Uitspraak 201405900/1/R4

Tegen: het college van gedeputeerde staten van Gelderland

Proceduresoort: Eerste aanleg - enkelvoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Ontgrondingen

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:1899

201405900/1/R4.

Datum uitspraak: 17 juni 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Ooij, gemeente Ubbergen,

2. [appellant sub 2, wonend te Ooij, gemeente Ubbergen,

appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 juni 2014 heeft het college een vergunning als bedoeld in de Ontgrondingenwet verleend aan de Dienst Landelijk Gebied (thans: de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) voor het ontgronden van de percelen kadastraal bekend gemeente Ooij, sectie E, nrs. 146 en 159.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 2 heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 april 2015, waar [appellant sub 1] en anderen, bijgestaan door mr. J.M. Smits, [appellant sub 2, bijgestaan door mr. J.W. Genuit, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.F.H.A. Tillie en ing. G. Pieters, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, vertegenwoordigd door ir. C. Buddingh, gehoord.

Overwegingen

1. De bij het bestreden besluit verleende ontgrondingsvergunning ziet op het ontgronden van de percelen kadastraal bekend gemeente Ooij, sectie E, nrs. 146 en 159. Deze percelen liggen in de uiterwaarden van de Waal direct ten noordoosten van Nijmegen. De bij de ontgronding vrijkomende grond zal worden gebruikt voor de ophoging van een aantal nabijgelegen agrarische percelen. De ontgronding maakt, net als de ophoging, als mitigerende maatregel deel uit van het project `KRW-maatregel Buiten Ooij'. Dit project is er op gericht om het waterpeil in het voorjaar langduriger vast te houden, zodat een groot oppervlak inundatiegrasland ontstaat. Daarvoor worden technische maatregelen genomen die het peilbeheer mogelijk maken, worden er beheerafspraken vastgelegd in een beheerplan en worden mitigerende maatregelen genomen om negatieve effecten van de maatregel teniet te doen.

2. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet is het, voor zover hier van belang, verboden zonder vergunning te ontgronden dan wel als eigenaar, erfpachter, vruchtgebruiker, opstalhouder, beklemde meier of gebruiker van enige onroerende zaak toe te laten dat aldaar zonder vergunning ontgronding plaats heeft.

Ingevolge het tweede lid kunnen aan een vergunning voorschriften worden verbonden ter bevordering en bescherming van belangen, betrokken bij de ontgronding, de herinrichting van de ontgronde onroerende zaken en de aanpassing van de omgeving van de ontgronde onroerende zaken.

Ingevolge artikel 10, vijfde lid, worden besluiten tot het verlenen, wijzigen of intrekken van een vergunning genomen na afweging van de in artikel 3, tweede lid, bedoelde belangen.

3. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 kunnen zich niet verenigen met de ontgrondingsvergunning en betogen dat onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen. Zij vrezen voor vernatting van hun percelen aan de [locatie 1] te Ooij onderscheidenlijk [locatie 2] te Ooij. Volgens [appellant sub 2 dienen maatregelen te worden getroffen. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 voeren aan dat hun percelen in de huidige situatie al gevoelig zijn voor kwel en dat elke toename van kwel aanmerkelijke gevolgen voor hun percelen heeft. In dit verband wijzen [appellant sub 1] en anderen op een pilotproject in de periode 2008-2009. Voorts betogen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 dat een deugdelijk onderzoek ontbreekt. Daartoe voeren zij aan dat in het rapport `Geohydrologisch effectenonderzoek peilmaatregel Buiten Ooij' van 11 maart 2013 van Witteveen+Bos (hierna: rapport) ten onrechte is uitgegaan van een ontgronding van 2 m ten opzichte van het maaiveld, terwijl een ontgronding van maximaal 3 m ten opzichte van het maaiveld is vergund. Tevens betwijfelen zij of, zoals in het rapport wordt gesteld, de kleilaag 5 tot 7,5 m dik is. Nu dieper mag worden gegraven en een groter deel van de kleilaag mag worden verwijderd dan waarvan in het onderzoek is uitgegaan, is de mate waarin kwel zal optreden onderschat, aldus [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2. Volgens [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 was een nader onderzoek noodzakelijk. [appellant sub 2 stelt in dit verband dat het plaatsen van peilbuizen onvoldoende is. [appellant sub 2 verwijst naar een door hem overgelegde notitie van 4 april 2014 van Tauw (hierna: notitie) waarin is geconcludeerd dat de risico's voor zijn perceel onvoldoende zijn onderzocht. [appellant sub 2 stelt dat uit deze notitie volgt dat het causale verband tussen de peilmaatregel en de te verwachten schade kan worden aangetoond door enkele jaren een nulsituatie in kaart te brengen, zodat een nulmeting als voorschrift aan de vergunning dient te worden verbonden dan wel de lokale ontwatering dient te worden verbeterd zoals in de notitie wordt voorgesteld.

3.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de ontgronding niet zal leiden tot een verslechtering van de waterhuishouding op de percelen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2. Het college verwijst in dit verband naar het rapport. Daarbij wijst het college op de omstandigheid dat de waterhuishoudkundigen effecten, voor zover deze er zijn, worden veroorzaakt door de aanpassing van het peilbeheer en niet door de ontgronding. Volgens het college bedraagt de maximale ontgrondingsdiepte 3 m, maar is de gemiddelde ontgrondingsdiepte 1,3 m. Het college stelt dat in het grondwatermodel is gerekend met een ontgronding van 2 m diepte, zodat de grondwatereffecten van de ontgronding niet zijn onderschat. De door [appellant sub 2 overgelegde notitie heeft volgens het college betrekking op het peilbeheer en niet op de ontgronding en in deze notitie worden de in het rapport vermelde hoogten van de eventuele grondwaterstijgingen volgens het college niet betwist.

