Reactie college op motie `begrotingsmonitor 2015'


Geplaatst: 7-7-2015

Lees hier de volledige tekst van de collegereactie op de aangekondigde motie van D66, CDA en Leefbaar Lelystad, aangaande de begrotingsmonitor 2015.

foto geld

Geachte leden van de raad,

De fracties van D66, LL, CDA, IPL en GL hebben, naar aanleiding van de raadsbrief waarin het college ingaat op de effecten van de meicirculaire 2015 en de sterk daaraan gerelateerde begrotingsmonitor juni 2015, de voorzitter van de raad verzocht een extra raadsvergadering in te plannen. Op
vrijdagavond 3 juli bent u daarom, namens de burgemeester uitgenodigd voor een extra ingelaste raadsvergadering op dinsdag 7 juli.

Vooruitlopend op deze vergadering ontving het college op maandag 6 juli een motie, met als indieners D66, CDA en LL. Naast een reactie op de feitelijke strekking van de motie wil het college allereerst graag reageren op diverse constateringen en overwegingen, die eveneens onderdeel uitmaken
van deze motie.

1. De indieners van de motie constateren dat `bij de behandeling van de kadernota de begrotingsmonitor niet beschikbaar was' en trekken vervolgens de conclusie dat `de raad niet actief en tijdig geinformeerd wordt door het college bij een belangrijke financiele ontwikkeling'.

De meicirculaire gemeentefonds 2015 is pas gepubliceerd om 23:50 uur in de nacht van 1 op 2 juni. De analyse van deze meicirculaire en de doorrekening van de effecten op de gemeente Lelystad werd dit jaar bemoeilijkt, omdat de achterliggende rekenmodellen pas in de weken na het verschijnen van
de meicirculaire door het Rijk beschikbaar zijn gesteld (ook nog eens vaak foutief of onvolledig). In de raadsvergadering op dinsdag 16 juni heeft het college de eerste voorlopige uitkomsten van de meicirculaire al aan de raad toegelicht tijdens de algemene beschouwingen bij de kadernota 2016
- 2019. Het college is hierbij enerzijds ingegaan op de effecten voor jaarschijf 2015, door een koppeling te maken met de nog vast te stellen begrotingsmonitor. Anderzijds is het college ingegaan op de effecten voor de jaarschijven 2016 - 2019, door een koppeling te maken met de begroting 2016
- 2019 (en door de blijvende inzet van het college te benadrukken, om Den Haag te overtuigen dat deze kille bezuinigingen het ons het wel heel moeilijk maken)[1].

Het college is van mening dat zij sinds haar aantreden de raad uitvoerig op de hoogte heeft gehouden van de grote onzekerheden rondom de financiering van de gedecentraliseerde taken binnen het sociaal domein. Zo is er, naast de informatie in de kadernota jeugdhulp (door de raad behandeld op 11
maart 2014) en het beleidsplan jeugdhulp (door de raad behandeld op 28 oktober 2014), ook in de programmabegroting 2015 - 2018 uitvoerig ingegaan op de onzekere financiele context van de drie decentralisaties (p. 186 t/m 190). Ook in de kadernota 2016 - 2019 is zeer uitvoerig stilgestaan bij
de grootste financiele onzekerheden (p. 13 t/m 19), waarbij werd opgemerkt dat de meicirculaire 2015 naar verwachting uitsluitsel zou bieden.

Het college hecht veel waarde aan een zorgvuldige, volledige en tijdige informatievoorziening richting de gemeenteraad. Dit is dan ook precies de reden waarom het college de begrotingsmonitor juni 2015 niet eerder vast kon stellen. Het uitbrengen van een begrotingsmonitor, zonder de effecten
van de meicirculaire daarbij te betrekken, zou immers een sterk vertekend beeld geven van het verwachte rekeningresultaat 2015 (ter illustratie: dit zou resulteren in een begrotingsmonitor met een verwachte afwijking van EUR0,5 mln. voordelig in plaats van EUR1,4 mln. nadelig). Daarnaast is
het college van mening dat de raadsbrief over de meicirculaire, met daarbij de koppeling met de begrotingsmonitor juni 2015, een helder en compleet beeld geeft ten aanzien van deze complexe financiele materie: niet alleen voor het lopende begrotingsjaar, maar ook voor het meerjarenperspectief
2016 - 2019. Het college beoogt daarmee de raad zo goed mogelijk te informeren over de huidige onzekere financiele context, waarbinnen de gemeente momenteel moet opereren.

