Speuren naar sporen uit de Steentijd - Waterschap Vallei en Veluwe


Achter de Slaagsedijk in Hoogland is onlangs archeologisch onderzoek gedaan, voorafgaand aan de dijkverbetering. Inmiddels zijn er resten uit de Steentijd gevonden. Nader onderzoek moet uitwijzen hoe belangrijk de vondsten zijn.

Met grote zeven, gemaakt van vier houten latten en fijn gaas, zoeken archeologen naar miniscule steentjes en houtskool in een bergje grond, dat wordt uitgespoeld met water. Die grond komt uit een sleuf vlak achter de Slaagsedijk in Hoogland (Amersfoort). Voor de dijkverbetering moet een sloot
enkele meters worden verlegd. Om te voorkomen dat archeologische resten door de bulldozers voorgoed worden vernietigd, wordt de grond eerst onderzocht.
Het is niet het eerste archeologische onderzoek dat wordt uitgevoerd voorafgaand aan de dijkverbetering. Eerder al werd onderzoek gedaan voorafgaand aan de natuurontwikkeling bij de Grote Melm, Wolkenberg en Bruggematen, maar daar werd weinig belangwekkends gevonden. Ook bij Bunschoten, langs
de Zeedijken, is in het water archeologisch onderzoek gedaan. Ook daar werd niets van belang aangetroffen.

Neolithicum

Dat de Amersfoortse Archeologische Dienst, onder leiding van Mattijs Wijker, nu bij de Slaagsedijk de grond aan het zeven is, duidt erop dat hier waardevolle vondsten worden gedaan. Tijdens een verkennend onderzoek werden onder andere vuursteen en aardewerkscherven gevonden. Dit wijst op
een archeologische site uit het Neolithicum (Steentijd, 5300-2000 v. Chr.).
"Vuursteen komt oorspronkelijk in Nederland nauwelijks voor," vertelt Wijker, "maar werd in de eerste ijstijd meegevoerd doordat het ijs vanuit het noorden de grond voortduwde, waardoor de stuwwallen ontstonden. In de tweede (en laatste) ijstijd (het Holoceen, tot ongeveer 11.000 jaar
geleden), lag Nederland niet onder ijs, maar stond het wel onder invloed van koude poolwinden, die zand rond de stuwwallen bliezen. Daardoor ontstonden zandruggen. Vervolgens werd het natter en ontstond planten- en bomengroei, waardoor een grondlaag op het dekzand is ontstaan. Kom je die
verschillende, duidelijke zichtbare lagen in de grond tegen, dan weet je dat de grond in al die tijd niet verstoord is geweest. Dan zouden er dus interessante resten in kunnen zitten."
Volgens de archeoloog duiden de vondsten niet per se op pre-historische bewoning, maar wel op een locatie waar specifieke werkzaamheden zijn verricht of waar activiteiten plaatsvonden. ,,Het Neolithicum is een overgangsperiode waarin mensen hun leefwijze veranderden van rondtrekken naar
vaste verblijfplaatsen. De aanwezigheid van vuursteen, dat door mensen moet zijn meegenomen, in combinatie met aardewerk, bevestigen dat.''

Putjes graven

De sleuf die wordt onderzocht, is keurig netjes in vakken verdeeld. Om de twee meter wordt een klein putje gegraven van vijf centimeter diep. Zit daarin iets interessants, dan wordt ook de volgende vijf centimeter afgegraven. Als in de eerste twee laagjes niets belangwekkends zit, houdt het
graven op die plek op. Maar inmiddels zijn enkele putjes al behoorlijk diep, een teken dat er aardig wat steentjes zijn gevonden. De allerkleinste stukjes steen en houtskool worden na het spoelen uit de zeef gevist en in kleine plastic zakjes gedaan. Soms wordt een grotere steen gevonden,
zoals een mogelijk bewerkt stuk natuursteen.
Inmiddels is de hele sleuf onderzocht, maar dan begint pas het echte werk, vertelt Wijker. "We nemen de zakjes met vondsten mee en dan gaat een steentijdspecialist er naar kijken. Die kan na onderzoek pas zeggen welke mogelijke activiteiten hier hebben plaatsgevonden. En dat kan weer
aanleiding geven tot een vervolgonderzoek, een echte opgraving.''