Uitspraak 201408936/1/A1

Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Renkum

Proceduresoort: Hoger beroep

Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep - Bouwen

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:2816

201408936/1/A1.

Datum uitspraak: 9 september 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. de vereniging Vereniging Vijf Dorpen in 't Groen, gevestigd te Doorwerth, gemeente Renkum, en de vereniging Vrienden van Park Hartenstein e.o., gevestigd te Oosterbeek, gemeente Renkum (hierna: de Verenigingen),

2. het college van burgemeester en wethouders van Renkum,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 september 2014 in zaak nr. 13/2655 in het geding tussen:

de Verenigingen

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 2 april 2013 heeft het college aan de Stichting Kunst in de gemeente Renkum (hierna: de Stichting) omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een vitrinekast in Park Hartenstein aan de Utrechtseweg in Oosterbeek.

Bij tussenuitspraak van 12 juni 2014 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld het door haar in het besluit van 2 april 2013 geconstateerde gebrek te herstellen.

Bij brief van 21 juli 2014 heeft het college de rechtbank laten weten met de aanvullende motivering van 18 juli 2014 het gebrek te hebben hersteld.

Bij einduitspraak van 30 september 2014 heeft de rechtbank het door de Verenigingen tegen het besluit van 2 april 2013 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben de Verenigingen en het college hoger beroep ingesteld.

De Verenigingen hebben een verweerschrift ingediend.

Het college heeft een nader stuk en een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juli 2015, waar de Vereniging Vijf Dorpen in 't Groen, vertegenwoordigd door F.J.W Burskens en de Vereniging Vrienden van Park Hartenstein e.o, vertegenwoordigd door F. Welsch en het college, vertegenwoordigd door mr. W.K. Verkaik en mr. M.C.G. Sturkenboom, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Ter zitting is tevens gehoord de Stichting, vertegenwoordigd door A.G.F. ter Huurne. Namens de Verenigingen is tevens verschenen drs. W. Meulenkamp.

Overwegingen

1. Het bouwplan voorziet in het plaatsen van een zogeheten vitrinekast met daarin het kunstwerk 'Resurrection'. De vitrinekast is ongeveer 2,80 m hoog, 2,20 m breed en heeft een oppervlakte van ongeveer 3,5 m^2. Het bestaat uit een stalen frame en gelaagd glas.

2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a. het bouwen van een bouwwerk,

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

f. het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken, of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 2.15 bepaalt dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

Ingevolge artikel 15, tweede lid, onder a, van de Monumentenwet vragen burgemeester en wethouders de commissie op het gebied van de monumentenzorg advies, voordat zij beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wabo.

3. Het college heeft met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, c en f, van de Wabo omgevingsvergunning verleend voor het bouwplan. In geschil is of het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich niet tegen het verlenen van de omgevingsvergunning verzet.

4. Het college heeft zich in het besluit, onder verwijzing naar het advies van de gemeentelijke monumentencommissie van 27 oktober 2011, op het standpunt gesteld dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen het verlenen van de omgevingsvergunning. In het advies is vermeld dat op de detaillering, positionering en voorgestelde uitvoering van de omgeving rond de vitrinekast vanuit cultuurhistorisch oogpunt positief wordt geadviseerd.

5. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het advies van de gemeentelijke monumentencommissie van 27 oktober 2011 summier is en daarin geen argumenten worden genoemd die het positieve advies schragen. Volgens de rechtbank ontbreekt een verwijzing naar de redengevende omschrijving. De rechtbank heeft verder van belang geacht dat het door de Verenigingen overgelegde tegenadvies van de Nederlandse Tuinenstichting van 28 november 2013 wel beargumenteerd is. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat het college het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd en heeft het college in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen.

6. Het college heeft het besluit van 2 april 2013 bij brief van 18 juli 2014 nader gemotiveerd. Het heeft zich op het standpunt gesteld dat de redengevende omschrijving niet veel concrete informatie verschaft over welke onderdelen van het geheel zo bijzonder zijn dat deze behouden dienen te blijven, voor welke onderdelen dat mogelijk minder het geval is of waar in het bijzonder rekening mee zou moeten worden gehouden. Tegelijkertijd is, aldus het college, een park een levend geheel, dat anders dan een bouwwerk continu groeit en verandert, waardoor het voor de hand ligt dat conservering van de bestaande situatie niet als uitgangspunt wordt genomen. De monumentenzorg is daarnaast gemoderniseerd, waardoor het tevens gebruikelijker is geworden rekening te houden met de actuele gebruiksfunctie en economische dragers die een monument in stand kunnen houden. Onder verwijzing naar de eerdere adviezen van 18 juli 2011 en 27 oktober 2011 van de monumentencommissie en een nader advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (opvolgster van de gemeentelijke monumentencommissie; hierna: de CRK) van 15 juli 2014 concludeert het college dat de vitrinekast geen inbreuk zal maken op de monumentale waarden van het park en voldoende aannemelijk is dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen het plaatsen van het bouwwerk op het perceel.

