Uitspraak 201500687/1/A4

Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Menameradiel

Proceduresoort: Hoger beroep

Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep - Bouwen

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:3288

201500687/1/A4.

Datum uitspraak: 28 oktober 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. het college van burgemeester en wethouders van Menameradiel,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GrondNet B.V., gevestigd te Heerenveen,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 18 december 2014 in zaak nr. 14/2804 in het geding tussen:

GrondNet

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2013 heeft het college de op 29 januari 2008 aan GrondNet verleende vergunning voor de aanleg van een aarden geluidswal gewijzigd.

Bij besluit van 8 april 2014 heeft het college beslist op de door M.L. Dijkstra en GrondNet tegen het besluit van 27 augustus 2013 gemaakte bezwaren, dat besluit herroepen en de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd.

Bij uitspraak van 18 december 2014 heeft de rechtbank het door GrondNet daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 8 april 2014 vernietigd en het besluit van 27 augustus 2013 herroepen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben het college en GrondNet hoger beroep ingesteld.

GrondNet heeft een verweerschrift ingediend.

GrondNet en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting op 27 augustus 2015 gevoegd behandeld met zaak nr. 201500689/1/A4, waar GrondNet, vertegenwoordigd door mr. W.H.R. van Boetzelaer, advocaat te Heerenveen, en door W. Fopma, en het college, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, en door G.J. Rouwenhorst, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Na de zitting is de behandeling van de gevoegde zaken gesplitst.

Overwegingen

1. Op 29 januari 2008 heeft het college aan GrondNet een aanlegvergunning verleend voor de aanleg van een aarden geluidswal aan de zuidzijde van recreatiecomplex Schatzenburg te Menaldum. Bij brief van 15 april 2013 heeft GrondNet omgevingsvergunning gevraagd voor een gewijzigde aanleg van de geluidswal, waarbij een bredere wal met nieuwe en extra glooiingen wordt gerealiseerd. Bij het besluit van 27 augustus 2013 heeft het college de omgevingsvergunning verleend. Bij het besluit op bezwaar van 8 april 2014 heeft het college het besluit van 27 augustus 2013 herroepen en de aanvraag om omgevingsvergunning afgewezen.

2. De rechtbank heeft overwogen dat het college een onjuiste afwijzingsgrond heeft gehanteerd. Volgens de rechtbank kon het college de gevraagde vergunning slechts weigeren indien bij verlening onevenredige afbreuk zou worden gedaan aan de landschappelijke waarde van het gebied en derhalve niet vanwege de omstandigheid dat, zoals het college heeft gesteld, GrondNet onjuiste informatie heeft verstrekt over afgravingen onder en achter de wal en de omstandigheid dat GrondNet niet schone grond heeft gestort. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het besluit van 27 augustus 2013 ten onrechte niet met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is voorbereid. Om die reden heeft de rechtbank dit besluit zelf voorziend herroepen.

3. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan is bepaald,

c. het gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 2.11, eerste lid, wordt de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is.

Ingevolge het tweede lid wordt de aanvraag, indien sprake is van strijd met de regels bedoeld in het eerste lid, mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Schatzenburg" hebben de gronden waarop de geluidswal is voorzien de bestemming "Recreatie - Landschappelijk gebied".

Ingevolge artikel 5.1 van de planregels zijn de voor "Recreatie-Landschappelijk gebied" aangewezen gronden bestemd voor:

b. geluidswerende voorzieningen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "geluidswal", met dien verstande dat de hoogte van een voorziening niet meer dan 7 m mag bedragen.

Ingevolge artikel 5.6, onder a, van de planregels is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

- het ontgronden, ophogen en egaliseren van gronden voor zover er een hoogteverschil van meer dan 0,5 m optreedt;

- het ophogen of afgraven van de gronden ter plaatse van de aanduiding "geluidswal".

Ingevolge dat artikel, onder c, mag de onder a bedoelde vergunning worden verleend, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van het gebied.

