Hollandse zelfportretten Selfies uit de Gouden Eeuw

Hollandse zelfportretten Selfies uit de Gouden Eeuw

Van 8 oktober 2015 tot en met 3 januari 2016 toont het Mauritshuis zevenentwintig van de mooiste zelfportretten uit de bloeiperiode van de Hollandse schilderkunst in de tentoonstelling Hollandse zelfportretten – Selfies uit de Gouden Eeuw. Fascinerende ontmoetingen met de Oude Meesters uit de Gouden Eeuw.

Het Hollandse zelfportret

Veel Nederlandse kunstenaars uit de zeventiende eeuw hebben zelfportretten geschilderd, meer dan in enig ander land. Sommige schilders waren specialisten, van anderen is slechts één zelfportret bekend. De variatie was groot, met palet en penselen als meest voorkomende attributen.

Het hoge aantal zelfportretten had mede te maken met de stijging van de schilderijenproductie in die tijd. De concurrentie was groot, dus was het zaak je als schilder goed in de markt te zetten. Het zelfportret kon helpen om jezelf en je werk een ‘gezicht’ te geven. Het zelfportret was daarmee niet alleen een portret van de schilder maar vaak ook een statement over zijn of haar werk.

Selfies uit de Gouden Eeuw

De populariteit van het fenomeen selfie biedt ons een andere kijk op het genre zelfportretten. Met de smartphone kan iedereen een zelfportret maken om die snel te delen met vrienden en bekenden. Miljoenen mensen denken daardoor regelmatig na over de vraag hoe zij zich aan anderen willen presenteren. Wie de zeventiende-eeuwse zelfportretten bekijkt, kan de vergelijking met de moderne selfie gemakkelijk maken. Toch is er een groot verschil. Waar de selfie gemakkelijk, soms haast achteloos, wordt gemaakt was voor het schilderen van een zelfportret in de zeventiende eeuw een lange opleiding en groot vakmanschap nodig.

Juist aan zelfportretten besteedde de kunstenaar veel aandacht. Het zijn schilderijen die laten zien hoe de schilder zich aan de wereld wilde presenteren. Daarnaast kon een zelfportret dienen als voorbeeld van de eigen kunst van de schilder, niet alleen van zijn talent om een goede gelijkenis te treffen, maar ook van zijn vaardigheden bijvoorbeeld op het gebied van de stofuitdrukking: het zelfportret als visitekaartje voor de schilder.

Zelfportretten werden vaak niet gemaakt voor de verkoop maar voor eigen gebruik. Ze hingen in huis en hielden in familiekring de herinnering aan de kunstenaar en zijn of haar talent in herinnering. De meeste kunstenaars maakten dan ook maar één of hooguit enkele zelfportretten. Anders was dat bij Rembrandt, de grootmeester van het Hollandse zelfportret. Hij tekende, etste en schilderde zijn eigen gezicht zo’n tachtig keer. Een geschilderd zelfportret van Rembrandt was heel aantrekkelijk voor verzamelaars. Ze kochten niet alleen de beeltenis van een beroemd man, maar ook nog eens een meesterwerk van de hand van Rembrandt. Zo sloegen ze twee vliegen in één klap.

Tentoonstelling

De tentoonstelling biedt een beknopt overzicht van het genre. Aan de hand van zevenentwintig schilderijen worden de diverse typen zelfportretten toegelicht: portretten als ‘heer van stand’, zelfportretten met anderen (bijvoorbeeld familieleden), zelfportretten met een stilleven, zelfportretten in een rol (zoals een jager) en zelfportretten met beroepsattributen (palet, penselen, ezel).

Tot de hoogtepunten behoort het Zelfportret van Judith Leyster, een van de succesvolste vrouwelijke kunstenaars uit de Gouden Eeuw. Het is afkomstig uit de National Gallery of Art, Washington. Leyster draait zich lachend naar ons om terwijl ze werkt aan een schilderij van een vrolijke vioolspeler, afkomstig uit een van haar eigen voorstellingen.

Bijzonder origineel is het Zelfportret van Huygh Voskuyl, beeldmerk van de tentoonstelling. Hij kijkt ons over zijn schouder aan. Zijn haren pieken onder zijn muts uit, zijn kaken zijn ongeschoren en zijn rossige snor is flink uitgegroeid. Zijn gefronste blik geeft het zelfportret het karakter van een momentopname, alsof hij reageert op onze plotselinge aanwezigheid.

Spiegelbeeld

In de tentoonstelling komen bezoekers niet alleen oog in oog te staan met legendarische schilders als Jan Steen, Rembrandt, Carel Fabritius en Gerrit Dou, maar komen ook zichzelf tegen. Dankzij een ontwerp met spiegelwanden staan bezoekers zelf in de spotlights, waardoor zij zich constant bewust zijn van hun eigen presentatie aan de buitenwereld. De film die in de tentoonstellingszaal wordt getoond, laat zien voor welke keuzes de kunstenaar in de zeventiende eeuw kwam te staan bij het maken van een zelfportret en wat de selfiemakende mens daarvan kan leren.