Uitspraak 201403059/1/R1

Tegen: de raad van de gemeente Bloemendaal

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Noord-Holland

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:1836

201403059/1/R1.

Datum uitspraak: 10 juni 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A], [appellant B] en de stichting Stichting tot Bevordering en Instandhouding van de Landschappelijke Waarden Natuurgebied 't Naaldenveld en omstreken, gevestigd te Bloemendaal, en anderen,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Bloemendaal,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Aerdenhout 2012" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant A], [appellant B] en de stichting beroep ingesteld.

Bij besluit van 23 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Aerdenhout 2012" opnieuw gewijzigd vastgesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2015, waar [appellant A], [appellant B] en de stichting, vertegenwoordigd door [appellant B], bijgestaan door mr. C.B. de Jong, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.T.M. de Haan-Bergisch, A. Brandenburg en mr. N.M. den Hartog, allen werkzaam voor de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de vereniging Golfclub Marienweide (hierna: golfclub), vertegenwoordigd door mr. H. Lamers, en de vereniging Aerdenhoutse Mixed Hockeyclub Rood-Wit (hierna: hockeyclub), vertegenwoordigd door mr. H. Mulder, als partij gehoord.

Overwegingen

Het toetsingskader

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Het besluit van 23 oktober 2014 is een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Awb. Nu dat besluit niet geheel aan het beroep tegemoet komt, heeft het beroep daarop mede betrekking.

Het plan zoals vastgesteld bij besluit van 23 oktober 2014

3. Centraal op het perceel Zwaluwenweg 11 is het complex van de hockeyclub gesitueerd. De desbetreffende gronden hebben de bestemmingen "Groen" en "Sport" met gedeeltelijk de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten lichtmasten". Aan de gronden gelegen rondom het hockeycomplex is de bestemming "Recreatie" met de aanduiding "golfbaan" toegekend. Deze gronden worden gebruikt door de golfclub. Aan de gronden van de golfclub is aan twee plandelen de aanduiding "bouwvlak" toegekend. Deze gronden worden gebruikt voor een clubhuis van de golfclub respectievelijk een berging behorende bij het clubhuis.

4. De raad heeft bij besluit van 11 juli 2012 het bestemmingsplan "Aerdenhout 2012" vastgesteld. Dit besluit is bij uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2013 in zaak nr. 201208366/1/R1 gedeeltelijk vernietigd. In deze uitspraak is het besluit van 11 juli 2012 vernietigd voor zover lichtmasten en tribunes waren toegestaan op het plandeel ter plaatse van het perceel Zwaluwenweg 11, omdat de raad geen onderzoek had verricht naar de ruimtelijke gevolgen van de in het plan voorziene ontwikkelingen ten opzichte van de bestaande legale situatie ten tijde van het vaststellen van dat plan. Voorts is het plandeel met de bestemming "Recreatie" met de aanduiding "golfbaan" ter plaatse van het clubhuis en de berging van de golfclub en de omgeving vernietigd, omdat de raad onvoldoende heeft onderzocht wat de ruimtelijke gevolgen zijn van het als zodanig bestemmen van het clubgebouw en de berging en het toestaan van lantaarnpalen op het golfterrein.

Met het besluit van 20 februari 2014 heeft de raad beoogd met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2013 het vernietigde besluit te repareren en het plan gewijzigd vastgesteld. De raad heeft aan het meest zuidwestelijk gelegen veld met de bestemming "Sport" de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten lichtmasten" toegekend en aan een gedeelte van het noordwestelijk gelegen plandeel de bestemming "Sport" gewijzigd in de bestemming "Groen".

Bij besluit van 23 oktober 2014 heeft de raad het besluit van 20 februari 2014 opnieuw vastgesteld en een verkeersparagraaf aan de plantoelichting toegevoegd.

5. Het besluit van 23 oktober 2014 is een reparatiebestemmingsplan. De raad heeft ter zitting toegelicht dat een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden van dit plan ten opzichte van de bestaande legale situatie ten tijde van de vaststelling van dit plan inhoudt dat een beperkt aantal extra lichtmasten wordt toegestaan ter plaatse van het meest zuidwestelijk gelegen veld met de bestemming "Sport" zonder de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten lichtmasten" (hierna: veld vier), lantaarnpalen worden toegestaan ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Recreatie" met de aanduiding "golfbaan", en een clubhuis en berging worden toegestaan ter plaatse van laatst genoemd plandeel ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".

