Dwangmatig controleren door OCS-patienten houdt obsessie vaak in stand


7 oktober 2015

Dwangmatig controlegedrag bij patienten met obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) is niet alleen het gevolg van een obsessie, maar speelt tevens een belangrijke rol in het ontstaan en voortbestaan van OCS. Huidige therapieen voor OCS moeten zich daarom meer richten op de negatieve gevolgen van
dwangmatig controlegedrag, dat patienten met OCS net zo goed vertonen wanneer ze geen obsessieve gedachten koesteren. Dat ontdekte Marieke Toffolo tijdens haar onderzoeksproject Perseveration in the development of Obsessive Compulsive Disorder. Zij promoveert op 9 oktober aan de Universiteit
Utrecht met financiering uit de Vrije competitie van NWO-MaGW.

Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS)Credits: Flickr Commons

Wie kent het niet? Je bent plots onzeker over de kwaliteit van je mondgeur. Of, je zit in de tram en denkt: he, heb ik het gas nu uitgedraaid of niet? Even abrupt als zo'n ongewenste gedachte in je is opgekomen verdwijnt zij ook weer of kan zij met logisch nadenken verdrongen worden. Hetzelfde
nare idee kan best nog wel eens terugkeren, maar zal daarna net zo snel weer verdwijnen. Zo niet bij OCS-patienten.

Patienten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) leven dagelijks met onberedeneerde `onzekerheden', die volgens hen alleen bezworen kunnen worden door het uitvoeren van ingewikkelde controlerituelen. Eindeloos `checkgedrag', waardoor de kwaliteit van leven ernstig onder druk komt te
staan. En denk dan aan: de hele dag door je adem testen en toch niet naar buiten durven. De gaskraan vijfentwintig keer open- en dichtdraaien want alleen dan is het goed.

Marieke Toffolo: `Ik ontdekte tijdens het onderzoek, dat OCS-patienten niet alleen als reactie op deze extreme onzekerheden controlegedrag gebruiken, maar dat zij ook in `milde' onzekere situaties meer controlegedrag vertonen dan patienten met andere angststoornissen. Dit checkgedrag draagt
direct bij aan de verergering van andere OCS-symptomen: het verhoogt geheugenonzekerheid en vergroot specifieke obsessieve gedachten over de ernst van mogelijk gevaar.'

Onzekerheid

De belangrijkste oorzaak van OCS is onzekerheid. Niet zelden begint dat al op jeugdige leeftijd, en verergeren de klachten naarmate de persoon ouder wordt. De familie kan de stoornis ook lange tijd in stand houden door mee te controleren of de patient steeds gerust te stellen, om ruzie te
voorkomen. Hoe onzekerder iemand door die onberedeneerde angsten is, hoe dwangmatiger en veelvuldiger de controles. Veel OCS-patienten worden begeleid of ondergaan therapie, afhankelijk van de ernst van de aandoening.

Toffolo onderzocht in een van haar onderzoeken drie groepen: 31 gezonde mensen, 26 mensen met een angststoornis en 31 OCS-patienten. Door allen een visuele zoektaak op de computer te laten uitvoeren, vond zij dat bij OCS-patienten een klein beetje onzekerheid al voor veel meer checkgedrag
zorgde. Participanten moesten in 50 zoekvelden steeds aangeven of een bepaald grafisch beeld `aanwezig' of `afwezig' was. De `afwezig'-situaties riepen de meeste onzekerheid op, omdat deelnemers er op moesten vertrouwen dat zij het object niet over het hoofd hadden gezien. Checkgedrag werd
gemeten door de zoektijd vast te leggen en het aantal keren dat hun ogen op het beeldscherm waren gefixeerd (met een eye-tracker): dus hoelang en hoe precies de deelnemers hadden gezocht. OCS-patienten scoorden hier veel hoger dan gezonde en angstige personen, terwijl angstige personen niet
van gezonde personen verschilden. Het was geen eenmalige treffer: precies dezelfde bevindingen werden gevonden in twee onafhankelijke andere experimenten.

Uit twee latere onderzoeken bleek vervolgens dat hoe meer controles proefpersonen uitvoerden, hoe onzekerder zij werden over hun geheugen ("heb ik het echt goed gecontroleerd?") en hoe sterker obsessieve gedachten werden. `Bestaande therapieen kunnen OCS-patienten goed behandelen. Maar na
verloop van tijd verruilt de patient vaak de ene dwangmatige handeling voor de andere. Dat komt mogelijk doordat `algemeen' checkgedrag blijft bestaan. Checkgedrag en cognitieve symptomen versterken elkaar nu eenmaal onderling,' aldus Toffolo. `Vandaar dat vervolgonderzoek nodig is, onder meer
naar terugval na therapie en het verdraaglijker maken van de behandeling. Een vraag als "gaat `mild' checkgedrag vooraf aan `ernstig' checkgedrag en hevige onzekerheid" is een intrigerende.'

Meer informatie

Marieke Toffolo (1986) begon in 2011 aan haar promotieproject `Perseveration in the development of Obsessive Compulsive Disorder' aan de Universiteit Utrecht, Departement Psychologie, Klinische & Gezondheidspsychologie, met financiering uit de Vrije competitie van NWO Maatschappij- en
Gedragswetenschappen. Hoofdaanvrager was prof. dr. M.A. van den Hout.



* Project van Marieke Toffolo in de projectendatabase

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Bron: NWO