Overigens staat het nadeel van EUR1,9 mln. in 2015 voor wat betreft de algemene uitkering volledig los van de lobbyactiviteiten waar het college de afgelopen maanden intensief mee bezig is geweest. Dit nadeel van EUR1,9 mln. in het lopende begrotingsjaar heeft enkel en alleen te maken met de
`trap op trap af' systematiek die door het Rijk gehanteerd wordt bij de bepaling van de hoogte van de algemene uitkering, die gemeenten uit het gemeentefonds ontvangen. Iedere gemeente in Nederland heeft hier in gelijke mate last van. De brief die (mede namens 18 andere nadeelgemeenten) aan de
leden van de Tweede Kamer is verstuurd op 23 juni heeft te maken met de effecten van de meicirculaire voor de jaren 2016 en verder (met name de invoering van objectieve verdeelmodellen en de verdere Rijkskortingen op de beschikbare macrobedragen in het sociaal domein). Deze brief is een van de
verschillende manieren waarop momenteel door het college wordt gelobbyd.

2. De indieners van de motie dragen het college op om:

- Op de eerst volgende raadsvergadering na het zomerreces te komen met een voorstel om het nu te verwachten verlies van 1,4 miljoen te verwerken in de begroting voor 2015;

- Op de eerst volgende raadsvergadering na het zomerreces te komen met een voorstel de enorme marge tussen mogelijke verliezen en meevallers aan te pakken.

Mede in het licht van de ervaringen met bijsturingsprocessen in voorgaande jaren, is het college van mening dat bijsturing op de lopende begroting in deze tijden zeer lastig, zo niet onmogelijk is. De zogeheten "lucht" in de gemeentebegroting is in de afgelopen jaren verdwenen in navolgende
bezuinigingsoperaties. Zoals ook blijkt uit de bezuinigingsmaatregelen die zijn doorgevoerd met het vaststellen van de programmabegroting 2015 - 2018 wordt de ruimte om te bezuinigen steeds beperkter. Daarnaast zijn in grote lijnen de volgende beperkingen van toepassing, die maken dat
bijsturing in het lopende jaar erg lastig is:

- Vaststaande subsidieverplichtingen, waarvan niet af te wijken valt (juridisch, criteria van behoorlijk bestuur);

- Ongewenste neveneffecten bij bezuinigingen op ICL gerelateerde budgetten;

- Niet de beinvloeden lasten en baten (de uitvoering van wettelijke taken);

- Niet op korte termijn te beinvloeden lasten en baten (kapitaallasten, personeel, rente, belastinginkomsten);

- De bedrijfsvoeringskosten kennen reeds een vanaf 2013 opgelegde taakstelling, die jaarlijks verder oploopt. De omvang hiervan is zodanig dat op dit gebied geen aanvullende bijsturing mogelijk is.

Vanzelfsprekend gaat het college continu bewust zuinig om met het doen van uitgaven waarvoor geen wettelijke of juridische verplichtingen bestaan en die rechtstreeks ten laste komen van de exploitatie 2015. Overigens vaart het college al scherp aan de wind met betrekking tot dit type
budgetten: de afgelopen drie jaren zijn deze budgetten niet gecorrigeerd voor inflatie, wat al impliceert dat hetzelfde werk met minder geld gedaan moet worden. Het college is van mening dat het instrument begrotingsmonitor niet als primaire doel zou moeten hebben om het exact bij te sturen
tekort te bepalen, maar als grondslag zou moeten dienen voor een discussie over strategische keuzes om de continuiteit van beleid te borgen.

Dit instrument kan de organisatie en het bestuur helpen om inzicht te krijgen in de (meerjarige) ontwikkeling van deze moeilijk door de gemeente te beinvloeden dossiers. De vertaling van deze inzichten in een transparante en zo reeel mogelijke meerjarenbegroting draagt vervolgens bij aan de
continuiteit van beleid. In het licht hiervan stelt het college de raad dan ook sinds enkele jaren voor om een eventueel resterend geprognosticeerd tekort bij de jaarrekening als aanvullende bezuinigingstaakstelling te verwerken in de daaropvolgende meerjarenbegroting. Op deze wijze kan een
eventuele onttrekking aan de algemene reserve in 2015 worden gecompenseerd door een storting in 2016 en verder (zie ook de tekst van de algemene beschouwingen van het college, in de bijlage).