Inhoudelijke aspecten

Het beroep tegen het plandeel met de bestemming "Sport" zonder de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten lichtmasten"

6. [appellant A], [appellant B] en de stichting betogen dat het besluit in strijd is met de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2013. [appellant A], [appellant B] en de stichting betogen dat de raad ten onrechte niet is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Voorts betogen [appellant A], [appellant B] en de stichting dat de richtafstand uit de Handreiking "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: VNG-brochure) in het plan moet worden opgenomen. [appellant A], [appellant B] en de stichting betogen voorts dat ten onrechte het aantal lichtmasten niet beperkt is. In dit kader betogen zij dat de raad het uitgangspunt heeft, zoals ook is vermeld in de uitspraak van 29 mei 2013, dat het aantal lichtmasten zo beperkt mogelijk dient te zijn.

6.1. Ingevolge artikel 13, lid 13.1.1, van de planregels zijn de voor "Sport" aangewezen gronden bestemd voor:

a. sportdoeleinden;

c. voorzieningen ten behoeve van sportdoeleinden, zoals kantines, kleedruimtes, bergingen en dugouts.

Ingevolge lid 13.2.2 geldt ten aanzien van de in lid 13.1.1 bedoelde gronden onder meer dat:

b. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 16 m mag bedragen;

f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten lichtmasten" de bouw van lichtmasten niet is toegestaan.

Ingevolge lid 13.3 kan het bevoegd gezag onder meer nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

b. een goede woonsituatie.

6.2. In de "Toelichting en Staat van wijzigingen reparatieplan Aerdenhout 2012" staat dat wordt aangesloten bij de VNG-brochure.

Voorts staat in de "Toelichting en Staat van wijzigingen reparatieplan Aerdenhout 2012" dat het bestaande gebruik van de hockeyclub uit vijf (gedeeltelijk) verlichte kunstgrasvelden bestaat. Deze kunnen door in totaal 24 (vergunde) lichtmasten worden verlicht. De twee zuidwestelijk gelegen velden zijn slechts beperkt verlicht. Aan de richtafstand voor een veldsportcomplex met verlichting kan niet voor alle velden worden voldaan. Voor het meest zuidwestelijk gelegen veld wordt niet voldaan aan de desbetreffende richtafstand. Daarom wordt in het plan het plaatsen van lichtmasten ter plaatse van dit veld uitgesloten.

6.3. De VNG-brochure gaat uit van het beginsel van gemotiveerd toepassen. In de VNG-brochure wordt een veldsportcomplex met verlichting aangemerkt als een bedrijf in milieucategorie 3.1 met een grootste indicatieve afstand van 50 m tot woningen. De raad heeft zich terecht gebaseerd op de functie veldsportcomplex met verlichting.

6.4. Ter plaatse van het bestreden plandeel zijn de gronden aangewezen voor sportdoeleinden. Ter plaatse van de plandelen waar niet de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten lichtmasten" is toegekend kan voor de daar gelegen sportvelden verlichting worden gerealiseerd. In de VNG-brochure geldt voor de functie veldsportcomplex met verlichting een grootste indicatieve afstand van 50 m tot woningen. De afstand tussen de dichtstbijzijnde woning, de woning op het perceel Zwaluwenweg 13 en veld vier bedraagt ongeveer 100 m. Aan de indicatieve afstand wordt derhalve voldaan.

Voor zover [appellant A], [appellant B] en de stichting betogen dat ten onrechte geen beperking voor het aantal lichtmasten in het plan is opgenomen heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het aantal lichtmasten wordt beperkt door artikel 13, lid 13.1.1, onder c, van de planregels, omdat lichtmasten alleen ten behoeve van sportdoeleinden zijn toegestaan. Voorts acht de Afdeling van belang dat het college van burgemeester en wethouders ingevolge artikel 13, lid 13.3, van de planregels nadere eisen kan stellen aan de plaats en afmetingen van de lichtmasten ten behoeve van een goede woonsituatie. Het toevoegen van een beperkt aantal extra lichtmasten op veld vier doet geen afbreuk aan het uitgangspunt dat het aantal lichtmasten zo beperkt mogelijk dient te zijn.

