Uitspraak 201206568/4/R1

Tegen: de raad van de gemeente Venlo

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Limburg

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:3291

201206568/4/R1.

Datum uitspraak: 28 oktober 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te Venlo,

2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], wonend te Venlo,

3. [appellant sub 3], wonend te Venlo,

4. [appellant sub 4], wonend te Venlo,

5. [appellant sub 5], wonend te Venlo,

6. [appellant sub 6], wonend te Venlo,

7. [appellant sub 7], wonend te Venlo,

8. [appellant sub 8], wonend te Venlo,

9. [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B], wonend te Venlo,

10. Actiegroep Red Ons Fort, gevestigd te Venlo,

11. [appellant sub 11], wonend te Venlo,

12. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B], beide gevestigd te Velden, gemeente Venlo,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Venlo,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Kazernekwartier" vastgesteld (hierna: het bestemmingsplan).

Tegen het besluit van 25 april 2012 hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] beroep ingesteld.

Bij besluit van 29 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Aanpassingsplan Kazernekwartier" vastgesteld (hierna: het aanpassingsplan).

Tegen het besluit van 29 mei 2013 hebben [appellant sub 7], [appellant sub 8], [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B] en Actiegroep Red Ons Fort, beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht deskundigenberichten uitgebracht. Enkele appellanten en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2014, waar appellanten in persoon zijn verschenen en/of zich hebben doen vertegenwoordigen.

Bij tussenuitspraak van 6 augustus 2014, nr. 201206568/1/R1, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 29 mei 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 26 november 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Aanpassingsplan Kazernekwartier" gewijzigd vastgesteld. Aan het ongewijzigde deel heeft de raad een nadere motivering ten grondslag gelegd.

[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], [appellant sub 7], [appellant sub 8], [appellant sub 9A], [appellant sub 9B], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

Tegen het besluit van 26 november 2014 hebben [appellant sub 11], [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B] beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 7 september 2015, waar appellanten in persoon zijn verschenen en/of zich hebben doen vertegenwoordigen. Enkele appellanten zijn niet verschenen en hebben zich evenmin doen vertegenwoordigen. Ook de raad heeft zich doen vertegenwoordigen.

Overwegingen

Toetsingskader

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

De tussenuitspraak

2. De Afdeling heeft in haar tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 29 mei 2013, wat betreft de plandelen met de bestemming "Gemengd - 1" en "Gemengd - 2" niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering.

Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van de tussenuitspraak:

- met inachtneming van hetgeen in 9.9 is overwogen de planregeling te wijzigen in die zin dat in de bestemmingsomschrijving in artikel 3, lid 3.1, van de planregels en de overige planregels waarin wordt uitgegaan van de realisering van een voetbalstadion, geen voetbalstadion mogelijk wordt gemaakt;

- met inachtneming van hetgeen in 9.9 is overwogen alsnog de behoefte aan en de uitvoerbaarheid van het aanpassingsplan voor zover dat voorziet in functies op het gebied van leisure, inzichtelijk te maken dan wel het besluit tot vaststelling van het aanpassingsplan te wijzigen of in te trekken;

- met inachtneming van hetgeen in 21.3 is overwogen artikel 3, lid 3.2.2, aanhef en onder h, en artikel 4, lid 4.2.1, aanhef en onder e, van de planregels over het aspect windhinder aan te passen.

Het besluit van 26 november 2014

3. Bij besluit van 26 november 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Aanpassingsplan Kazernekwartier" naar aanleiding van de tussenuitspraak op de volgende onderdelen gewijzigd vastgesteld:

- de planregels die op voetbal zien zijn uit het aanpassingsplan geschrapt;

- in de planregels over windhinder is aangegeven welke kwalificatie van het lokale windklimaat bij het bouwen in acht moet worden genomen.

Verder heeft de raad naar aanleiding van de tussenuitspraak zijn standpunt, dat voldoende behoefte bestaat aan het leisureprogramma en dat het aanpassingsplan in zoverre uitvoerbaar is, nader gemotiveerd.