Ten slotte: de indieners van de motie wijzen op het grote verschil tussen de bandbreedtes die in de begrotingsmonitor worden gepresenteerd (plus EUR5,8 mln. in het meest gunstige- en minus EUR11,2 mln. in het meest ongunstige geval) en dragen het college op om `de eerst volgende
raadsvergadering na het zomerreces te komen met een voorstel de enorme marge tussen mogelijke verliezen en meevallers aan te pakken'.

Zoals het college ook in de aanbiedingsbrief bij de begrotingsmonitor stelt wordt deze relatief ruime bandbreedte voor een groot deel veroorzaakt door een cumulatie van de meest gunstige- en meest ongunstige afwijkingen binnen de nieuwe taken in het sociaal domein. In de aanbiedingsbrief staat
eveneens dat de in deze begrotingsmonitor uitgelichte aandachtsgebieden in de eerste plaats zijn geselecteerd omdat ze grote invloed hebben op het begrotingssaldo, maar juist ook omdat zij moeilijk beinvloedbaar zijn. In de huidige financieel onzekere context tracht het college op een
transparante wijze te laten zien wat er zich afspeelt binnen de gemeentebegroting (of wat er zich kan gaan afspelen, wanneer alles mee- of tegenzit).

Zo heeft het college bijvoorbeeld weinig tot geen invloed op het zeer onvoorspelbare rijksbeleid of de precieze ontwikkeling van de zorgvraag gedurende het begrotingsjaar. Uiteraard wordt er, voor zover dat mogelijk is, beleid gevoerd om de risico's die horen bij deze onzekerheden te
verkleinen. De reservering voor `materieel evenwicht' die in 2015 is begroot op het gebied van de Wmo en de Jeugdzorg (ruim EUR1,5 mln.) is daarbij een duidelijk voorbeeld van hoe het college omgaat met dit type onzekerheden. Conform de uitgangspunten in de programmabegroting 2015 - 2018
worden eventuele tekorten binnen deze beleidsterreinen afgedekt door deze reservering. Indien inzet van deze reservering niet noodzakelijk blijkt te zijn in 2015 zullen deze middelen gereserveerd blijven om toekomstige financiele fluctuaties binnen deze beleidsterreinen (deels) op te kunnen
vangen.

Hoogachtend,

het college van de gemeente Lelystad,

de secretaris, de burgemeester,

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

BIJLAGE 1: citaat betreffende financieel perspectief uit algemene beschouwingen van het college (16 juni- kadernota 2016 - 2019)

"Voorzitter, de hamvraag is daarbij binnen welke financiele context we juist ook in het Sociale Domein moeten opereren. Reeds bij de bespreking van de kadernota bij de BOB-sessies hebben we aangekondigd u nog voor het zomerreces daarover zo goed mogelijk te informeren. Op 30 juni hoopt het
college de begrotingsmonitor vast te stellen, waarbij we ook uitgebreid ingaan op de meicirculaire en de financiele effecten daarvan op zowel het jaar 2015 als het meerjarenperspectief. Inmiddels is de meicirculaire op hoofdlijnen al wel geanalyseerd. We bestrijden dat we, zoals het CDA
stelt, als college niet pro-actief reageren. We reageren op basis van feiten en niet op basis van vermoedens. Overigens is dat minder eenvoudig dan het lijkt. Om te kunnen vertalen wat voor effect de meicirculaire op onze begroting heeft, is het nodig de achterliggende berekeningen te kennen.
Die informatie kwam dit jaar beetje bij beetje beschikbaar.

Bij de financiele effecten binnen het gemeentefonds moeten we een onderscheid maken tussen de ontwikkelingen in de algemene uitkering en de zgn. integratie uitkeringen in het sociaal domein.