3.2. Uit de ontgrondingsvergunning volgt dat het college zich bij de beoordeling van de waterhuishoudkundige effecten heeft gebaseerd op het Inrichtingsplan KRW Buiten Ooij van 21 juni 2013 van Arcadis. In dit inrichtingsplan is ingegaan op de mogelijke binnendijkse grondwatereffecten van het project. In het inrichtingsplan is vermeld dat de binnendijkse grondwatereffecten zijn onderzocht met een modelstudie van Witteveen+Bos van maart 2013. Dit is gedaan door het huidige en toekomstige grondwaterstandverloop in de uiterwaard voor de periode 1996-2006 te simuleren. De verschillen in grondwaterstanden en kwel in deze twee situaties zijn vervolgens op basis van deze simulatie berekend. De resultaten van dit geohydrologisch onderzoek naar het effect van het peilbeheer op de binnendijkse grondwaterstanden zijn neergelegd in het rapport. Daarbij is rekening gehouden met het ontgronden van de percelen kadastraal bekend gemeente Ooij, sectie E, nrs. 146 en 159.

Voor zover [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 betwijfelen of de kleilaag 5 tot 7,5 m dik is, overweegt de Afdeling dat in het rapport, anders dan [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 stellen, is vermeld dat in het noordelijke en westelijke deel van het projectgebied de deklaag een dikte heeft van 5 tot 7,5 m. Ter plaatse van de te ontgronden percelen is de deklaag ongeveer 6 m dik, aldus het rapport. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft ter zitting uiteengezet dat de kleilaag onderscheiden dient te worden van de deklaag. De kleilaag is een onderdeel van de deklaag die ook uit zanden bestaat. Onder de deklaag ligt het watervoerend pakket. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is.

Ten aanzien van het betoog van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 dat in het rapport ten onrechte is uitgegaan van een ontgronding van 2 m ten opzichte van het maaiveld, overweegt de Afdeling dat uit de bij de ontgrondingsvergunning behorende tekening volgt dat een binnenste geul tot een diepte van +6,5 NAP mag worden ontgrond. Voor de ontgronding is in het geohydrologisch onderzoek uitgegaan van een ontgrondingsdiepte van 2 m ten opzichte van het maaiveld, te weten +7,6 m NAP. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft ter zitting nader toegelicht dat de binnenste geul weliswaar een maximale ontgrondingsdiepte van 3 m heeft, maar dat het overgrote deel van de ontgronding minder diep is. Aan de hand van de systematiek van het model heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland inzichtelijk gemaakt dat nu is gerekend met een diepte van 2 m terwijl de ontgronding gemiddeld 1,3 m diep is, de gevolgen van de ontgronding niet zijn onderschat. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 hebben niet aannemelijk gemaakt dat niet van een gemiddelde ontgrondingsdiepte van 2 m kon worden uitgegaan.

In het rapport is vermeld dat bij de meetpunten m9, m10 en m11, die ter plaatse van de percelen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 zijn gelegen, een effect op de grondwaterstanden van maximaal 2 cm wordt berekend als gevolg van het peilbeheer. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft ter zitting toegelicht dat de maximale binnendijkse effecten evenwel niet groter worden. In het rapport, alsmede het inrichtingsplan, is voorts geconcludeerd dat nu uit de berekeningen blijkt dat de grondwatereffecten binnendijks zeer klein zijn, deze daarmee niet zullen leiden tot schadelijke effecten op de percelen en gebouwen in de omgeving. Daarbij is vermeld dat uit de indicatieve analyse volgt dat in de huidige situatie bij enkele woningen, zoals de woning aan de [locatie 2], reeds de ontwateringsdiepte modelmatig te gering is. Het nemen van mitigerende maatregelen ter voorkoming van ongewenste effecten door wijzigingen van grondwaterstanden wordt niet nodig geacht, aldus het rapport. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 hebben niet aannemelijk gemaakt dat het rapport dusdanige onjuistheden of leemtes in kennis bevat dat het college zich daarop niet heeft mogen baseren. De notitie waarnaar [appellant sub 2 verwijst, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Niet alleen ziet deze notitie op de effecten van het peilbeheer op de grondwaterhuishouding ter plaatse van het perceel van [appellant sub 2 alsmede op het aantonen van het causaal verband tussen het peilbeheer en de te verwachten schade, de in de notitie genoemde kanttekeningen geven evenmin aanleiding voor het oordeel dat het rapport is gebaseerd op onjuiste uitgangspunten. Hierbij acht de Afdeling van belang dat de ontgrondingsvergunning het peilbeheer niet mogelijk maakt en dat het niet aannemelijk is dat de ontgronding zelf wateroverlast zal veroorzaken bij de percelen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2, welke op ongeveer 500 m van het ontgrondingengebied zijn gelegen. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2 hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat bij het verlenen van de ontgrondingsvergunning onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen en dat het college na afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid de gevraagde ontgrondingsvergunning heeft kunnen verlenen.

De betogen falen.

4. Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen de raad heeft gesteld met betrekking tot het relativiteitsvereiste in dit verband geen bespreking.

5. De beroepen zijn ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

7. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.

w.g. Mondt-Schouten w.g. Lodeweges

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2015

625.

Vorige pagina Print pagina E-mail pagina