Voorts heeft de raad ambtshalve de volgende wijzigingen vastgesteld:

- het bouwvlak behorend bij de bestemming "Gemengd - 2" is aan de zijde van de Kazernestraat iets verruimd;

- wijziging van de planregeling voor markten en braderieen in die zin dat markten ook buiten het multifunctioneel centrum worden toegestaan binnen het bouwvlak behorend bij de bestemmingen "Gemengd - 1" en "Gemengd - 2";

- opname van een minimumafstand voor de bouw van gebouwen en bouwwerken tot de bestemming "Verkeer".

3.1. Het besluit van 26 november 2014 is gezien artikel 6:19 van de Awb, mede onderwerp van het geding.

De beroepen van [appellant sub 11], [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B]

4. [appellant sub 11] is exploitant van een bioscoop in de binnenstad van Venlo. [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B] zijn eigenaar van Adventureworld Venlo. Zij richten zich tegen het plan voor zover een megabioscoop en overige activiteiten op het gebied van leisure mogelijk worden gemaakt. Zij voeren aan dat geen behoefte bestaat aan een extra bioscoop en overige functies op het gebied van leisure. Voor zover in de studie "Verdieping studie marktruimte leisureprogramma" van 10 oktober 2014 is aangegeven dat sprake is van een behoefte, betogen [appellant sub 11], [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B] dat hierin is uitgegaan van onjuiste aannames.

4.1. De beroepen van [appellant sub 11], [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B] gaan over de behoefte aan functies op het gebied van leisure. Zij zien derhalve op het onderwerp van de door de Afdeling aan de raad gegeven opdracht en de wijze waarop de raad daar uitvoering aan heeft gegeven. [appellant sub 11], [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B] hebben zich door het indienen van een zienswijze of het instellen van beroep er niet eerder op beroepen dat het bestemmingsplan/aanpassingsplan gebrekkig was gelet op het ontbreken van een behoefte aan functies op het gebied van leisure. In een geval als het onderhavige waarin een motiveringsgebrek is hersteld zonder dat dit in zoverre heeft geleid tot een nader besluit, kunnen zij zich daarop niet alsnog beroepen. Dit betekent dat de beroepen van [appellant sub 11], [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B] tegen het besluit van 26 november 2014 niet-ontvankelijk zijn.

Het beroep van [appellant sub 8]

5. Zoals de Afdeling in overweging 6.1 van haar tussenuitspraak heeft overwogen, is het beroep van [appellant sub 8] tegen het besluit van 29 mei 2013 tot vaststelling van het aanpassingsplan niet-ontvankelijk. De niet-ontvankelijkheid van het beroep van [appellant sub 8] werkt door in de ontvankelijkheid van het beroep van rechtswege. Het beroep van rechtswege van [appellant sub 8] tegen het besluit van 26 november 2014 is niet-ontvankelijk.

Het beroep van [appellant sub 7]

6. [appellant sub 7] heeft een pro-forma zienswijze ingediend tegen het besluit van de raad van 26 november 2014. [appellant sub 7] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, geen nadere gronden ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant sub 7] geen bezwaren heeft tegen het besluit van 26 november 2014. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 7] is ongegrond.

Het beroep van Actiegroep Red Ons Fort

7. Actiegroep Red Ons Fort heeft geen zienswijze ingediend tegen het besluit van de raad van 26 november 2014. Zij heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij zich met het nieuwe besluit van 26 november 2014 kan verenigen. Gelet hierop heeft Actiegroep Red Ons Fort onvoldoende belang bij beoordeling van het besluit van 26 november 2014, zodat geen beroep van rechtswege is ontstaan waarop nog dient te worden beslist.

De overige beroepen

8. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat de ruimtelijke uitwerking van het bestemmingsplan een geheel andere zal zijn dan het stedenbouwkundig plan Lijnstad uit 2010. Gelet hierop ligt volgens hen thans een wezenlijk ander plan voor. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat in de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeksrapporten is uitgegaan van het stedenbouwkundig plan Lijnstad uit 2010, welke onderzoeksrapporten met het verlaten van dit stedenbouwkundig plan zijn achterhaald.

