Uitspraak 201408118/1/R1

Tegen: provinciale staten van Noord-Brabant

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Provinciale verordening

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:1835

201408118/1/R1.

Datum uitspraak: 10 juni 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de stichting Stichting Platform Behoud Natuur en Milieu West-Brabant, gevestigd te Etten-Leur,

appellante,

en

provinciale staten van Noord-Brabant,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2014 hebben provinciale staten de verordening "Eerste wijzigingsverordening Verordening luchthavenbesluit luchthaven Seppe Noord-Brabant" (hierna: eerste wijzigingsverordening) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.

Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend.

De stichting heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2015, waar de stichting, vertegenwoordigd door E. Baaijens, W. van der Put en J.P. Timmerman, bijgestaan door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, en provinciale staten, vertegenwoordigd door R.M.P. Broeren en ing. J.H.M. Wassenberg, beiden werkzaam voor de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Seppe Airparc B.V. en anderen, vertegenwoordigd door C.N.M. Jacobs en S. Have, bijgestaan door mr. J.M. van Koeveringe-Dekker, advocaat te Middelburg, als partij gehoord.

Overwegingen

1. De "Verordening luchthavenbesluit luchthaven Seppe Noord-Brabant", vastgesteld door provinciale staten bij besluit van 17 mei 2013 (hierna: het luchthavenbesluit) is van toepassing op de luchthaven Seppe, gelegen aan de Pastoor van Breugelstraat 93 te Bosschenhoofd, waartoe de percelen en perceelsgedeelten behoren die met opgave van de kadastrale aanduiding zijn aangegeven in bijlage 1 behorend bij dit besluit.

De eerste wijzigingsverordening wijzigt de begrenzing van het luchthavengebied aan de zuidkant verband houdende met de totstandkoming van het bestemmingsplan "Airparc Seppe", vastgesteld door de raad bij besluit van 11 april 2014 (hierna: het bestemmingsplan). Als gevolg van deze wijziging worden de hangars in het luchthavengebied opgenomen. Voorts wordt de begrenzing aan de noordkant gewijzigd verband houdende met het opnemen van de verkeerstoren in het luchthavengebied. In dat verband worden de bijlagen 1, 2, 4 en 5 van het luchthavenbesluit gewijzigd. De ligging van de in bijlage 2 aangegeven handhavingspunten en de in bijlage 3 voor de handhavingspunten gestelde geluidsgrenswaarden zijn niet gewijzigd.

Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van Airparc Seppe, zijnde een bedrijventerrein voor luchtvaartgebonden en in ondergeschikte mate voor luchtvaart gerelateerde bedrijven, ten behoeve van de luchthaven Airport Seppe. Over dat plan is geoordeeld in de uitspraak van de Afdeling van 11 december 2013, in zaak nr. 201306482/1/R6. Het beroep tegen dit besluit is ongegrond verklaard zodat het bestemmingsplan in rechte onaantastbaar is geworden.

2. De stichting wijst er op dat ze ook bezwaar heeft gemaakt bij de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tegen het besluit van 9 juli 2014 waarbij de Verklaring veilig gebruik luchtruim luchthaven Seppe (hierna: de Verklaring) is vastgesteld. De stichting betoogt dat de Verklaring ingevolge artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) moet worden betrokken in deze procedure.

2.1. Ingevolge artikel 6:3 van de Awb is een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft.

2.2. De stichting heeft bij brief van 4 september 2014 bezwaar gemaakt tegen de Verklaring.

2.3. Ingevolge artikel 8.49, eerste lid, van de Wet luchtvaart (hierna: Wl) treedt een luchthavenbesluit of een wijziging van dit besluit niet in werking dan nadat de minister van Verkeer en Waterstaat (thans: Infrastructuur en Milieu) heeft verklaard dat het veilig gebruik van het luchtruim door het luchthavenluchtverkeer is gewaarborgd. De minister beslist binnen negen weken na indiening van de aanvraag om de Verklaring.

2.4. De Verklaring is een vereiste om de eerste wijzigingsverordening in werking te doen treden. De minister besluit over het verlenen van de Verklaring nadat de eerste wijzigingsverordening door provinciale staten is vastgesteld. De Verklaring is derhalve geen beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van de eerste wijzigingsverordening. Artikel 6:3 van de Awb brengt derhalve niet met zich dat de Verklaring in deze procedure aan de orde kan worden gesteld.

