doen op de monumentale status van zo'n gebouw. Voor ons geldt dat hier een belangrijke taak voor het Rijk en de NAM ligt om gezamenlijk zorg te dragen voor het behoud van het erfgoed in deze regio. Want ook in Groningen is erfgoed, net als al die andere regio's van Nederland, essentieel voor het behoud van de eigen cultuur en identiteit, aldus Keijzer."