Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZCTG:2015:298

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:298

Datum uitspraak: 10-11-2015

Datum publicatie: 10-11-2015

Zaaknummer(s): C2014.500

Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: De klacht is gericht tegen een forensisch arts. Klager is reconstructief geopereerd in verband met letsel aan zijn gezicht en heup (aangezichtstrauma door vuurwerk jaren eerder). Hij is enkele dagen na de operatie aangehouden door de politie op verdenking van een strafbaar feit. De aangeklaagde bedrijfsarts heeft klager als forensisch arts in het kader van de arrestantenzorg beoordeeld. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij jegens klager behoorde te betrachten door: 1. Onvoldoende zorg jegens klager te betrachten met name door geen althans onvoldoende informatie van specialisten in te winnen en onvoldoende onderzoek tedoen, dan wel oog te hebben voor infectiegevaar. Daardoor heeft de bedrijfsarts klagerten onrechte detentiegeschikt bevonden; 2. Onterecht geen voorwaarden of tijdsbeperking te stellen aan het door de politie af te nemen verhoor bij klager.Het RTG Amsterdam heeft de klacht als kennelijk ongegrond zonder verder onderzoek inraadkamer afgewezen.Het CTG verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.500 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr.C.N.G.M. Starmans,

tegen

C., bedrijfsarts, wonende te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. B. van der Kamp.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 10 februari 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

31 oktober 2014, onder nummer 14/056, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 september 2015, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door mr. C.N.G.M. Starmans, en de arts, bijgestaan door mr. B. van der Kamp.

Mr. Starmans heeft de standpunten van klager toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1

Klager, geboren in 1967, is op 19 januari 2012 geopereerd in verband met letsel aan zijn gezicht en heup.

2.2

Klager werd op 24 januari 2012 aangehouden door de politie op verdenking van een strafbaar feit.

2.3

Verweerder heeft als forensisch arts klager, in het kader van de arrestantenzorg, beoordeeld op 24 januari 2012.

2.4

Op het `verrichtingenformulier forensisch arts' heeft verweerder het navolgende, voor zover van belang, genoteerd:

"Amoxy(...)

Diclofenac(...)

Paracetamol(...)

Esomaprazol (...) VG: fors aangezichtstrauma 2010

door vuurwerk

5 dgn geleden reconstructie OK Li zygome bot transplantie

uit Re heup Sindsdien pijn en zwelling -v. Iets sanguinolent

vocht uit wond - li oog Wond oog en heup: rustig

voelt zich niet ziek

Adv. 1) half hoog (bovenlichaam) slapen

2) med uitgezet

3) hechtingen uit 4 dg (vrijdag); eerder arts consult

bij koorts/ meer pijn

Hulpvraag: (in te vullen door de arrestantenverzorger of arts)

Ve heeft een oogoperatie gehad"

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij jegens klager behoorde te betrachten door :

1. onvoldoende zorg jegens klager te betrachten, met name door geen, althans

onvoldoende informatie van specialisten in te winnen en onvoldoende onderzoek te doen, dan wel oog te hebben voor infectiegevaar. Daardoor heeft verweerder klager ten onrechte detentiegeschikt bevonden;

2. onterecht geen voorwaarden of tijdsbeperking te stellen aan het door de

politie af te nemen verhoor bij klager.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1

Verweerder heeft, als forensisch arts, klager onderzocht gelet op het verzoek van de cellenwacht om klager te komen zien. Het doel van een dergelijk contact is om te beoordelen of het verantwoord is een verdachte gelet op diens gezondheidssituatie in te sluiten.

Gelet op het tijdsverloop tussen de operatie en de aanhouding, 5 dagen postoperatie en met ontslag uit het ziekenhuis, was het risico op infectie in verband met een toilet in de cel in de nabijheid van het bed, als laag in te schatten. De medicatie die klager ten tijde van de aanhouding gebruikt mag als licht van aard worden genoemd, gericht op pijnstilling. Te verwachten bijeffecten kunnen als laag worden ingeschat. Verweerder heeft blijkens zijn aantekeningen de medicatie van klager uitgevraagd en de wonden van klager onderzocht. Het college is van oordeel dat verweerder, gelet op de anamnese, waarbij klager helder en adequaat overkwam, en het lichamelijk onderzoek, met de daarbij door verweerder gegeven adviezen, zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en heeft kunnen komen tot het oordeel dat het niet onverantwoord was met het oog op klagers gezondheidssituatie om hem in te sluiten. Het standpunt dat verweerder daartoe nadere informatie van een specialist had moeten winnen deelt het college niet.

5.2

Zoals hierboven in overweging 5.1 beschreven, diende verweerder te beoordelen of het verantwoord was om klager in te sluiten. Een verzoek om de lichamelijke en psychische gezondheidssituatie van klager te beoordelen met het oog op het door de politie af te nemen verhoor is niet gebleken. Verweerder kan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt dat hij zich daarover niet heeft uitgelaten. Van zodanige lichamelijke dan wel psychische omstandigheden in klager gezondheids-situatie dat verweerder daarvan spontaan melding had moeten maken is het college niet gebleken.

5.3

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

Procedure

4.1 Klagerstelt zich in hoger beroep op het standpunt dat het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte zijn klacht heeft afgewezen.

4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

Beoordeling

4.3 Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de arts zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en heeft kunnen komen tot het oordeel dat het niet onverantwoord was met het oog op klagers gezondheid om hem in te sluiten. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft bovendien het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat het de arts niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hijgeen voorwaarden of tijdsbeperking heeft gesteld aan het door de politie af te nemen verhoor bij klager.Het Centraal Tuchtcollege neemt over hetgeen het Regionaal Tuchtcollege hieromtrent in de beslissing waarvan beroep onder 5.1 en 5.2 heeft overwogen en voegt hieraan toe dat ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat klager bij zijn ontslag uit het ziekenhuis geen leefregels heeft meegekregen die strijdig zijn met het oordeel van de arts dat klager detentiegeschikt was. In zijn verslaglegging geeft de arts er bovendien blijk van dat hij het risico van een infectueuze ontwikkeling heeft onderkend: genoteerd is dat "bij koorts/meer pijn" een eerder consult bij een arts diende plaats te vinden dan op de al afgesproken (en eveneens genoteerde) termijn van vier dagen.

4.4 Op grond van het vorenstaande wordt het beroep verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,

mr. J.P. Balkema en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en mr. drs. M. J. Kelder en drs. J.A.F. Leunisse-Walboomers, leden-beroepsgenoten en mr. J. van den Hoven, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2015.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.