Het betoog faalt.

3. De stichting betoogt dat de aanvraag om wijziging van het luchthavenbesluit niet voldoet aan artikel 5 van de "Verordening luchtvaart Noord-Brabant", vastgesteld door provinciale staten bij besluit van 9 december 2011 (hierna: Verordening luchtvaart). Zij betoogt dat het bedrijventerrein ten zuiden van luchthaven Seppe dat mogelijk wordt gemaakt door het bestemmingsplan in de aanvraag had moeten worden betrokken, aldus de stichting. Zij betoogt voorts dat provinciale staten niet hadden mogen afgaan op de eigen verklaring van de aanvrager, waarin hij in het kader van het verzoek tot aanpassing van de begrenzing van het luchthavengebied verklaart dat alle overige gegevens gelijkluidend zijn aan de gegevens in het eerder vastgestelde luchthavenbesluit.

3.1. Provinciale staten stellen dat artikel 4 van de Verordening luchtvaart regelt welke informatie tenminste moet worden aangeleverd bij de aanvraag voor een luchthavenbesluit. Indien er al een luchthavenbesluit is vastgesteld, kan op grond van artikel 5 voor de aanvraag van een wijziging van dit luchthavenbesluit worden volstaan met het aanleveren van de gegevens die wijzigen. Daarnaast dient de aanvrager te verklaren dat de overige gegevens uit het geldende luchthavenbesluit niet wijzigen, aldus provinciale staten. Provinciale staten stellen zich op het standpunt dat voldaan is aan artikel 5 van de Verordening luchtvaart.

3.2. Ingevolge artikel 1.1 van de Wl is het luchthavengebied het gebied dat bestemd is voor het gebruik als luchthaven.

Ingevolge artikel 8.43, tweede lid, bevat een luchthavenbesluit bepalingen omtrent:

a. het luchthavenluchtverkeer, en

b. de ruimtelijke indeling van het gebied van en rond de luchthaven.

Ingevolge artikel 8.47, eerste lid, worden in het luchthavenbesluit ten behoeve van de ruimtelijke indeling van het gebied van en rond de luchthaven, het luchthavengebied en het beperkingengebied vastgesteld.

3.3. Ingevolge artikel 4 van de Verordening luchtvaart bevat een aanvraag tot vaststelling van een luchthavenbesluit of luchthavenregeling tenminste de volgende gegevens:

h. een of meer tekeningen waaruit de actuele of beoogde ruimtelijke indeling van het gebied van en rond de luchthaven blijkt, met inbegrip van maximale hoogte, respectievelijk maximaal toegestane hoogte van objecten;

l. een beschrijving van de mogelijke effecten op het milieu en de omgeving gezien de voorgenomen activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft.

Ingevolge artikel 5 is artikel 4 van overeenkomstige toepassing op een aanvraag tot wijziging van een luchthavenbesluit of luchthavenregeling, met dien verstande dat de aanvraag tenminste omvat:

a. alle gegevens die afwijken van de situatie waarop het eerder vastgestelde luchthavenbesluit of de eerder vastgestelde luchthavenregeling betrekking heeft;

b. een eigen verklaring van de aanvrager, waarin hij verklaart dat alle overige gegevens gelijkluidend zijn aan de gegevens in het eerder vastgestelde luchthavenbesluit of de eerder vastgestelde luchthavenregeling.

3.4. In de aanvraag tot wijziging van het luchthavenbesluit wordt verzocht om aanpassing van de begrenzing van het luchthavengebied.

In de verklaring zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening luchtvaart heeft de naamloze vennootschap Seppe Airport N.V. in het kader van het verzoek tot aanpassing van de begrenzing van het luchthavengebied, aangegeven dat voor het overige alle gegevens gelijkluidend zijn aan de gegevens in het luchthavenbesluit.

3.5. Voor zover de stichting betoogt dat een veranderde situatie door het aanleggen van het bedrijventerrein zoals toegestaan in het bestemmingsplan in de aanvraag betrokken had moeten worden omdat deze ruimtelijk gewijzigde situatie buiten het luchthavengebied mogelijke gevolgen heeft voor de luchthaven, vindt deze opvatting geen steun in het recht.

