Antwoorden kamervragen over het artikel organisaties zijn banger voor reputatieschade bij schending privacy

Antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Wijngaarden (VVD) en Oosenbrug (PvdA), Kenmerk 2015Z08281 Ingezonden 1 mei 2015)

Vraag 1

Kent u het artikel 'Organisaties zijn banger voor reputatieschade bij schending privacy'? ( Trouw.nl, 29 april 2015 http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/3986668/2015/04/29/Orga nisaties-zijn-banger-voor-reputatieschade-bij-schending-privacy.dhtml )

Antwoord Ja.

Vraag 2

Wat vindt u van de oproep van de voorzitter van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) een publicatieplicht in de wet op te nemen met betrekking tot onderzoeken van het CBP?

Antwoord

Ik kan me de oproep vanuit zijn positie voorstellen. De voorzitter heeft daarbij met name het oog op de werklasteffecten als gevolg van de juridische procedures die worden aangespannen om een – in de ogen van de vermeende overtreders - onjuiste dan wel onterechte publicatie van (definitieve) onderzoeksbevindingen te voorkomen. Wel vraag ik mij af of een wettelijke publicatieplicht die, gelet op de geding zijnde belangen, geen absolute plicht kan zijn, de werklasteffecten zou verkleinen. Ook een wettelijke publicatieplicht zal aan (nader te benoemen) voorwaarden en beperkingen gebonden zijn. Voorts hebben organisaties ook dan de mogelijkheid om tegen een (voorgenomen) besluit tot publicatie bij de rechter op te komen.

Vraag 3

Hoe vaak en op welke grond hebben belanghebbenden succesvol een publicatie over hen door het CBP verhinderd in de afgelopen vijf jaar?

Antwoord

Het Cbp heeft aangegeven doorlopend te maken te hebben met werkzaamheden gericht op het voorkomen of het voeren van een juridische procedure in het kader van een publicatie van (definitieve) onderzoeksbevindingen (rapport) of een dwangsombesluit. Voorheen werd door onderzochte partijen sporadisch gediscussieerd over of geprocedeerd tegen de publicatie. Inmiddels gebeurt het in veel gevallen waarbij publicatie aan de orde is dat partijen in discussie gaan, dreigen met procederen of een procedure starten, hetgeen aanmerkelijk meer werk genereert voor het CBP. Dit geldt ten aanzien van zowel kleine als grote partijen en gebeurt zowel in de toezichts- als de handhavingsfase. Tot op heden heeft een partij publicatie in één zaak – die overigens nog in procedure is – voorlopig verhinderd. De voorzieningenrechter heeft het publicatiebesluit geschorst op grond van een individuele belangenafweging en niet op basis van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel ten aanzien van het onderliggende dwangsombesluit.

Vraag 4

Welke beleidsregels hanteert het CBP om een zorgvuldig en evenwichtig publicatiebeleid te waarborgen?

Antwoord

Het CBP heeft daarvoor de Beleidsregels actieve openbaarmaking vastgesteld (Stcrt. 2013, 31433). Deze zien op openbaarmaking van definitieve bevindingen van onderzoek, handhavingsbesluiten, overige besluiten, wetgevingsadviezen en zienswijzen. Deze beleidsregels geven uitwerking aan het openbaarmakingskader van de Wob (artikelen 8 en 10). Par. 3.1 van de beleidsregels bepaalt dat definitieve onderzoeksbevindingen openbaar worden gemaakt, tenzij het Cbp op zwaarwichtige gronden anders beslist.

Vraag 5

Welke andere toezichthouders kennen een wettelijke plicht tot publiceren en welke uitzonderingen bestaan er op die plicht?

Antwoord

Een eerste inventarisatie wijst uit dat de huidige wetgeving slechts in een enkel geval een wettelijke verplichting tot openbaarmaking van toezichtgegevens bevat (zie o.a. hoofdstuk 5 van de Wet op het onderwijstoezicht, dat de vaststelling en openbaarmaking van inspectierapporten door de Onderwijsinspectie regelt). Wel staat de beleidsmatige wenselijkheid van openbaarmaking van toezichtsgegevens de laatste tijd sterk in de belangstelling. Bij de recent gewijzigde Instellingswet Consument en Markt is voorzien in een wettelijke bevoegdheid voor de Autoriteit Consument en Markt om toezichtsgegevens openbaar te maken (artikel 12w). Ook zijn bij het parlement twee wetsvoorstellen aanhangig waarin, naast de verplichting om bestuurlijke sanctiebesluiten openbaar te maken, een verplichting tot openbaarmaking van toezichtsgegevens is opgenomen (wetsvoorstel tot wijziging van de Gezondheidswet en de Jeugdwet teneinde een mogelijkheid op te nemen tot openbaarmaking van informatie over naleving en uitvoering van regelgeving, besluiten tot het opleggen van bestuurlijke sancties daarbij inbegrepen, Kamerstukken II 2014/15, 34111 en wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies, Kamerstukken I 2014/15, 34108). De publicatieverplichtingen gelden voor de inspectie- en onderzoeksgegevens op het werkgebied van de Inspectie SZW respectievelijk de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie Veiligheid en Justitie).

Voor de wettelijke publicatieverplichtingen geldt dat zij aan (procedurele of inhoudelijke) voorwaarden en/of beperkingen zijn gebonden en zijn afgestemd op de –eigen- karakteristieken van het desbetreffende beleidsterrein.

Download "Antwoorden kamervragen over het artikel organisaties zijn banger voor reputatieschade bij schending privacy"

PDF document | 3 pagina's | 97 kB

Zie het origineel.

Kamerstuk | 05-06-2015

Vragen? Bel Informatie Rijksoverheid: 1400

Verantwoordelijk ministerie

* Ministerie van Veiligheid en Justitie

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Datum 5 juni 2015

Ons kenmerk 651994