[appellant A], [appellant B] en de stichting hebben verder geen bijzondere omstandigheden gesteld die aanleiding moeten geven voor het oordeel dat de raad niet van de richtafstand heeft kunnen uitgaan en dat de raad in dit geval nader onderzoek had moeten verrichten.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid kunnen aansluiten bij de richtafstand uit de VNG-brochure. Er bestaat derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit op dit punt in strijd is met de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2013.

Het betoog faalt in zoverre.

6.5. Voor zover [appellant A], [appellant B] en de stichting betogen dat de richtafstand van 50 m moet worden vastgelegd in de planregels overweegt de Afdeling dat uit de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten lichtmasten" op de verbeelding volgt dat binnen een afstand van 50 m van woningen geen lichtmasten mogen worden opgericht. De raad heeft deze richtafstand daarom niet afzonderlijk in de planregels hoeven vastleggen.

Het betoog faalt.

Het beroep tegen het plandeel met de bestemming "Groen"

7. [appellant A], [appellant B] en de stichting betogen dat het besluit in strijd is met de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2013 omdat ter plaatse van het bestreden plandeel speelvoorzieningen en extensief recreatief medegebruik zijn toegestaan waardoor kan worden voorzien in een oefenveld zonder kunstgras. Voorts zijn ten onrechte lichtmasten met een hoogte van 4 m en tribunes met een hoogte van 3 m toegestaan.

7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een kunstgrasveld ter plaatse van het bestreden plandeel niet was beoogd en dat daarom thans de bestemming "Groen" aan het bestreden plandeel is toegekend.

7.2. Ingevolge artikel 1, lid 1.42, van de planregels wordt onder "extensief recreatief medegebruik" die vormen van recreatie verstaan welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoen.

Ingevolge artikel 5, lid 5.1.1, zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor:

a. groenvoorzieningen;

b. bermen en beplanting;

c. fiets-, voet- en ruiterpaden;

met daarbij behorende:

d. speelvoorzieningen;

e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

f. verharding;

g. extensief recreatief medegebruik;

h. parkeervoorzieningen.

7.3. Gelet op het voorgaande zijn speelvoorzieningen toegestaan bij groenvoorzieningen, bermen en beplanting, en fiets-, voet- en ruiterpaden. Een oefenveld is geen speelvoorziening zoals hier bedoeld. De raad heeft ter zitting gesteld dat met een dergelijke speelvoorziening een kleinschalige speelgelegenheid voor kinderen wordt bedoeld. Deze uitleg acht de Afdeling niet onjuist.

Voor zover extensief recreatief medegebruik is toegestaan bij groenvoorzieningen, bermen en beplanting, en fiets-, voet- en ruiterpaden gaat het ingevolge artikel 1, lid 1.42, van de planregels om vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving. Hieronder wordt geen oefenveld begrepen.

Artikel 5, lid 5.1.1, van de planregels staat derhalve ter plaatse geen oefenveld toe. Tribunes en lichtmasten ten behoeve van een dergelijk oefenveld zijn eveneens uitgesloten.

Het betoog faalt.

Het beroep tegen het plandeel met de bestemming "Recreatie" met de aanduiding "golfbaan"

8. [appellant A], [appellant B] en de stichting betogen dat het besluit in strijd is met de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2013 omdat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de lantaarnpalen op de omgeving. Zij voeren aan dat ten onrechte de voorziene lantaarnpalen niet in aantal en hoogte zijn beperkt.

8.1. Ingevolge artikel 12, lid 12.1.1, van de planregels zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor:

a. dagrecreatieve voorzieningen en -activiteiten.

Ingevolge lid 12.1.2 zijn ter plaatse van de aanduiding "golfbaan" de in lid 12.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een golfbaan met natuurlijk gras, met de daarbij behorende voorzieningen.

Ingevolge lid 12.2.2 geldt ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden onder meer dat:

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen.

Ingevolge lid 12.3 kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

[...]

b. een goede woonsituatie.

