Tuchtrecht | Onjuiste declaratie | ECLI:NL:TGZRZWO:2015:89

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2015:89

Datum uitspraak: 02-11-2015

Datum publicatie: 02-11-2015

Zaaknummer(s): 077/2015

Onderwerp: Onjuiste declaratie

Beroepsgroep: Tandarts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts kennelijk ongegrond. Van een schriftelijk verzoek tot verwijzing naar een orthodontist is niet gebleken. Verweerder mocht er vanuit gaan dat sprake was van een adviesconsult.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 2 november 2015 naar aanleiding van de op 10 februari 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam binnengekomen en naar het Tuchtcollege te Zwolle doorgezonden klacht van

A, wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C, tandarts, wonende te D, destijds werkzaam te B,

bijgestaan door F, verbonden aan het G,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de machtiging van verweerder gedateerd 17 april 2015;

- de repliek;

- de dupliek;

- het schrijven namens verweerder, binnengekomen op 22 juni 2015, met bijlage.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het tandheelkundig dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1955, is bij verweerder geweest in december 2011.

Uit het elektronisch tandheelkundige dossier betreffende klaagster blijkt het navolgende:

"[naam verweerder, RTC] C 28 Uitgebreid onderzoek

ORALE DIAGNOSTIEK ADVIES:

Reden waarom patient een advies wil: mondhygieniste beweert dat van het onderfront teveel is afgeslepen.

Voorstel tandarts (alleen voorstel dat op papier staat) -> scannen: nvt

ANAMNESE, MEDISCH: geen medicijngebruik, geen doktersbehandeling

ANAMNESE, TANDHEELK: de mondhygieniste heeft een jaar geleden gezegd dat van het onderfront teveel zou zijn afgeslepen. Er zijn overigens geen klachten. Dit afslijpen van het onderfront zou zijn gebeurd rond 1995(!) in het kader van een orthodontische behandeling welke in 1992 is aangevangen. Niet duidelijk wordt wat de aanleiding tot de orthobehandeling was en welk doel daarbij is nagestreefd.

Een jaar geleden is voor een second opinion al een orthodontist geconsulteerd die heeft verklaard dat de behandeling destijds goed is uitgevoerd.

(...)

CONCLUSIE: voor zover te beoordelen met spiegel en sonde een onderhouden dentitie waaraan enkele elementen ontbreken en waarvan bo. en ond.fronten linguaal zijn voorzien van draadretentie. Over de toestand van het onderfront, dat afgeslepen zou zijn, is op basis van de status quo, dus zonder aanvullende behandelinformatie uit het verleden, geen uitspraak te doen. Het ware beter geweest als de mondhygieniste zich dit ook had gerealiseerd. Als zij inderdaad heeft gezegd dat het onderfront te ver is afgeslepen, komt mij deze uitspraak als onverantwoord voor, gezien het ontbreken van nadere informatie.

ADVIES: Met het plaatsen van een kroon op de 37 dient terughoudend te worden omgegaan gezien het parodontale probleem(...)"

Het consult is gedeclareerd met code C28: uitgebreid onderzoek t.b.v. opstellen en vastleggen behandelplan.

Nadien heeft schriftelijke correspondentie plaatsgevonden tussen klaagster en E. Daarnaast heeft klaagsters zorgverzekering contact opgenomen in verband met de gedeclareerde code.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij haar, zonder toestemming, heeft behandeld, omdat klaagster een afspraak had gemaakt voor een orthodontist. Klaagster is van mening dat gelet op haar aanvraag de code D63 had moeten worden gehanteerd en gefactureerd.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat klaagster conform de bij E gebruikelijke werkwijze een afspraak had bij de afdeling Orale Diagnostiek en door verweerder is behandeld. Verweerder droeg een badge met zijn naam en functie, zijnde tandarts. De door verweerder verrichte behandeling, zijnde C28, is conform de richtlijn van de KNMT in rekening gebracht.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klaagster heeft een afspraak gemaakt bij E, alwaar verweerder destijds werkzaam was. Dat sprake was van een afspraak `second opinion' is niet gebleken. Uit de NMT-praktijkrichtlijn `Second Opinion' volgt dat een second opinion als doelstelling heeft de aanvrager behulpzaam te zijn bij zijn (of haar) eigen menings- of besluitvorming ten aanzien van een gebitssituatie en/of een tandheelkundig behandelplan. Van een schriftelijk verzoek van klaagsters mondhygienist tot een second opinion is niet gebleken. Uit de door E overgelegde bijlagen bij verweerschrift volgt dat indien geen verwijzing of verzoek tot een second opinion van de behandelend tandarts bekend is een afspraak voor een adviesconsult kan worden gemaakt bij een tandarts. Van een op schrift gestelde gebitssituatie en/of een tandheelkundig behandelplan is evenmin gebleken, zodat ook een beoordeling daarvan niet aan de orde was.

Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat uitgegaan moet worden dat verweerder er van mocht uitgaan dat er sprake was van een adviesconsult en niet van een second opinion.

Op 12 december 2011 is klaagster door verweerder, die tandarts is en geen orthodontist, uitgebreid onderzocht. Uit het door verweerder overgelegde elektronisch tandheelkundige dossier blijkt dat verweerder uitgebreid onderzoek heeft gedaan en een advies heeft gegeven aan klaagster.

Daaruit vloeit voort dat het college van oordeel is dat verweerder terecht code C28 heeft gehanteerd en in rekening gebracht.

Dat klaagster en haar zorgverzekering in de veronderstelling verkeerden dat een second opinion orthodontie zou plaatsvinden en de zorgverzekering klaagster daarvoor toestemming verleende kan niet tot een andere conclusie leiden.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, J. Dam en R.T. Thompson, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 2 november 2015 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.