Concurrentievervalsing leidt niet direct tot structuurwijziging spoorsector

Het kabinet toonde zich in het debat over de concurrentievervalsing van NS bij de concessieverlening in Limburg weinig enthousiast over voorstellen om de positie van de NS op stations te herzien. Naast de vraag of het kabinet niet eerder had moeten ingrijpen, stond het debat vooral in het

teken van herstructurering van de NS en haar taken vanwege de dubbele pet die de NS rond stations opheeft.

Doordat de NS (en haar dochterondernemingen) zowel concurreren op de concessies om te mogen rijden op het regionale spoor als op het alleenrecht om de diensten rond de stations aan te bieden op datzelfde spoor, is de verleiding om misbruik te maken van deze positie op de stations groot. De

concurrentievervalsing rond de Limburgse concessieverlening maakt dit pijnlijk duidelijk. Het overgrote deel van de Tweede Kamer ziet de dubbele pet van de NS bij de regionale aanbestedingen als een probleem en vindt herstructurering noodzakelijk. De oplossingsrichtingen die partijen aandragen

lopen echter nogal uiteen. De fracties van D66 en VVD tonen zich voorstander van het ontnemen van het alleenrecht van de NS op die stations waar (ook) regionale treinen stoppen. De fracties van de PvdA, ChristenUnie en CDA zijn ook van mening dat dit `dubbele petten-probleem' aangepakt moet

worden, maar zien ook andere mogelijkheden voor herstructurering, bijvoorbeeld door een striktere scheiding van bedrijfsonderdelen binnen de NS. Het kabinet gaat de opties voor herstructurering in kaart brengen, maar minister van Financien Jeroen Dijsselbloem waarschuwde ook om geen overhaaste

stappen te nemen.

In het debat kwamen ook de ideologische verschillen rond de marktwerking op het spoor scherp naar voren. Met aan de ene kant de VVD en D66 als grootste pleitbezorgers voor marktwerking en aan de andere kant SP, PVV en in toenemende mate GroenLinks als criticasters. Ook deze laatste partijen

konden in het debat echter niet om het feit heen dat klanttevredenheidscijfers en reizigersaantallen aantonen dat de decentralisatie van de regionale spoorlijnen richting de provincies en de daarbij geintroduceerde marktwerking deze lijnen opnieuw tot bloei heeft gebracht.