8.2. Lantaarnpalen zijn in het plan niet expliciet toegelaten of uitgesloten, zodat daarvoor de algemene regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de hoeveelheid lantaarnpalen wordt beperkt door artikel 12, lid 12.1.2, van de planregels op grond waarvan lantaarnpalen alleen ten behoeve van een golfbaan zijn toegestaan. Voorts acht de Afdeling van belang dat het college van burgemeester en wethouders ingevolge artikel 12, lid 12.3, van de planregels nadere eisen kan stellen aan de plaats en afmetingen van de lantaarnpalen ten behoeve van een goede woonsituatie. Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de hoogte van de lantaarnpalen voldoende is begrensd door artikel 12, lid 12.2.2, onder c, van de planregels.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de regeling omtrent lantaarnpalen ter plaatse van het bestreden plandeel aanvaardbaar is. Er bestaat derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit op dit punt in strijd is met de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2013.

Het betoog faalt.

Verkeersaspecten

9. [appellant A], [appellant B] en de stichting betogen dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de verkeersafwikkeling en de parkeerbehoefte en dat het besluit daarom in strijd is met de uitspraak van de Afdeling. [appellant A], [appellant B] en de stichting voeren aan dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de bestaande parkeer- en verkeersproblematiek. [appellant A], [appellant B] en de stichting betogen voorts dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijke ledenaantrekkende werking van de mogelijkheid om in de avonden op veld 4 te kunnen trainen en het clubgebouw.

9.1. Aan het plandeel ter plaatse van het clubhuis en de berging is de bestemming "Recreatie" en twee bouwvlakken toegekend.

Ingevolge artikel 12, lid 12.2.1, van de planregels geldt ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden dat:

a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak.

9.2. In de "Toelichting en Staat van wijzigingen reparatieplan Aerdenhout 2012" staat dat er om te parkeren ongeveer 180 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Dit is het maximaal haalbare binnen de ruimtelijke mogelijkheden van de Zwaluwenweg. Op normale dagen zijn de parkeercapaciteit en de verkeersregeling ruim voldoende. Op zeer drukke piekdagen (wedstrijden met veel publiek) is, door grote toeloop van verkeer in korte tijd, een zekere verkeershinder voor de omgeving niet te vermijden. Deze dagen zijn echter beperkt in aantal en met de juiste voorbereiding en communicatie tussen de clubs, de gemeente en de omwonenden, is deze hinder tot een acceptabel niveau te beperken. Een intensiever gebruik van de hockeyvelden in de avonduren zal niet leiden tot piekmomenten zoals die voorkomen op drukke wedstrijddagen met veel publiek. De beschikbare parkeerfaciliteiten zijn voldoende om het gebruik in de avonduren op te vangen, zonder dat het parkeren leidt tot hinder of overlast voor de omgeving. In de "Toelichting en Staat van wijzigingen reparatieplan Aerdenhout 2012" staat voorts dat door het plaatsen van extra verlichting het gebruik van de hockeyvelden in de avond intensiveert. Dit heeft meer verkeer in de avonduren tot gevolg. Dat betreft evenwel geen wedstrijdgebruik, waardoor die extra verkeersbelasting (doordeweekse dagen/avonduren) veel lager zal uitvallen dan de (reeds bestaande) verkeersbelasting op wedstrijddagen (weekenddagen/overdag). Er zullen dus geen problemen ontstaan met de verkeersafwikkeling.

In de "Toelichting en Staat van wijzigingen reparatieplan Aerdenhout 2012" staat voorts dat het parkeren voor de golfclub niet plaats vindt op de piekmomenten van de hockeyclub waardoor er voldoende parkeercapaciteit aan de Zwaluwenweg beschikbaar is voor de gebruikers van de golfbaan. Tevens heeft de golfbaan een beperkte capaciteit voor het aantal spelers waardoor er geen toename in de parkeerbehoefte valt te verwachten. Dat heeft tot gevolg dat het toestaan van het clubgebouw voor de golfclub niet leidt tot problemen met parkeren. Voorts staat in de "Toelichting en Staat van wijzigingen reparatieplan Aerdenhout 2012" dat het gebruik van de hockeyvelden en de golfbaan niet cumulatief is. In verband met de veiligheid is het niet mogelijk te golfen als alle velden van de hockeyclub bezet zijn. De verkeersafwikkeling via de Zwaluwenweg levert geen problemen op. De legalisering van het clubhuis zou kunnen leiden tot een toename van het aantal leden, omdat de club hierdoor aantrekkelijker kan zijn. De beperkte capaciteit van de golfbaan legt echter beperkingen op. Hierdoor zal het aantal bezoekers dat per keer aanwezig is niet sterk kunnen toenemen. Aangezien er op piekmomenten niet gegolfd kan worden zal dat ook niet leiden tot problemen met de verkeersafwikkeling.