7. In het advies 15 juli 2014 is de redengevende omschrijving van het Rijksmonument opgenomen. Deze luidt:'Hartensteijn. Deftig, van stucversieringen voorzien buitenhuis (XIXc), gelegen in parkaanleg met boompartijen in romantische stijl. Reeds vermeld begin 18e eeuw als herberg, herbouwd als herenhuis in de 19e eeuw'.

In het advies is vermeld dat nieuwe toevoegingen aan het park mogelijk zijn, op voorwaarde dat ze ook een bijdrage leveren aan de (historische) ruimtelijke kwaliteit van het park en dat hiervoor een integraal ontwikkelingsplan op te stellen is. Deze nieuwe toevoegingen kunnen worden beschouwd als hedendaagse follys in een landschapspark. Karakteristiek voor historische follys is dat zij behalve er aantrekkelijk uitzien ook een betekenis geven aan de plek en een moment van overpeinzing oproepen. Oorlogsherdenkingsmonumenten kunnen in park Hartenstein heel goed die functie vervullen. Zij sluiten aan op het verhaal van de plek en geven het park meer betekenis dan een simpele 'museum-aankleding'. In het advies is geconcludeerd dat op de detaillering, positionering en voorgestelde uitvoering van de omgeving rond de vitrinekast vanuit cultuurhistorisch oogpunt positief wordt geadviseerd.

8. De rechtbank heeft in de einduitspraak overwogen dat, alle adviezen van de gemeentelijke monumentencommissie in ogenschouw nemend, het gebrek is geheeld. Volgens de rechtbank laten de adviezen nog steeds vragen onbeantwoord en is er het een en ander tegen in te brengen, maar neemt zij genoegen met het samenstel van de adviezen. Zij heeft het besluit van 2 april 2013 vernietigd en de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten.

9. De Verenigingen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college de adviezen van de gemeentelijke monumentencommissie en de CRK niet aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Zij voeren daartegen aan dat de rechtbank heeft miskend dat de redengevende omschrijving voldoende houvast biedt om te beoordelen of het belang van de monumentenzorg zich tegen het verlenen van de omgevingsvergunning verzet. De Verenigingen voeren verder aan dat in het advies van 15 juli 2014 weliswaar is gesteld, maar niet is gemotiveerd dat het bouwwerk als een hedendaagse 'folly' kan worden aangemerkt. Het bouwwerk past volgens de Verenigingen wat vorm en locatie betreft niet in de romantische stijl waarin het park is aangelegd. De Verenigingen wijzen er daarnaast op dat de rechtbank eraan voorbij is gegaan dat volgens de gemeentelijke monumentencommissie en de CRK de benodigde totaalvisie op het park ontbreekt. Tot slot voeren de Verenigingen aan dat de rechtbank niet heeft onderbouwd waarom de plaatsing van de vitrinekast slechts een geringe ingreep zou zijn.

9.1. Volgens de redengevende omschrijving is het monument een buitenhuis, gelegen in parkaanleg met boompartijen in romantische stijl. Hoewel, zoals het college in zijn brief van 18 juli 2014 aangeeft, de redengevende omschrijving op zichzelf niet veel concrete informatie verschaft, is naar het oordeel van de Afdeling voldoende informatie beschikbaar om te beoordelen of het belang van de monumentenzorg zich verzet tegen het plaatsen van de vitrinekast op het perceel. Uit de omschrijving volgt dat er een samenhang bestaat tussen het hoofdhuis en het park, dat is aangelegd in romantische stijl. In dit verband wordt mede verwezen naar het in de brief van het college van 18 juli 2014 vermelde advies van de monumentencommissie van 18 juli 2011. In dat advies is vermeld dat Hartenstein een buitenplaats is, bestaande uit een landhuis en een park in landschapsstijl. Van belang zijn daarbij de eenheid van het geheel en de totaal-uitstraling. Kenmerkend voor een aanleg in landschapsstijl is de aanwezigheid van accenten op zorgvuldig en strategisch geplaatste plekken in het park als onderdeel van een geensceneerde compositie. Deze accenten zijn zichtbaar vanuit het hoofdhuis of juist tijdens de rondwandelingen en kunnen bestaan uit bijzondere beplantingen, bouwwerken of objecten. Idealiter ligt er aan de bouwwerken of objecten ook een betekenislaag ten grondslag. Plaatsing van objecten, beelden en herinneringsmonumenten is in principe mogelijk, mits op een juiste wijze gepositioneerd en geensceneerd binnen het park en recht wordt gedaan aan het bedoelde programma, aldus het advies. Deze beschrijving volgt ook uit het door het college in de brief van 18 juli 2014 vermelde rapport 'Cultuurhistorische waardestelling en visie Park Hartenstein' van SB4, bureau voor historische tuinen, parken en landschappen, van 28 juni 2007 en het door de Verenigingen overgelegde advies van de Nederlandse Tuinenstichting.

