In de zorg geen samenspraak zonder tegenspraak

De zorg draait om patienten, clienten, bewoners en hun naasten. Hun ervaring en waardering over geleverde zorg is dus een belangrijke graadmeter voor kwaliteit. Ze zijn ook de eerste die het merken als er iets niet in de haak is. Juist daarom is een goed gesprek en samenwerking tussen deze

gebruikers van zorg, de zorgverlener en bestuur van cruciaal belang om kwaliteit te borgen.

Een reeks aan incidenten, zoals bij het Ruwaard van Putten-ziekenhuis, maar ook bij zorginstelling Zonnehuizen, waar bestuur en toezicht niet op tijd door hadden dat de veiligheid in het geding was, is voor het kabinet aanleiding geweest de governace in de zorg aan te scherpen. Een goede stap,

maar helaas zijn de voorstellen teveel gericht op de interne verhouding tussen bestuur en toezicht. En worden de mensen die als beste kunnen oordelen over de ervaren kwaliteit: de patient, client of bewoner nog steeds niet in positie gebracht om het bestuur scherp te houden.

Stevige rol

Hoog tijd om de gebruikers van zorg individueel en in collectief verband een stevige rol te geven. En de Raad van Toezicht hierin de hoeder van hun belang te maken. Als we van mening zijn dat inspraak, tegenspraak en samenspraak door zorggebruikers de kwaliteit van zorg vergroot, waarom wordt

er dan niet veel meer aan gedaan? Er is tenslotte geen samenspraak, zonder tegenspraak.

Van harte

Maar wat is nodig? Het begint uiteraard met informele zeggenschap in de spraakkamer. Waarbij de zorgverlener het gesprek voert, informatie geeft en hoort wat de patient wil. Zodat zorg bijdraagt aan persoonlijke autonomie en zeggenschap over eigen zorg en leven. Dan moet er wel tijd en ruimte

zijn om dit gesprek ook echt te voeren. En juist daarom is sturing hierop door bestuur noodzakelijk. Daarnaast is er sprake van formele zeggenschap, waarbij clienten en patientenraden gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen op organisatieniveau. Het Verweij Jonker-instituut wijst in haar

recente advies 'Medezeggenschap op Maat' terecht op de noodzaak tot nadere uitwerking en ondersteuning van de wisselwerking tussen de verschillende vormen van formele en informele zeggenschap. Die conclusie deel ik van harte.Dit sluit tevens aan op de visie die de bestuurdersvereniging (NVDZ)

onlangs gaf in een ronde tafelgesprek in de Tweede Kamer: 'van bestuurders bolwerk, naar patienten netwerk'. Een eerlijke en terechte analyse.

De crux

De visie van het Verweij Jonker-instituut en de NVDZ bieden perspectief op betere medezeggenschap, maar veranderen gaat niet vanzelf. Want diezelfde bestuurdersvereniging heeft zich in het ronde tafelgesprek tegen een onafhankelijk vastgesteld budget voor clienten- en patientenraden gekeerd.

Ze verklaren zich voorstander van informele en formele zeggenschap, maar zijn tegelijkertijd tegen het faciliteren daarvan. Dat gaat dus niet samen! En daar zit precies de crux. Er zijn ook praktijkvoorbeelden, waaruit blijkt dat bestuur zich niet altijd iets aantrek van clientenraden. Dat

blijkt uit het voorbeeld van een GGZ-instelling waar tv-opnames werden gemaakt. De clientenraad was tegen, maar werd zo onder druk gezet, dat ze niet anders kon dan instemmen, zoals zij zelf schreven.

In de praktijk is echte zeggenschap geven dus ingewikkeld voor bestuur. Daarom is faciliteren van tegenspraak broodnodig. Waarbij het duidelijk niet alleen om het borgen van formele en informele zeggenschap gaat. Maar vooral om het voeren van het lastige en het goede gesprek. Bestuurders

moeten niet alleen luisteren, maar moeten de patient, client of bewoner ook echt horen. En bereid zijn hun beleid en koers aan te passen. Goed bestuur laat zich tegenspreken in brede kring om nog betere zorg te verlenen. Dit moet georganiseerd worden, want vanzelf gaat het niet. Daarom doet de

PvdA drie voorstellen.

Nieuwe vormen

Ten eerste verdient medezeggenschap vanuit zorggebruikers betere borging. Clienten- en patientenraden verdienen betere ondersteuning zodat ze daadwerkelijk invloed hebben. Waarbij het belangrijk is dat deze raden ook echt in verbinding blijven met grote groepen zorggebruikers. En dat ze een

rol vervullen bij ontwikkeling van nieuwe vormen van inspraak, bijvoorbeeld via panels en internet tools. Waarmee een antwoord wordt gegeven op de groeiende behoefte aan individuele inspraak en zeggenschap. Daar is dan wel gegarandeerde onafhankelijke ondersteuning en financiering voor nodig.

Een terechte oproep van de koepel van clienten (LOC) en patientenraden (NCZ).

Samenwerking

Ten tweede zou het bestuur de opdracht moeten krijgen om veel breder en beter te communiceren met al hun gebruikers. Bijvoorbeeld door inspraak te organiseren bij het opstellen van het jaarplan en hierover het gesprek aan te gaan met alle stakeholder. Mede als gevolg van de decentralisatie is

samenwerken in een regio nog belangrijker geworden. Dit vraagt dus ook een blik naar buiten. En dus alle stakeholder betrekken zoals maatschappelijke organisaties, scholen, wijkcomite en andere aanbieders is van even groot belang.

Bondgenoot van de zorggebruiker

Tot slot is het vastleggen van een andere taakopvatting van de Raad van Toezicht nodig. Van sparringpartner van het bestuur, naar bondgenoot van de zorggebruiker en hoeder van het algemeen publiek belang. De focus van toezicht moet verschuiven van het sturen op cijfers (zoals de

inspectielijstjes, prestatie-indicatoren of benchmarks) naar het centraal stellen van het belang van de gebruiker. Niet alleen in de instelling, maar ook bij de samenwerking met andere aanbieders. En publieke verantwoording hierover aan alle stakeholders, mag niet ontbreken. Geen samenspraak,

zonder inspraak. Daarom versterken we de positie van zorggebruiker, en moet het bestuur zich verantwoorden over wat er mee wordt gedaan. En de Raad van Toezicht heeft tot taak dit proces te ondersteunen en te toetsen.