Selfies op papier

5 november 2015 - 11:45

Het Rijksmuseum toont met 90 tekeningen, prenten en foto's uit de 17de t/m de 20ste eeuw, de geschiedenis van de `selfie' op papier. Vrijwel alle kunstenaars in het verleden tuurden in een spiegel en legden zichzelf voor de eeuwigheid vast - net zoals wij nu zelf doen. Zelfportretten van onder anderen Rembrandt, Moses ter Borch, Leendert van der Cooghen, Wouter Johannes van Troostwijk, Kaethe Kollwitz, Jan Toorop, Oskar Kokoschka en Carel Willink zijn te vinden in de prentenkabinetten op elke verdieping van het museum.

Zelfportretten van Rembrandt tot Willink

Vermoeide voeten

borch Moses ter Borch, Lachend Zelfportret, ca. 1660Er is een model dat altijd beschikbaar is, nooit klaagt over vermoeide voeten, niet zeurt om meer loon en bereid is elke denkbare pose of gelaatsuitdrukking aan te nemen: de kunstenaar zelf. Maar de reden dat kunstenaars zichzelf vastlegden, verschilde in de loop der eeuwen wel degelijk. In de 17de eeuw onderscheidden zelfportretten zich soms nauwelijks van de formele portretten van deftige burgers die kunstenaars maakten. Moses ter Borch deed dat anders. Hij tekende zichzelf in 1660 met een vrolijke uitdrukking en open mond, uitzonderlijk voor die tijd. Zeven jaar eerder tekende de 21-jarige Leendert van der Cooghen zich als een intens turende jongeman met broeierige blik. Hij hoefde geen opdrachten binnen te halen want hij was van een zo goede komaf dat hij geheel vrij zijn kunstenaarsschap kon beoefenen. Voor wie die vrijheid niet had was het zelfportret vaak een visitekaartje voor toekomstige opdrachtgevers: Kijk, dit is mijn vakmanschap!

Rembrandt koning van de selfie

Soms onderzoekend, geconcentreerd en indringend, soms met jeugdige overmoed, vrolijk en ontspannen, meestal alleen maar soms ook met vrienden en familie. Rembrandt van Rijn is ook hier een uitzondering: hij bestudeerde zijn gehele carriere zijn eigen beeltenis en geen Noord-Nederlandse kunstenaar in de 17de eeuw heeft zoveel `selfies' getekend, geetst en geschilderd.

Vooruitstekende onderlip

troostwijk Wouter Johannes Van Troostwijk, ca. 1792In de 19de eeuw gingen kunstenaars zichzelf informeler vastleggen. De kerst- of nieuwsjaarkaart met een foto van de hele familie erop is tegenwoordig populair, maar al in 1807 wenste Johann Andreas Boerner (1785-1862) zijn vrienden en familie een goed nieuwjaar met een afbeelding van zichzelf. Hij komt net een kamer binnen via de deur die hijzelf net heeft geopend. En op het zelfportret van Louis Moritz (1773-1850) is zijn hond belangrijker dan de eigenaar. De eerste heeft zijn tong uit zijn bek, de tweede een gestoppelde kin, een grote neus en dikke lippen. Ook Wouter Johannes van Troostwijk (1782-1810) maakte zich op zijn indringende selfie niet mooier dan hij in werkelijkheid was: zijn vooruitstekende onderlip is goed te zien. Het vrij sombere zelfportret van de Duitse kunstenares Kaethe Kollwitz (1867-1945) sluit aan bij de thematiek in haar werk: oorlog, dood en ellende. Maar ook maakte ze haar hele leven zelfportretten. In de ets uit ca. 1893, geinspireerd door een zelfportret van Rembrandt, is een zwaarmoedige sfeer te voelen.

Natuurlijke aureool

In de twintigste eeuw wordt het zelfportret nog veel vrijer. Beeldhouwster Lotti van der Gaag in 1974 zette met krijt en aquarel op onorthodoxe wijze een fantasievol zelfportret neer. De lithografie uit 1923 van de Oostenrijkse expressionist Oskar Kokoschka (1886-1980) toont hem als een kruising tussen mens en dier. Maar kunstenaars keerden ook weer terug naar hun middeleeuwse voorbeelden. Wim Schumacher (1894-1986) gaf zijn zelfportret een diffuus stralend licht mee en een natuurlijk aureool rondom zijn hoofd. De jonge Carel Willink (1900-1983) tenslotte tekende zichzelf samen met een schedel die verwijst naar zijn eigen sterfelijkheid (het zogenaamde `memento mori-stilleven').

Deze presentatie is samengesteld in herinnering aan Jacqueline de Raad (1961-2015), conservator laat 19de- en 20ste-eeuwse prenten en tekeningen (2008-2015).

De Selfies op Papier zijn tijdens de wintermaanden te vinden in de prentenkabinetten op elke verdieping van het museum.