Uitspraak 201409549/1/R2

Tegen: de raad van de gemeente Groesbeek

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Gelderland

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:2167

201409549/1/R2.

Datum uitspraak: 8 juli 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Villapark de Zeven Heuvelen B.V. (hierna: Villapark de Zeven Heuvelen), gevestigd te Groesbeek,

appellante,

en

de raad van de gemeente Groesbeek,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2014 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "De Lubert" niet vast te stellen.

Tegen dit besluit heeft Villapark de Zeven Heuvelen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Villapark de Zeven Heuvelen heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2015, waar Villapark de Zeven Heuvelen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. J.W. van der Linde, advocaat te Ede, en mr. M. Cota, advocaat te Den Haag, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.J.I. Verouden, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Stichting Geestelijke Gezondheidszorg Oost-Brabant (hierna: GGZ Oost-Brabant), vertegenwoordigd door mr. G. Bosma, advocaat te Utrecht, gehoord.

Overwegingen

1. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.

2. Villapark de Zeven Heuvelen en GGZ Oost-Brabant hebben de raad verzocht om een bestemmingsplan vast te stellen voor de ontwikkeling van een hotel en zorgcomplex op het perceel Cranenburgsestraat 23d te Groesbeek met behoud van het ter plaatse bestaande zwembad. Ten behoeve van medewerking aan het verzoek heeft het ontwerpbestemmingsplan "De Lubert" vanaf 22 augustus 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De medewerking van de raad vloeit onder andere voort uit de overeenkomst "Samenwerkingsovereenkomst Rebalance" die Villapark de Zeven Heuvelen, GGZ Oost-Brabant en de gemeente op 24 augustus 2011 met elkaar hebben gesloten en uit het addendum van 12 april 2013 (hierna: de samenwerkingsovereenkomst).

3. De raad heeft aan zijn besluit het plan niet vast te stellen ten grondslag gelegd dat het plan niet uitvoerbaar is vanwege de omstandigheid dat GGZ Oost-Brabant bij brief van 12 december 2013 te kennen heeft gegeven dat zij de tussen partijen gesloten overeenkomst opzegt. Volgens de raad is ten gevolge van het terugtrekken van GGZ Oost-Brabant uit de samenwerking niet gewaarborgd dat het beoogde plan, inhoudende een hotel en zorgcomplex, daadwerkelijk wordt verwezenlijkt. Nu GGZ Oost-Brabant te kennen heeft gegeven het voorziene zorgcomplex op het in het geding zijnde perceel niet te gaan exploiteren en niet is gebleken dat Villapark de Zeven Heuvelen bereid en in staat is de nieuwbouw voor het hotel en zorgcomplex te realiseren en exploiteren, is er volgens de raad geen sprake meer van een economisch uitvoerbaar plan. Voorts acht de raad het plan niet uitvoerbaar omdat als gevolg van het terugtrekken van GGZ Oost-Brabant de financiele grondslag van het plan is weggevallen.

4. Villapark de Zeven Heuvelen kan zich niet verenigen met het besluit van de raad. Zij betwist het standpunt van de raad dat het plan niet uitvoerbaar is vanwege het terugtrekken van GGZ Oost-Brabant als een van de initiatiefnemers van het plan. Hiertoe voert zij aan dat voor GGZ Oost-Brabant geen grond bestaat de samenwerkingsovereenkomst op te zeggen. Nu ook de raad in een civiele procedure de rechtmatigheid van de opzegging van GGZ Oost-Brabant betwist, had hij met het oog op de zorgvuldigheid en de belangen van Villapark de Zeven Heuvelen het plan moeten vaststellen. Voorts voert zij aan dat door haar een alternatief voorstel is gedaan op grond waarvan het plan kon worden vastgesteld. In dit verband verwijst zij naar het voorstel zoals opgenomen in de brief van 28 maart 2014.

5. De Afdeling constateert dat na de eenzijdige opzegging door GGZ Oost-Brabant tussen Villapark de Zeven Heuvelen, GGZ Oost-Brabant en de gemeente veelvuldig overleg heeft plaatsgevonden over uitvoering van het plan overeenkomstig de samenwerkingsovereenkomst. De vraag of de eenzijdige opzegging door GGZ Oost-Brabant rechtmatig is, wat de eventueel daaraan verbonden consequenties zijn en op welke wijze eventueel alsnog aan de overeenkomst kan worden voldaan, kan in deze bestuursrechtelijke procedure niet aan de orde komen.

Vaststaat dat GGZ Oost-Brabant, die als mede-initiatiefnemer en toekomstig gebruiker een belangrijke rol speelde in de beoogde ontwikkeling, ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet meer wilde meewerken aan het plan. Teneinde een bestemmingsplan vast te kunnen stellen, dient het plan op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening vergezeld te gaan van een toelichting waarin de inzichten zijn neergelegd over de uitvoerbaarheid van het plan. In hetgeen Villapark de Zeven Heuvelen heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding om het standpunt van de raad dat als gevolg van het terugtrekken van GGZ Oost-Brabant uit de samenwerking tussen partijen onvoldoende is verzekerd dat het plan wordt verwezenlijkt en dat daarom niet inzichtelijk is dat het plan financieel uitvoerbaar is, niet te volgen. Voor zover Villapark de Zeven Heuvelen betoogt dat het plan ondanks de terugtrekking van GGZ Oost-Brabant toch uitvoerbaar is omdat zij in de brief van 28 maart 2014 een alternatief voorstel heeft gedaan op grond waarvan het plan kon worden vastgesteld, overweegt de Afdeling dat uit deze brief niet blijkt dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit een vergelijkbaar plan voorhanden was waarvan de economische en financiele uitvoerbaarheid was geborgd.

Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid in zijn vergadering van 25 september 2014 kunnen afzien van de vaststelling van het plan.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. G.T.J.M. Jurgens en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.

w.g. Van Ettekoven w.g. Van Soest-Ahlers

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2015

343-772.