9.3. Niet in geschil is dat 180 openbare parkeerplaatsen langs de aan- en afvoerweg beschikbaar zijn voor het parkeren bij de hockeyclub en de golfclub.

Door het plaatsen van een beperkt aantal extra lichtmasten op veld vier wordt het mogelijk om ter plaatse van dit veld te trainen ook in die avonduren gedurende welke het donker is. Niet in geschil is dat de intensivering van het gebruik van de bestreden plandelen door het toestaan van lichtmasten een hogere parkeervraag in de avonduren tot gevolg zal hebben maar niet in die mate dat er een tekort aan parkeerplaatsen zal optreden.

De raad erkent dat het aantal parkeerplaatsen aan de Zwaluwenweg op piekmomenten als gevolg van hockeywedstrijden en toernooien en tijdens trainingen op zaterdag- en zondagochtend niet altijd toereikend is, in welk geval op grotere afstand van het hockeycomplex wordt geparkeerd. Wat betreft de vrees van [appellant A], [appellant B] en de stichting dat de mogelijkheid om `s avonds op veld vier te trainen een toename van leden tot gevolg zal hebben waardoor ook de parkeer- en verkeersbelasting op de piekmomenten zullen toenemen hebben de raad en de hockeyclub ter zitting aannemelijk gemaakt dat het maximale aantal leden hoofdzakelijk wordt bepaald door het aantal velden dat in het weekend beschikbaar is voor wedstrijden. Voorts is gebleken dat de golfbaan slechts een beperkte capaciteit heeft en het gebruik ervan niet plaatsvindt op de piekmomenten waarop alle hockeyvelden in gebruik zijn. Om die reden valt niet in te zien dat het enkele gebruik van het clubhuis van de golfclub en de berging ervan tot een toename van de parkeer- en verkeersbelasting op de piekmomenten zal leiden. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijk op het standpunt kunnen stellen dat de parkeergevolgen van het plan en de gevolgen van het plan voor de verkeersafwikkeling ervan op de Zwaluwenweg aanvaardbaar zijn.

Het betoog faalt.

Conclusie

10. Het beroep tegen het besluit van 23 oktober 2014 is ongegrond.

Het plan zoals vastgesteld bij besluit van 20 februari 2014

11. Het besluit van 23 oktober 2014 wordt met de bekendmaking van deze uitspraak in rechte onaantastbaar. Gelet hierop en nu overigens niet is gebleken van enig belang bij een beoordeling van het beroep tegen het besluit van 20 februari 2014 ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat [appellant A], [appellant B] en de stichting geen belang meer hebben bij een beoordeling van het beroep tegen dat besluit. In verband hiermee is het beroep van [appellant A], [appellant B] en de stichting, voor zover gericht tegen het besluit van 20 februari 2014, niet-ontvankelijk.

Proceskosten

12. Nu de raad naar aanleiding van het beroep van [appellant A], [appellant B] en de stichting bij besluit van 23 oktober 2014 het bestemmingsplan "Aerdenhout 2012" opnieuw gewijzigd heeft vastgesteld ziet de Afdeling in de omstandigheden van het geval aanleiding de raad op navolgende wijze te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen het besluit van 20 februari 2014;

II. verklaart het beroep tegen het besluit van 23 oktober 2014 ongegrond;

III. veroordeelt de raad van de gemeente Bloemendaal tot vergoeding van bij de stichting Stichting tot Bevordering en Instandhouding van de Landschappelijke Waarden Natuurgebied 't Naaldenveld en omstreken en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van EUR 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Bloemendaal aan de stichting Stichting tot Bevordering en Instandhouding van de Landschappelijke Waarden Natuurgebied 't Naaldenveld en omstreken en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

w.g. Hoekstra w.g. Melse

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2015

191-812.

Vorige pagina Print pagina E-mail pagina