4. Het college betoogt dat de rechtbank het besluit van 8 april 2014 ten onrechte heeft vernietigd. Daartoe voert het aan dat de rechtbank heeft miskend dat de aanvraag bij dat besluit terecht is afgewezen wegens strijd met het bestemmingsplan, omdat de aangevraagde nieuwe en extra glooiingen zullen worden gerealiseerd met gebruikmaking van niet schone grond, hetgeen niet in overeenstemming is met het Besluit bodemkwaliteit. Volgens het college wordt hierdoor onevenredige afbreuk gedaan aan de landschappelijke waarde van het gebied.

4.1. Uit de aanvraag volgt niet dat de toepassing van een specifieke soort of kwaliteit grond is aangevraagd voor de aanleg van de geluidswal. Indien de gevraagde vergunning zou worden verleend, zou dit niet betekenen dat het GrondNet is toegestaan om grond toe te passen die niet in overeenstemming is met het Besluit bodemkwaliteit. De door het college gestelde omstandigheid dat gebleken is dat GrondNet voornemens is niet schone grond toe te passen, kan dan ook op zichzelf geen aanleiding geven voor het oordeel dat door de aanleg van de geluidswal een onevenredige afbreuk aan de landschappelijke waarde van het gebied wordt gedaan. Het college heeft niet anderszins gemotiveerd waarom van een onevenredige afbreuk sprake zou zijn. Gelet hierop heeft de rechtbank het besluit van 8 april 2014 terecht vernietigd.

Het betoog faalt.

5. Het college betoogt dat de rechtbank de aanvraag zelf voorziend alsnog niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat de aanvraag vanwege het voornemen van GrondNet om niet schone grond toe te passen onuitvoerbaar is.

5.1. De Afdeling stelt voorop dat de wet niet voorziet in het niet-ontvankelijk verklaren van een aanvraag. De gestelde omstandigheid dat GrondNet voornemens is om niet schone grond toe te passen, kan verder geen aanleiding geven voor het oordeel dat de aanvraag onuitvoerbaar is. Zoals is overwogen onder 4.1, volgt uit de aanvraag niet dat het gebruik van een specifieke soort of kwaliteit grond is aangevraagd.

Het betoog faalt reeds hierom.

6. GrondNet betoogt dat de rechtbank buiten de omvang van het geschil is getreden, door het besluit van 27 augustus 2013 te herroepen omdat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb ten onrechte niet is toegepast bij de beslissing op de aanvraag.

6.1. GrondNet heeft in beroep betoogd dat de gevraagde vergunning van rechtswege is verleend. Voor de beantwoording van de vraag of de vergunning van rechtswege is verleend, is van belang welke voorbereidingsprocedure van toepassing is op de beslissing op de aanvraag. De rechtbank is dan ook niet buiten de omvang van het geschil getreden door hierop in te gaan. Niet in geschil is dat de aangevraagde geluidswal in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de wal deels is voorzien buiten de gronden met de aanduiding "geluidswal", en dat hiervoor alleen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3DEG, van de Wabo omgevingsvergunning kan worden verleend. Ingevolge artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo dient de beslissing op de aanvraag, die ingevolge artikel 2.11, tweede lid, mede een aanvraag is om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, te worden voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Geen grond bestaat voor het oordeel dat de rechtbank hierin ten onrechte aanleiding heeft gezien om het besluit van 27 augustus 2013 te herroepen. Voor zover GrondNet in dit verband nog heeft aangevoerd dat de rechtbank in strijd met de Awb heeft gehandeld, omdat de Awb niet voorziet in de mogelijkheid van vernietiging van een primair besluit, overweegt de Afdeling dat de rechtbank het besluit van 27 augustus 2013 niet heeft vernietigd, maar zelf voorziend heeft herroepen. Artikel 8:72 van de Awb biedt daartoe de mogelijkheid (vergelijk de uitspraak van 11 juli 2007 in zaak nr. 200608064/1.

Het betoog faalt.

7. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

8. Ter zitting heeft GrondNet haar beroep tegen het uitblijven van een nieuw besluit op de aanvraag ingetrokken.

9. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de door GrondNet in verband met de behandeling van het hoger beroep van het college gemaakte proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Menameradiel tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GrondNet B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep van het college opgekomen proceskosten tot een bedrag van EUR 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Menameradiel een griffierecht van EUR 497,00 (zegge: vierhonderdzevenennegentig euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.

w.g. Wortmann w.g. Van Roessel

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2015

462-720.