8.1. De Afdeling stelt voorop dat het bestemmingsplan "Kazernekwartier" van 25 april 2012 en het bestemmingsplan "Aanpassingsplan Kazernekwartier" van 29 mei 2013 globale bestemmingen bevatten die een zekere ruimte laten aan de invulling ervan. In de procedure die heeft geleid tot de tussenuitspraak hebben [appellant sub 7] en [appellant sub 1B] niet geklaagd over het globale karakter van bepaalde bestemmingen. De omstandigheid dat, naar zij stellen, thans een andere invulling aan de bestemmingen wordt gegeven, maakt niet dat een wezenlijk ander plan voorligt en evenmin dat bedoelde bestemmingen op die grond alsnog bestreden kunnen worden.

De raad heeft zich op 5 juni 2014 ter zitting op het standpunt gesteld dat in de aan het aanpassingsplan ten grondslag liggende onderzoeksrapporten op basis van de maximale planologische mogelijkheden kan worden geconcludeerd dat het aanpassingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Met uitzondering van het onderzoek naar de behoefte aan het leisureprogramma, heeft de Afdeling naar aanleiding van de beroepsgronden tegen het besluit van 29 mei 2013 over het verrichte onderzoek geoordeeld dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de verrichte onderzoeken zodanige gebreken of leemten in kennis vertonen dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. De raad stelt zich thans op het standpunt dat de bij het besluit van 26 november 2014 gewijzigd vastgestelde onderdelen van het aanpassingsplan niet zodanig zijn dat deze moesten leiden tot het opnieuw uitvoeren van allerlei onderzoeken. De bij het besluit van 26 november 2014 gewijzigd vastgestelde onderdelen van het plan moesten volgens de raad slechts leiden tot een aanvullend onderzoek wat betreft het aspect geluid. In hetgeen is aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat dit standpunt van de raad onjuist is.

De betogen falen.

9. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] betogen dat de behoefte aan de functies die het aanpassingsplan mogelijk maakt nog altijd niet is aangetoond. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat er nog altijd geen partij is die zich onvoorwaardelijk heeft verbonden om het aanpassingsplan te verwezenlijken. Evenmin is duidelijk of de thans beoogde ontwikkelaar Wijckerveste over voldoende financiele middelen beschikt om het plan te verwezenlijken.

9.1. De raad stelt dat voldoende behoefte bestaat aan functies op het gebied van leisure. Het schrappen van het voetbalstadion laat volgens hem onverlet dat op de locatie van het Kazernekwartier meerdere relatief grootschalige leisure-concepten kunnen worden ontwikkeld die zullen leiden tot een belangrijk vliegwieleffect. In het onderzoeksrapport "Venlo - Kazernekwartier Verdieping studie martkruimte leisureprogramma" van Bureau Stedelijke Planning van 10 oktober 2014 (hierna: het BSP-rapport van 10 oktober 2014) is dit standpunt toegelicht.

9.2. In het BSP-rapport van 10 oktober 2014 staat dat er thans een gegadigde is voor de verwezenlijking van het grootschalige leisure-concept op het Kazerneterrein. Deze gegadigde heeft het voornemen om het in het aanpassingsplan vastgelegde programma in te vullen met een Leisure Dome en een Authentic Food & Handmade Market. Het Leisure Dome zal bestaan uit een megabioscoop, een all-in restaurant met een wereldkeuken, een indoor speeltuin, een bowlingcentrum met glowbanen en een loungeconcept, een mini(glow)golfbaan en een spelletjeshal. De Authentic Food & Handmade Market zal bestaan uit een "vaste" markt waar allerhande artikelen op ambachtelijke wijze worden geproduceerd en ter plekke worden verkocht. Daarnaast zullen op deze markt demonstraties worden gegeven en zal er kunstnijverheid te bezichtigen zijn. In het BSP-rapport van 10 oktober 2014 staat voorts dat een Leisure Dome en een Authentic Food & Handmade Market dusdanig onderscheidende concepten zijn dat de verwachting bestaat dat deze zullen fungeren als trekkers van een groot publiek uit de regio Venlo, maar ook daarbuiten.