Binnen de algemene uitkering doet het grootste probleem zich waarschijnlijk voor in 2015, omdat de achterliggende systematiek `samen de trap op en samen de trap af' van toepassing is. Het Rijk heeft in 2014 significant minder uitgegeven dan begroot en verwacht ook voor 2015 minder uit te
geven, wat direct doorwerkt in een negatieve bijstelling van de algemene uitkeringen in 2015 (we moeten samen alsnog mee de trap af, wat resulteert in een nadeel van zo'n EUR1,9 mln. in 2015). Voor 2016 en verder is het beeld minder negatief, hoewel ook het groot onderhoud van het
gemeentefonds nadelig uitpakt voor Lelystad (dit is een structureel nadeel van zo'n EUR 400.000,- maar wordt voor 2016 nog voor de helft gecompenseerd door een zogeheten suppletie uitkering).

Het nadeel binnen de algemene uitkering in 2015 werkt direct door in het verwachte rekeningresultaat 2015, wat zichtbaar zal worden in de begrotingsmonitor die het college op 30 juni zal vaststellen. Het saldo van mee- en tegenvallers zal onttrokken moeten worden aan de algemene reserve, bij
de jaarrekening 2015. Het college zal bij de voorbereiding op de programmabegroting 2016 ook het weer aanzuiveren van de algemene reserve meenemen.

Bij de integratie-uitkeringen in het sociale domein is er voor de jaren 2016 - 2019 wel een veel groter nadelig effect waar te nemen. Weliswaar zijn die conform onze spelregels voor de begroting in theorie budgettair neutraal, omdat de kortingen opgevangen moeten worden met bezuinigen binnen
het werkveld waar ze zijn ontstaan. Komende weken zullen we moeten beoordelen of dat mogelijk is. In 2015 zijn de effecten voor wat betreft de integratie-uitkering Wmo 2015 (-EUR183.688) en Jeugdhulp (-EUR983.457) negatief. Dit is een uitvloeisel van de bestuurlijke afspraken die zijn gemaakt
omtrent de zogeheten `Wlz indiceerbaren'. De verwachting is dat de uitname als gevolg van de 'Wlz geindiceerden' een budgetneutraal effect op het begrotingssaldo heeft (lagere baten worden gecompenseerd door lagere lasten). Het gaat hier namelijk om een groep clienten die nu definitief buiten
de gemeentelijke jeugdhulp blijft vallen.

In 2016 en verdere jaren zijn met name de effecten binnen de jeugdzorg buitengewoon groot. Met ingang van 2016 zijn de objectieve verdeelmodellen voor de Wmo 2015 en jeugd van toepassing. In de meicirculaire zijn de herverdeeleffecten als gevolg van de switch van het historische naar het
objectieve verdeelmodel opnieuw berekend. Voor Wmo 2015 resulteert dit voor Lelystad in een uiteindelijk voordeel van EUR7 per inwoner. Voor Jeugdzorg resulteert dit in een uiteindelijk nadeel van EUR80 per inwoner. Door de invoering van de objectieve verdeelmodellen Wmo 2015 en Jeugdzorg
treden herverdeeleffecten op. Met de VNG is afgesproken dat voor de Wmo 2015 en Jeugdzorg twee afzonderlijke maar gelijke ingroeipaden zullen worden gehanteerd zodat gemeenten zoals Lelystad met grote herverdeeleffecten (zowel negatief als positief) geleidelijk zullen toegroeien naar hun
nieuwe situatie. Door de ingroeipaden gaan gemeenten met een negatief herverdeeleffect er per model maximaal EUR15 per inwoner per jaar per uitkering op achteruit, met een afkoop van het resterende nadeel in 2019/2020. Dat betekent dat we binnen de jeugdzorg zo'n 4 tot 6 jaar de tijd hebben om
een verlaging van EUR 80 per inwoner in het beleid te verwerken. Op deze eerste indicaties komen we zoals gezegd bij de begrotingsmonitor van juni nader terug. Maar het is wel de financiele context waarbinnen we ons beleid vorm moeten geven. Met de ChristenUnie zijn we van mening dat het nodig
is dat het college zich samen met anderen blijft inzetten om Den Haag ervan te overtuigen dat kille bezuinigingen het ons wel heel moeilijk maken om op een verantwoorde manier echt samen te zorgen voor de toekomst. En dat is en blijft toch onze opdracht."

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1 Zie bijlage 1 voor de passage uit de algemene beschouwingen, die eveneens toen schriftelijk aan de raad is verstrekt (dd 16 juni 2014).