Ook verder is niet gebleken dat de aanvraag tekortkomingen bevat. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen de stichting aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten zich ten onrechte op het standpunt hebben gesteld dat aan de vereisten aan een aanvraag tot wijziging van een luchthavenbesluit zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening luchtvaart is voldaan.

Het betoog faalt.

4. De stichting betoogt dat in de eerste wijzigingsverordening ten onrechte ervan is uitgegaan dat uitsluitend de begrenzing van het luchthaventerrein wordt gewijzigd. Zij voert hiertoe aan dat de aard en het karakter van het vliegveld ingrijpend veranderen. In dit verband wijst zij er op dat grotere hangars worden gerealiseerd en het zwaartepunt komt te liggen op zakelijke luchtvaart en dat hierdoor grotere, zwaardere vliegtuigen met meerdere motoren van de luchthaven gebruik zullen maken. De stichting betoogt dat hierdoor vaker gebruik zal worden gemaakt van artikel 7, derde lid, van het luchthavenbesluit. De stichting betoogt voorts dat de geluidsruimte te ruim is. Voorts voert de stichting aan dat onduidelijk is of gyrocopters onder het bereik van artikel 5, tweede lid, van het luchthavenbesluit vallen, daarom is in de eerste wijzigingsverordening ten onrechte geen bepaling over het toegestane aantal gyrocopterbewegingen opgenomen.

4.1. Provinciale staten stellen dat de aanvraag voor de eerste wijzigingsverordening betrekking heeft op de omvang van het luchthavengebied. De aard en het karakter van de luchthaven veranderen niet door de eerste wijzigingsverordening. Dit blijkt uit de eigen verklaring van de aanvrager. Provinciale staten stellen dat de luchthaven een regionale luchthaven bestemd voor zakelijke, recreatieve en opleidingsvluchten blijft waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande start- en landingsbaan. Provinciale staten stellen voorts dat als het zwaartepunt komt te liggen op de zakelijke luchtvaart dit alleen kan plaatsvinden binnen de eisen die zijn gesteld in het luchthavenbesluit. Het aangevoerde inzake gyrocopterbewegingen heeft geen betrekking op het voorliggende luchthavenbesluit, nu de aanvraag daarop geen betrekking heeft, aldus provinciale staten.

4.2. Ingevolge artikel 5, tweede lid, van het luchthavenbesluit mag het aantal helikopterbewegingen op de luchthaven maximaal 900 per gebruiksjaar bedragen.

Ingevolge artikel 7, tweede lid, is de luchthaven, binnen de daglichtperiode, geopend op:

a. werk- en zaterdagen van 08.00 uur tot 20.00 uur;

b. zondagen van 09.00 uur tot 20.00 uur.

Ingevolge artikel 7, derde lid, kan de luchthavenmeester incidenteel toestemming verlenen om tussen 20.00 uur en 08.00 uur binnen de daglichtperiode van de luchthaven gebruik te maken.

4.3. Door de eerste wijzigingsverordening wijzigt de begrenzing van het luchthavengebied, hetgeen blijkt uit de verklaring van de aanvrager. De handhavingspunten en de grenswaarden voor de geluidbelasting worden door de eerste wijzigingsverordening niet gewijzigd. Dit brengt met zich dat het gebruik van de luchthaven voor grotere, zwaardere vliegtuigen met meerdere motoren nog steeds wordt gereguleerd door het luchthavenbesluit.

Voor zover de stichting stelt dat artikel 7, derde lid, van het luchthavenbesluit vaker zal worden toegepast overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond geen betrekking heeft op de eerste wijzigingsverordening, maar op handhaving van het luchthavenbesluit en derhalve niet ter beoordeling voorligt.

Provinciale staten hebben bevestigd dat de activiteiten op de luchthaven ruimschoots blijven onder de bij de handhavingspunten gestelde geluidbelasting. Gelet op de beperkte strekking van de aanvraag hebben provinciale staten zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen aanleiding bestaat de geluidruimte voor de luchthaven opnieuw vast te leggen.

De aanvraag heeft geen betrekking op veranderingen in het gebruik van de luchthaven door gyrocopters. Provinciale staten hebben dit derhalve niet in de eerste wijzigingsverordening hoeven te betrekken.

Het betoog faalt.

5. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

w.g. Koeman w.g. Melse

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2015

191-812.