In het BSP-rapport van 10 oktober 2014 staat verder dat een marktruimteberekening is gemaakt en dat op basis van die berekening kan worden geconcludeerd dat er mogelijkheden zijn voor versterking van het bioscoopaanbod, met dien verstande dat deze mogelijkheden niet zo groot zijn dat toevoeging van de minimaal 1.500 stoelen in de bioscoop in het Leisure Dome binnen de huidige verhoudingen tussen vraag en aanbod kan worden gemotiveerd. Deze uitkomst betekent volgens het BSP-rapport echter niet dat er geen behoefte zou zijn aan een bioscoop als onderdeel van de ontwikkeling van het Kazernekwartier. Een dergelijke conclusie zou voorbijgaan aan het feit dat het hier om een bioscoop gaat die zijn gelijke in de Venlose regio nog niet kent. De ervaring leert namelijk dat in plaatsen en regio's met een significante aanbodimpuls (met een beduidend ruimer en moderner bioscoopaanbod) het bezoek sterk kan toenemen, zo staat in het BSP-rapport.

Een kwantitatieve marktruimteberekening voor de overige functies in de Leisure Dome is niet gemaakt, wegens het ontbreken van kengetallen inzake het gebruik door consumenten en door het ontbreken van economische kengetallen van deze voorzieningen. In het BSP-rapport staat dat op kwalitatieve wijze evenwel de volgende conclusies kunnen worden getrokken:

- het aanbod van deze voorzieningen in de regio Venlo is beperkter dan in de zogenaamde benchmarkregio's en bovendien ook minder divers;

- de ervaringen met het Leisure Dome in Kerkrade (onderdeel van Parkstad Limburg, met evenveel inwoners als de kernregio Venlo) hebben laten zien dat een dergelijk complex voorziet in een behoefte, getuige de ruim 1 miljoen bezoekers in het eerste jaar, waarvan ruim 650.000 voor de overige voorzieningen dan de megabioscoop.

Een kwantitatieve marktruimteberekening voor de Authentic Food & Handmade Market is evenmin gemaakt wegens het ontbreken van de benodigde kengetallen. Hierover kan volgens het BSP-rapport evenwel het volgende worden gezegd:

- bij een activiteit als deze geldt dat het aanbod de vraag schept, oftewel: een goed initiatief schept zelf zijn behoefte;

- het initiatief speelt in op de toenemende behoefte aan leisurevoorzieningen waar authenticiteit en beleving centraal staan.

9.3. De Afdeling is van oordeel dat de raad met het BSP-rapport toereikend heeft gemotiveerd dat het laten vallen van de mogelijkheid van een voetbalstadion onverlet laat dat op het Kazernekwartier verschillende relatief grootschalige concepten kunnen worden ontwikkeld. Hierbij is ook van belang de verklaring van de raad ter zitting dat er concrete gegadigden zijn om het plan te realiseren. De omstandigheid dat een ruimtelijke ontwikkeling zal leiden tot een overaanbod in een bepaalde branche - in dit geval de branche voor bioscopen - brengt nog niet met zich dat het uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar is die ontwikkeling mogelijk te maken. De raad stelt dat de realisering van een Leisure Dome en een Authentic Food & Handmade Market het Venlose leisure-aanbod een significante impuls zal geven en dientengevolge zal leiden tot een toename van bezoekers. De Afdeling acht niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is.

Met betrekking tot het betoog dat onvoldoende zekerheid bestaat over de uitvoerbaarheid van het aanpassingsplan, wordt als volgt overwogen. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financieel-economische uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad bij de vaststelling van het plan op voorhand had moeten inzien dat het plan niet binnen de planperiode kan worden uitgevoerd. In dit geval is voor de realisering van de in het plan voorziene ontwikkelingen een concrete gegadigde voorhanden. Niet is gebleken dat voor de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan de betrokkenheid van de thans beoogde ontwikkelaar van doorslaggevende betekenis is. Het is denkbaar dat ook een of meerdere andere marktpartijen de desbetreffende ontwikkelingen zouden kunnen uitvoeren. [appellant sub 7] en [appellant sub 1B] hebben het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Het aangevoerde geeft derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan financieel-economisch niet uitvoerbaar is.

