Universiteitscampus in 2025 nog steeds centraal

`Goedemorgen professor', ook in 2025 is dat een veelgehoorde begroeting op de universiteit. De beste onderzoekers staan voor de klas, het contact tussen studenten en docenten is kleinschaliger en intensiever. Studenten krijgen meer individuele feedback en meer begeleiding die door meer

docenten wordt gegeven.

Hoewel de digitalisering, internationalisering en flexibilisering van het onderwijs gestaag doorzetten, blijven universiteiten geloven in het belang van een aantrekkelijke en moderne universiteitscampus met een 24/7 levendige dynamiek waar de academische vorming door persoonlijke ontmoeting

tussen studenten en docenten centraal staat. Nog meer dan in 2015 is de campus een plek om kennis uit te wisselen en erop te reflecteren. Deze ambities staan in de nieuwe strategische onderwijsvisie van de gezamenlijke universiteiten: `Goedemorgen professor. Visie op studeren in een nieuwe

tijd', die VSNU-voorzitter Karl Dittrich vandaag heeft overhandigd aan studenten en medewerkers van Tilburg University.

Het is 2015. De Nederlandse universiteiten denken na over de strategische keuzes voor de toekomst. Ze formuleren een gezamenlijke visie voor de komende tien jaar, zodat de student en de docent van 2025 zich in een academische omgeving bevinden die met de tijd meegaat. De vandaag gepresenteerde

visie is een weergave van de discussies over de toekomststrategie die de universiteiten de afgelopen periode met studenten, medewerkers en andere stakeholders hebben gevoerd. Deze toekomst is niet voor alle universiteiten dezelfde, daarvoor is de diversiteit tussen opleidingen, disciplines en

ambities te groot. De universiteiten voeren daarom ook een eigen instellingspecifieke agenda.

Versterken van de academische gemeenschap via campusonderwijs

Het onderwijs is ingrijpend aan het veranderen door webcolleges, MOOC's, flipped classroom en blended learning. Universiteiten gaan mee in die ontwikkeling, desondanks blijven universiteiten geloven in het belang van campusonderwijs . Naast de online massificatie van onderwijs en het aanbieden

van onderwijsmodules voor enorme aantallen, zal de universiteit van de toekomst zich onderscheiden door een hoog ontwikkelde saamhorigheid van de universiteitsgemeenschap en de bijbehorende overzichtelijke en aantrekkelijke universiteitscampus met een 24 /7 levendige dynamiek en

toegankelijkheid. De waarde van die persoonlijke ontmoetingen op de campus wordt door studenten en docenten onderschreven. Deel uitmaken van een universitaire gemeenschap en daarin actief participeren draagt sterk bij aan de academische vorming. Bovendien biedt de campus een uitgelezen plek

voor andere vormende culturele en sociale activiteiten, maar ook voor het opzetten van start ups. De campus wordt zo nog meer een broedplaats voor innovatie en creativiteit en biedt bovendien een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor kennisintensieve bedrijven uit binnen- en buitenland.

Universiteiten primair verantwoordelijk voor vorming 18 tot 25-jarigen

Groei van het aantal studenten aan universiteiten is niet langer een ambitie. Wel `meer docent per student', zodat het onderwijs kleinschaliger en intensiever wordt, met meer individuele feedback en begeleiding.

Universiteiten voelen zich primair verantwoordelijk voor academische vorming van 18 tot 25-jarigen, waarbij onderwijs en onderzoek meer met elkaar verweven zijn. Daarnaast ontwikkelen universiteiten flexibel modulair hoger onderwijs voor werkenden, zodat het voor die doelgroep aantrekkelijker

wordt om bij te scholen aan de universiteit.

Realistische overheid noodzakelijk

De komende tijd willen universiteiten over deze zaken het gesprek voeren in de universitaire gemeenschap. De meeste ambities kunnen de instellingen zelf verwezenlijken binnen de kaders van de huidige wet- en regelgeving. Voor sommige ambities zijn acties van de overheid nodig, bijvoorbeeld op

het terugdringen van de bureaucratie en terughoudendheid bij het willen maken van nieuwe prestatieafspraken. De universiteiten verwelkomen de middelen uit het studievoorschot om te kunnen investeren, maar vragen de overheid tegelijkertijd om realistisch te zijn. De middelen voor universiteiten

bedragen geen 1 miljard euro maar 230 miljoen euro. Ze komen bovendien geleidelijk vrij en zijn pas over een kleine tien jaar op hun hoogtepunt.

Klik hier voor de visie

Zie het origineel.