Overleg minister/bonden 5 november 2015 | Nederlandse Politiebond.nl


di, 10-11-2015 - 16:09

Op donderdag 5 november zijn de minister van Veiligheid en Justitie en de politiebonden bijeen geweest voor regulier arbeidsvoorwaardenoverleg (dat wil zeggen: los van de CAO-onderhandelingen). Hieronder de uitkomst op een aantal belangrijke onderwerpen.

[IMG]

Beheer en gebruik vuurwapenaccommodaties

De werkgever en de bonden zijn het officieel eens geworden over een Werkinstructie Beheer en Gebruik Schietaccommodaties. Deze regeling is de opvolger van de zwaar verouderde Richtlijn Schietbanen. Aanleiding voor het herschrijven daarvan was de onrust rondom gadoliniumoxide vier jaar geleden.
Gadoliniumoxide is een stof die vrijkomt bij het afvuren van een politiekogel. TNO heeft in 2011 uitgebreid onderzoek gedaan naar de schadelijkheid van blootstelling aan deze stof op de schietbaan.

Kort samengevat was de conclusie dat er geen gezondheidsrisico's bestaan mits de schietaccommodaties aan bepaalde voorwaarden voldoen. Ze moeten goed worden schoongemaakt en geventileerd. De tijdens het schieten gedragen kleding moet ter plekke worden ingeleverd en door de werkgever worden
gewassen. Ook adviseerde TNO de mogelijkheden te bekijken om de opzet van het schietonderwijs zodanig aan te passen dat deelnemers minder door de kruitdampen hoefden te lopen. De Werkinstructie Beheer en Gebruik Schietaccommodaties is een uitwerking van de TNO-aanbevelingen.

Tevens is afgesproken te laten onderzoeken of het beoogde gezondheidsniveau al wordt gehaald en zo niet, hoe er in de tussentijd gehandeld gaat worden.

Ontwikkeling functiegebouw

Sinds 1 januari 2012 is bij de Nederlandse politie een nieuw functiegebouw van kracht, het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie. Dit LFNP bestaat uit 92 scherp omschreven functies, met een al even duidelijk vastgelegde functiewaardering. Bij de aanstelling van nieuwe medewerkers moet de
werkgever hen een functie toekennen uit het LFNP; zomaar op eigen gezag een nieuwe functie in het leven roepen is er niet meer bij.

Uiteraard is het ook niet zo dat het huidige functiegebouw voor jaren in beton gegoten is. Binnen een organisatie als de Nationale Politie is voortdurend van alles in ontwikkeling. Dat kan zijn uitwerking hebben op het aantal functies in het LFNP en ook op de inhoud daarvan. De zorg voor het
op tijd aanpassen van het functiegebouw wordt het dynamisch beheer en onderhoud genoemd. Op donderdag 5 november hebben de werkgever en de bonden nadere afspraken gemaakt over de concrete aanpak daarvan.

Een van de afspraken is dat aanpassingen van het functiegebouw gebaseerd moeten zijn op de uitkomst van een zogenaamde process flow-analyse. Daarbij wordt zorgvuldig in beeld gebracht hoe een werk- of productieproces verloopt en welke input op welke momenten nodig is om gewenste prestaties
mogelijk te maken. Dergelijke analyses worden momenteel uitgevoerd voor de forensische opsporing (FO), de integrale beroepsvaardigheidstraining (IBT) en voor het lik-op-stukbeleid Zo Snel Mogelijk (ZSM). Binnenkort gaat een process flow-analyse bij de waterpolitie van start en daarna is de
korpsleiding aan de beurt.

Opleidingsprofielen

De werkgever en de bonden zijn het erover eens dat bij elke functie in het nieuwe functiegebouw ook een duidelijk omschreven opleidingsprofiel moet komen. Dat wil zeggen: van elke functie moet zwart op wit komen te staan welke opleidingen noodzakelijk zijn om haar goed te kunnen uitoefenen.
Het korps heeft daar inmiddels een start mee gemaakt. De minister en de bonden hebben laten weten het belangrijk te vinden dat er nog dit jaar ook iets voltooid wordt. Afgesproken is dat als eerste de opleidingsprofielen voor functies binnen de Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) en de Tactische
Opsporing worden uitgewerkt.