Het betoog faalt.

10. [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] betogen dat onduidelijk is hoe de realisering van onderdelen van het leisureprogramma zich verhoudt tot het gemeentelijke beleid over leisure/vermaak dat is vastgelegd in de "Strategische Visie 2030" en de "Visie Stedelijk Centrum 2022". De essentie van dit beleid is dat grootstedelijke functies zoveel mogelijk in het stedelijke centrum van de binnenstad moeten terechtkomen.

10.1. In de huidige procedure na de tussenuitspraak staat ter beoordeling of de raad de door de Afdeling geconstateerde gebreken heeft hersteld. Gelet op het belang van een efficiente geschilbeslechting, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat dergelijke gronden, zoals deze na de tussenuitspraak door [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] aangevoerde grond, in het navolgende buiten inhoudelijke bespreking blijft.

11. [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] betogen dat het concept Authentic Food & Handmade Market moet worden gezien als een bazaar met permanente kramen en kiosken. Het plan maakt dit volgens hen niet mogelijk, omdat dit niet valt onder hetgeen in het normaal spraakgebruik wordt verstaan onder een markt of braderie. Een markt of braderie heeft volgens hen in het normaal spraakgebruik een tijdelijk karakter. Gelet hierop achten zij het in strijd met de rechtszekerheid dat de begrippen braderie en markt niet in het plan zijn gedefinieerd.

11.1. De Afdeling is van oordeel dat in het normaal spraakgebruik voldoende duidelijk is wat onder een markt en braderie wordt verstaan. Volgens Van Dale, groot woordenboek der Nederlandse taal, is een markt een plein of publieke plaats voor koop en verkoop en is een braderie een meer kermisachtige markt. Hierbij is niet bepalend het permanente of tijdelijk karakter. [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] hebben niet aannemelijk gemaakt dat voornoemde uitleg van de begrippen markt en braderie in de praktijk tot onduidelijkheid zal leiden.

Het betoog faalt.

12. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] voeren aan dat in de plantoelichting nog wordt uitgegaan van de realisering van een multifunctioneel centrum met een voetbalstadion, terwijl inmiddels vaststaat dat geen voetbalstadion wordt gerealiseerd. Zij achten dit rechtsonzeker.

12.1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] stellen terecht dat de plantoelichting naar aanleiding van het besluit van 26 november 2014 niet in die zin is aangepast dat daarin niet langer wordt uitgegaan van de realisering van een voetbalstadion. De Afdeling is evenwel van oordeel dat dit niet leidt tot strijd met de rechtszekerheid, nu niet is gebleken dat op grond van de planregels onduidelijkheid bestaat over hetgeen het aanpassingsplan mogelijk maakt. De plantoelichting is niet juridisch bindend.

Dit betoog faalt.

13. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] vrezen verder voor geluidhinder, veroorzaakt door markten en braderieen die in de openlucht mogen worden gehouden.

13.1. Naar aanleiding van deze beroepsgrond heeft de raad ter zitting erkend dat hij een fout heeft gemaakt bij de vaststelling van het besluit van 26 november 2014 door in artikel 3, lid 3.1d, en artikel 4, lid 4.1f, van de planregels niet op te nemen dat gronden met de bestemming "Gemengd - 1" en "Gemengd - 2" enkel mogen worden gebruikt voor inpandige markten en braderieen. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat dit onderdeel betreft niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

14. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] richten zich voorts tegen de wijziging dat voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken een afstand van 5 m in acht moet worden genomen tot de bestemming "Verkeer" in plaats van 5 m ten opzichte van de perceelsgrens. Deze wijziging brengt volgens hen mee dat dichter op de perceelsgrens zal kunnen worden gebouwd, hetgeen leidt tot meer overlast.