Dat, zoals de Verenigingen aanvoeren, een totaalvisie van het park ontbreekt, laat in dit geval onverlet dat, zoals in de brief van het college van 18 juli 2014 is vermeld, in het advies van 18 juli 2011 het kader is geschetst waarin de aanvraag volgens de monumentencommissie moet passen en worden de voorwaarden gegeven waaraan in het park te plaatsen bouwwerken moeten voldoen. Dit hebben de Verenigingen niet bestreden.

9.2. Dat de vitrinekast, naar de Verenigingen verder aanvoeren, niet als een zogeheten 'folly' kan worden aangemerkt, laat onverlet dat, zoals uit voormelde adviezen en het rapport van SB4 volgt, niet zonder meer uitgesloten is dat in een park, aangelegd in romantische stijl, kunstobjecten worden geplaatst. Een dergelijk kunstobject moet evenwel worden geplaatst op een wijze die past binnen de redengevende omschrijving. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college onvoldoende gemotiveerd dat hieraan wordt voldaan. In het aan het standpunt van het college ten grondslag gelegde advies van de CRK van 15 juli 2014 is de redengevende omschrijving vermeld en is, evenals in het eerdere advies van 27 oktober 2011, geconcludeerd dat op de detaillering en positionering van de vitrinekast en de voorgestelde uitvoering van de omgeving van de vitrinekast positief wordt geadviseerd. In het advies is slechts als motivering opgenomen dat de vitrinekast, als oorlogsmonument, aansluit op het verhaal van de plek en het park meer betekenis geeft dan een simpele 'museum-aankleding'. Er is ten onrechte niet gemotiveerd of de vitrinekast past op deze locatie, gelet op de romantische stijl waarin het park is aangelegd alsmede bezien in het licht van de samenhang tussen het hoofdhuis en het park en de bestaande zichtlijnen tussen het hoofdhuis en onder meer het hertenhuis, waarbij de vitrinekast wordt geplaatst. Het college heeft zijn standpunt dat het belang van de monumentenzorg zich niet tegen vergunningverlening verzet derhalve niet kunnen baseren op het advies van de CRK, gelezen in samenhang met de eerdere adviezen van de gemeentelijke monumentencommissie van 18 juli 2011 en 27 oktober 2011. De rechtbank heeft dat, door de rechtsgevolgen van het besluit van 2 april 2013 in stand te laten, niet onderkend.

Het betoog slaagt. Hetgeen de Verenigingen voor het overige hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.

10. Het betoog van het college dat het zich niet kan verenigen met het oordeel van de rechtbank enerzijds dat de uitgebrachte adviezen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en als grondslag voor het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen dienen en anderzijds de adviezen nog vragen open laten, behoeft, gelet op het vorenstaande, geen bespreking meer. Het hoger beroep is ongegrond.

11. Het hoger beroep van het college is ongegrond. Het hoger beroep van de Verenigingen is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit van 2 april 2013 in stand heeft gelaten.

12. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Renkum ongegrond;

II. bevestigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 september 2014 in zaak nr. 13/2655, voor zover daarbij het besluit van 2 april 2013, kenmerk 118956, is vernietigd;

III. verklaart het hoger beroep van de vereniging Vereniging Vijf Dorpen in 't Groen en de vereniging Vrienden van Park Hartenstein e.o. gegrond;

IV. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 september 2014 in zaak nr. 13/2655, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het besluit van 2 april 2013, kenmerk 118956, in stand zijn gelaten;

V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Renkum aan de vereniging Vereniging Vijf Dorpen in 't Groen en de vereniging Vrienden van Park Hartenstein e.o. het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 493,00 (zegge: vierhonderddrieennegentig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Pieters

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2015

473.