Rol bonden en medezeggenschap

Met wie moet de werkgever zaken doen als het gaat om de arbeidsvoorwaarden en de werkomstandigheden bij de politie? Op grond van het Besluit overleg en medezeggenschap politie (Bom) moet de werkgever met de bonden overleggen over zaken die de medewerkers raken in hun rechtspositie op het
gebied van werk en inkomen. Op basis van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) moet de werkgever met de medezeggenschap overleggen over zaken die te maken hebben met de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van het personeel en over zaken die verband houden met de bedrijfsvoering. Zo
overlegt de korpschef met de Centrale Ondernemingsraad (COR) over de toekenning van een dienstauto (welke functies wel of niet) en over de manier waarop een verlofaanvraag moet plaatsvinden.

Ten tijde van de regiopolitie werd de medezeggenschap van het personeel voornamelijk op regionaal niveau in de praktijk gebracht. In die situatie was er namelijk geen landelijk medezeggenschapsorgaan waarmee overleg kon worden gevoerd. Daardoor zijn in de loop der jaren allerlei landelijke
zaken die formeel thuishoren bij de medezeggenschap in het overleg tussen bonden en Minister van V en J worden ondergebracht. Hoe moet daarmee worden omgegaan nu de komst van de Nationale Politie ook geleid heeft tot de komst van een Centrale Ondernemingsraad? CAO-verkenner Hans Borstlap
heeft de werkgever en de bonden geadviseerd zo spoedig mogelijk duidelijkheid te scheppen over de gezags- en overlegverhoudingen binnen de Nationale Politie. Hij onderstreept in zijn eindrapport dat dat van groot belang is voor een alerte operationele politieorganisatie.

Bewapening, kleding en uitrusting

Op donderdag 5 november hebben de werkgever en de bonden om te beginnen afspraken gemaakt over het overleg op het gebied van de bewapening, uitrusting en kleding. Met de COR zal de werkgever voortaan overleggen over de gezondheidsrisico's van wapens en munitie en over de kleding en uitrusting
die door de korpschef wordt bepaald. Denk dan aan de keuze voor een operationeel uniform en het nieuwe ME-tenue. Met de bonden zal de werkgever zich blijven buigen over de wapens, draagmiddelen en uitrusting die door de minister wordt voorgeschreven en over beleid op uitrustingsgebied dat
gevolgen heeft voor de rechtspositie van de medewerkers.

Het overleg met de werkgever over de kwaliteit en mogelijke verbeteringen van de bewapening, uitrusting en kleding vond tot nu toe in de zogenaamde BUK-commissie. Het komende half jaar zullen bonden en COR daarin samen vertegenwoordigd zijn, zodat de nodige kennis kan worden overgedragen en de
`boedelscheiding' gezamenlijk handen en voeten kan worden gegeven. Afgesproken is dat de bonden en de COR elkaar in de toekomst zoveel mogelijk zullen opzoeken voor overleg over onderwerpen die op het snijvlak liggen van de bevoegdheid van de een of de ander.

VVV-bonnen Limburg-Zuid

De rechtbank Limburg heeft op 24 juli 2015 bepaald dat oud-medewerkers van het regiokorps Limburg-Zuid nog altijd recht hebben op de jaarlijkse verstrekking van een bepaald bedrag aan VVV-bonnen. De stopzetting van deze `korpsbonus' in 2012 is onrechtmatig.

Op 5 november hebben de minister en de bonden afgesproken dat het korps de betrokken medewerkers alsnog compenseert voor de niet-uitgekeerde bedragen in 2012 tot en met 2015 (totale waarde EUR 200). Vanaf 2016 wordt het geld toegevoegd aan arbeidsvoorwaardenbudget.

Overgangsregeling Dienstautobeleid

De werkgever en de bonden zijn het eens geworden over de Overgangsregeling Dienstautobeleid wat ziet op het overgangsbeleid bij beeindiging van het zakelijk gebruik van dienstauto's. Het Dienstautobeleid zelf, dus de afwegingscriteria op grond waarvan aan functie's een dienstauto kan worden
toegekend, is afgestemd met de COR. Nu dit overgangsbeleid is vastgesteld betekent dit ook dat alle (eerder genomen) besluiten tot toekenning van een dienstauto aan het nieuw Dienstautobeleid worden getoetst. Concreet betekent dit dat wanneer een collega nu een dienstauto tot zijn of haar
beschikking heeft en deze niet langer wordt toegekend op grond van het nieuwe Dienstautobeleid, deze auto binnen een overgangsperiode moet worden ingeleverd. Uitdrukkelijk is in de overgangsregeling bepaald dat er in bijzondere individuele gevallen afwijkingen mogelijk zijn.