14.1. In de Oplegnotitie staat dat als gevolg van het gronduitgiftebeleid voor het Kazernekwartier is geconstateerd dat een in acht te nemen bouwafstand van 5 m ten opzichte van de perceelsgrens mogelijk belemmeringen opwerpt in de planontwikkeling. Omdat de begrenzing van de toekomstig uit te geven percelen nog niet vaststaat, stelt de raad dat het beter is te spreken van een in acht te nemen bouwafstand van 5 m tot de bestemming "Verkeer". Hiertoe stelt hij dat deze bestemming overeen komt met de reeds bestaande en toekomstige verkeerssituatie en dat met deze wijziging reeds nu sprake is van een duidelijke en overzichtelijke referentiesituatie.

De raad stelt dat met deze wijziging niet dichter op bestaande woningen kan worden gebouwd dan waarvan in de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken is uitgegaan. Hij stelt verder dat alle conclusies inzake de milieuhygienische inpasbaarheid onverkort van kracht blijven. De Afdeling is van oordeel dat dit standpunt van de raad kan worden gevolgd.

Het betoog faalt.

15. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] voeren aan dat moet worden gevreesd voor parkeeroverlast vanwege het Kazerneterrein bij hun woning aan de [locatie]. Zij stellen dat de in de tussenuitspraak opgenomen toezegging van de raad dat het parkeerterrein tot aan de geplande geluidvoorziening niet bereikbaar zal zijn, ten onrechte niet bindend in het plan is geregeld.

15.1. Over het aspect parkeren is reeds een oordeel gegeven in overweging 14.1 van de tussenuitspraak. Behoudens zeer uitzonderlijke gevallen kan niet worden teruggekomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde. Derhalve wordt van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel uitgegaan.

16. [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B] voeren aan dat in het plan ten onrechte geen definitie is gegeven van het begrip multifunctioneel centrum. Zij achten dit rechtsonzeker. [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B] vrezen voorts voor een aantasting van de groene en historische waarden als gevolg van de aanleg van parkeerplaatsen.

16.1. In de huidige procedure na de tussenuitspraak staat ter beoordeling of de raad de door de Afdeling geconstateerde gebreken heeft hersteld. Gelet op het belang van een efficiente geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat dergelijke gronden, zoals deze na de tussenuitspraak door [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B] aangevoerde gronden, buiten inhoudelijke bespreking blijven.

Conclusie

17. Gelet op hetgeen in 9.9 van de tussenuitspraak is overwogen zijn de beroepen van [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 6], [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B] tegen het besluit van 29 mei 2013 tot vaststelling van het aanpassingsplan gegrond. Gelet op hetgeen in 9.9 en 21.3 in de tussenuitspraak is overwogen is het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tegen het besluit van 29 mei 2013 tot vaststelling van het aanpassingsplan gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Gemengd - 1" en "Gemengd - 2".

17.1. Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen zijn de beroepen van [appellant sub 7], Actiegroep Red Ons Fort en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van 29 mei 2013 tot vaststelling van het aanpassingsplan ongegrond.

18. Gelet op hetgeen hiervoor in 13.1 is overwogen zijn de beroepen van rechtswege van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van 26 november 2014 tot vaststelling van het hernieuwde aanpassingsplan gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd voor zover in artikel 3, lid 3.1d, en artikel 4, lid 4.1f, van de planregels niet is opgenomen dat gronden met de bestemming "Gemengd - 1" en "Gemengd - 2" enkel mogen worden gebruikt voor inpandige markten en braderieen.

Nu niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelfvoorziend de planregels aan te vullen.

19. De beroepen van rechtswege van [appellant sub 7], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 6], [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B] tegen het besluit van 26 november 2014 tot vaststelling van het hernieuwde aanpassingsplan zijn ongegrond.

20. De raad heeft de Afdeling gevraagd om zelfvoorziend het oppervlak voor de functie cultuur en ontspanning in artikel 4, lid 4.1g, van de planregels te maximeren tot 14.130 m^2. Nu dit gebrek niet is geconstateerd naar aanleiding van een van de ontvankelijke beroepen, zal de Afdeling de planregel niet zelfvoorziend wijzigen.

