Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZCTG:2015:295

>

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:295

Datum uitspraak: 03-11-2015

Datum publicatie: 04-11-2015

Zaaknummer(s): c2015.010

Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klager verwijt de psychiater dat hij gemaakte afspraken niet is nagekomen en hem geen enkel behandelingsalternatief heeft geboden. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de psychiater zijn afspraken is nagekomen. De psychiater kan niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij klager niet heeft verwezen naar een GGZ-psycholoog. Dat de verwijzing naar een andere instelling voor verslavingszorg niet tot stand is gekomen, is het gevolg van het niet ondertekenen van toestemmingsformulieren door klager. De psychiater kan daarvan geen verwijt worden gemaakt. Het beroep wordt verworpen.

--------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.010 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. C.C.J. Aarts,

tegen

K., psychiater, werkzaam te L., verweerder in beide instanties

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 24 februari 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen K. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 19 november 2014, onder nummer 1449b heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak onder zaaknummer C2015.009 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 september 2015, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door mr. C.C.J. Aarts, advocaat te Schijndel en de psychiater. Mr. Aarts voornoemd heeft de standpunten van klager toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"(...)2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder was als eerste geneeskundige van een instelling voor verslavingszorg betrokken bij een bemiddelingsgesprek tussen klager en een andere medewerker van de instelling op 14 januari 2014. In dit gesprek is aan de orde geweest of er nog een basis was voor een behandelingsovereenkomst tussen klager en de instelling, nadat eerder de klachtencommissie van de instelling zich daarover negatief had uitgelaten.

In het gesprek werd overeengekomen dat klager een brief zou ontvangen waarin werd medegedeeld dat er geen behandelovereenkomst zou worden gesloten en dat klager een lijst van andere verslavingsinstellingen zou krijgen waaruit hij zou kunnen kiezen om te worden doorverwezen.

Bij brief aan klager van 30 januari 2014 is aan deze afspraak voldaan.

3. Het standpunt van klager en de klacht

De klacht luidt dat verweerder zich niet aan afspraken heeft gehouden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt dat er maar een gesprek tussen hem en verweerder is geweest, te weten op 14 januari 2014. De daar gemaakte afspraak is nagekomen.

5. De overwegingen van het college

Het college heeft niet meer dan een afspraak met klager waarbij verweerder was betrokken, kunnen ontwaren en dat is de hiervoor onder de feiten weergegeven afspraak die tijdens het gesprek op 14 januari 2014 is gemaakt. Deze afspraak is nagekomen.

Voor zover klager heeft bedoeld te stellen dat verweerder zich heeft laten leiden door het oordeel van de klachtencommissie overweegt het college dat het enkele feit dat verweerder hetzelfde oordeel heeft als eerder de klachtencommissie nog niet betekent dat verweerders oordeel tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn.

Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.

(...)"

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2 "2. De feiten" zijn weergegeven.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Uit het inleidende klaagschrift blijkt dat klager in eerste aanleg de klacht heeft voorgelegd dat de psychiater afspraken niet is nagekomen en hij geen enkel behandelingsalternatief heeft geboden. In hoger beroep heeft klager deze klacht herhaald en nader toegelicht. Het Centraal Tuchtcollege zal dan ook op beide onderdelen van de klacht beslissen.

4.2 Bij brief van 20 december 2012 heeft de instelling voor verslavingszorg, waar de psychiater destijds als eerste geneeskundige werkzaam was (hierna: de instelling) aan klager meegedeeld dat hem geen behandelaanbod zou worden gedaan. De klachtencommissie van de stichting GGzE te M. (hierna: de klachtencommissie) heeft vervolgens de klacht van klager dat hem noodzakelijke zorg is geweigerd gegrond verklaard en overwogen dat de klager en de instelling gezamenlijk een weg moeten vinden om hetzij klager een passende behandeling te bieden, hetzij klager door te verwijzen naar een andere zorginstelling of behandelaar.

4.3 Op 14 januari 2014 heeft tussen de psychiater en N., psycholoog, namens de instelling enerzijds en klager anderzijds een gesprek plaatsgevonden. Als niet (gemotiveerd) weersproken staat vast dat tijdens dit gesprek de conclusie is getrokken dat de noodzakelijke vertrouwensbasis voor het aangaan van een behandelings-overeenkomst niet aanwezig was. Afgesproken is dat klager een brief zou ontvangen waarin dit aan hem zou worden meegedeeld en een lijst van andere verslavingsinstellingen van de psychiater.

4.4 Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de psychiater voornoemde afspraak in de brief van 30 januari 2014 is nagekomen. Voor zover klager met zijn stelling dat de psychiater afspraken niet is nagekomen, heeft bedoeld aan te voeren dat hij gezien de voorgeschiedenis erop mocht rekenen dat een behandelingsovereenkomst tot stand zou komen, verwijst het Centraal Tuchtcollege naar de uitspraak van dit College van heden in de zaak onder zaaknummer C2015.009. In die uitspraak is overwogen dat de aanwezigheid van een gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van klager niet aannemelijk is en dat de beslissing klager geen behandelingsaanbod te doen niet onzorgvuldig of onredelijk is.

4.5 Ten aanzien van de klacht dat de psychiater klager geen behandelingsalternatief heeft geboden, is van belang dat de instelling bij brief van 4 oktober 2013, naar aanleiding van de uitspraak van de klachtencommissie en voorafgaand aan het gesprek op 14 januari 2014, aan klager heeft bericht dat een verwijzing naar een andere zorginstelling alleen mogelijk is als het verslavingsprobleem niet de enige behandelingsvraag is. De psychiater heeft onweersproken gesteld dat klager in het gesprek van 14 januari 2014 alleen heeft gevraagd om een doorverwijzing naar een andere verslavingsinstelling en dat een verwijzing naar een GGZ-psycholoog geen onderwerp van gesprek is geweest. Bij die stand van zaken kan de psychiater tegen de achtergrond van voornoemde brief niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij klager niet heeft verwezen naar een GGZ-psycholoog . Dat de verwijzing naar een andere instelling voor verslavingszorg uiteindelijk niet tot stand is gekomen, is - naar de psychiater onweersproken heeft gesteld - het gevolg van het niet ondertekenen van een toestemmingsformulier door klager. De psychiater kan daarvan geen verwijt worden gemaakt.

4.6 De conclusie is dat de klacht faalt en het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en

mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en drs. A.C.L. Allertz en drs. M. Drost, leden-beroepsgenoten en mr. A. Mul, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

3 november 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.