21. Blijkens hetgeen hiervoor is overwogen, wordt het besluit van 26 november 2014 onherroepelijk. Hieruit volgt dat aan het oorspronkelijke besluit van 25 april 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kazernekwartier" geen betekenis meer toekomt. Onder deze omstandigheden en nu niet is gebleken van enig belang bij een beoordeling van de beroepen tegen dit besluit, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] in zoverre geen procesbelang meer hebben. In verband hiermee dienen hun beroepen tegen het besluit van 25 april 2012 niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Proceskosten

21.1. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 6], [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van Actiegroep Red Ons Fort, [appellant sub 7], [appellant sub 11], [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B] en [appellant sub 8] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] tegen het besluit van de raad van de gemeente Venlo tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kazernekwartier" van 25 april 2012 niet-ontvankelijk;

II. verklaart het beroep van [appellant sub 8] tegen het besluit van de raad van de gemeente Venlo tot vaststelling van het bestemmingsplan "Aanpassingsplan Kazernekwartier" van 29 mei 2013 niet-ontvankelijk;

III. verklaart de beroepen van [appellant sub 8], [appellant sub 11] en de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Venlo tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Aanpassingsplan Kazernekwartier" van 26 november 2014 niet-ontvankelijk;

IV. verklaart de beroepen van [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 6], [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B], [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Venlo tot vaststelling van het bestemmingsplan "Aanpassingsplan Kazernekwartier" van 29 mei 2013 gegrond;

V. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Venlo tot vaststelling van het bestemmingsplan "Aanpassingsplan Kazernekwartier" van 29 mei 2013, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Gemengd - 1" en "Gemengd - 2";

VI. verklaart de beroepen van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], [appellant sub 7] en Actiegroep Red Ons Fort tegen het besluit van de raad van de gemeente Venlo tot vaststelling van het bestemmingsplan "Aanpassingsplan Kazernekwartier" van 29 mei 2013 ongegrond;

VII. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Venlo tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Aanpassingsplan Kazernekwartier" van 26 november 2014 gegrond;

VIII. vernietigt het besluit van de raad tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Aanpassingsplan Kazernekwartier" van 26 november 2014, voor zover in artikel 3, lid 3.1d, en artikel 4, lid 4.1f, van de planregels niet is opgenomen dat gronden met de bestemming "Gemengd - 1" en "Gemengd - 2" enkel mogen worden gebruikt voor inpandige markten en braderieen;

IX. bepaalt dat in artikel 3, lid 3.1d, en in artikel 4, lid 4.1f, van de planregels voor het woord "markten" wordt ingevoegd: inpandige;

X. verklaart de beroepen van [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 6], [appellant sub 7] en [appellant sub 9A] en A. [appellant sub 9B] tegen het besluit van de raad tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Aanpassingsplan Kazernekwartier" van 26 november 2014 ongegrond;

XI. veroordeelt de raad van de gemeente Venlo tot vergoeding van bij:

- [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van EUR 1960,00 (zegge: negentienhonderdzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

- [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van EUR 56,58 (zegge: zesenvijftig euro en achtenvijftig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

- [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van EUR 1715,00 (zegge: zeventienhonderdvijftien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellant sub 4] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van EUR 1715,00 (zegge: zeventienhonderdvijftien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellant sub 5] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van EUR 1715,00 (zegge: zeventienhonderdvijftien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellant sub 6] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van EUR 1715,00 (zegge: zeventienhonderdvijftien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

XII. gelast dat de raad van de gemeente Venlo aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht vergoedt:

- EUR 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

- EUR 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

- EUR 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [appellant sub 3];

- EUR 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [appellant sub 4];

- EUR 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [appellant sub 5];

- EUR 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [appellant sub 6];

- EUR 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B];

XIII. draagt de raad van de gemeente Venlo op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel IX wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

w.g. Van Buuren w.g. Priem

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2015

646.