Tuchtrecht | Onvoldoende informatie | ECLI:NL:TGZRZWO:2015:93

ECLI:

ECLI:NL:TGZRZWO:2015:93

Datum uitspraak:

13-11-2015

Datum publicatie:

13-11-2015

Zaaknummer(s):

229/2014

Onderwerp:

Onvoldoende informatie

Beroepsgroep:

Arts

Beslissingen:

Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie:

Klacht tegen psychiater. Klager beklaagt zich erover dat zijn behandelplan niet met hem is besproken, dat hem geen toestemming is gevraagd voor de uitvoering van het behandelplan, dat hij nooit een afschrift van zijn behandelplan heeft ontvangen, dat hij onvoldoende geinformeerd is over de wijziging van het behandelplan en dat hij onvoldoende informatie heeft ontvangen om een weloverwogen keuze te maken voor behandeling. Klachten ongegrond.

---------------------

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 13 november 2015 naar aanleiding van de op 25 november 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

bijgestaan door mr. J.A. Heeren, verbonden aan Smeets advocaten te Haarlem,

k l a g e r

-tegen-

E, psychiater, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. S. Slabbers, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- het proces-verbaal van het op 26 mei 2015 gehouden vooronderzoek;

- brief van klager met bijlagen d.d. 16 september 2015;

- brief van klager met bijlagen d.d. 18 september 2015.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 2 oktober 2015, waar klager en verweerder, bijgestaan door hun gemachtigden, zijn verschenen. Van hetgeen is besproken heeft de secretaris aantekening bijgehouden. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting het behandelplan, gedateerd 12 december 2014, alsmede een overzicht van de behandelrapportages over de periode oktober en november 2014 overgelegd.

Ter zitting is eveneens de klacht tegen psychiater C behandeld. In die klacht, bekend onder nummer 228/2014, wordt separaat uitspraak gedaan.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

2.1

Verweerder was ten tijde hier in geding werkzaam als psychiater bij D, in F. Klager is op 11 juni 2014 opgenomen op grond van een procedure ingevolge artikel 37 wetboek van Strafrecht (Sr).

2.2

Voorafgaand aan de verplichte opname van klager in F, is in het kader van de strafrechtelijke procedure tegen klager, een rapportage opgemaakt door het NIFP. Met de in die rapportage vermelde diagnose kon en kan klager zich niet verenigen.

2.3

Vanwege het vertrek van de voor klager verantwoordelijk psychiater in F heeft verweerder de behandeling overgenomen met ingang van 7 november 2014. De bemoeienis van verweerder met klager is begin januari 2015 geeindigd. De behandeling is daarna door een andere collega voortgezet. Gedurende de behandelperiode heeft verweerder tweemaal een diagnostisch gesprek gevoerd met klager, waarbij hij in eerste instantie tevens gebruikt heeft gemaakt van de rapportage/het behandelplan van 23 oktober 2014 opgesteld in het kader van de overdracht door zijn collega.

Door de voorganger van verweerder is in verband met de overdracht aan verweerder een behandelplan opgesteld, gedateerd 21 juni 2014 en 23 oktober 2014. Laatstgenoemd behandelplan staat op naam van verweerder doch is niet door hem opgesteld. In beide rapportages staat bij 'actie' vermeld dat een psychologisch onderzoek zal worden aangevraagd voor nadere diagnostiek.

2.4

Uit de aantekeningen van het gesprek dat verweerder op 7 november 2014 met klager heeft gevoerd blijkt dat klager het niet eens was met het rapport van het NIFP uit 2010. Verweerder heeft uitgelegd dat hij 'blind en objectief' een diagnose wil stellen en met een schone lei wil beginnen. Daarom werd afgesproken dat er een heteroanamnese zou volgen alsmede een psychologisch onderzoek. Tevens werd gesproken over het streven naar voorwaardelijk ontslag met poliklinische follow-up bij verweerder en de behandelend psycholoog. Verweerder heeft blijkens een notitie in het dossier op 10 november 2014 het behandelplan aangepast.

2.5

Op 17 november 2014 sprak verweerder klager over de wanen met betrekking tot het NIFP rapport. Verweerder noteerde onder meer:

"PO: in dit contact duidelijke wanen, ik heb topje van ijsberg van uitgebreid waansysteem mogen meemaken. Paranoide, grootheid beinvloedingswanen wisselen elkaar af. Hallucinaties mogelijk tactiel, gepaard gaande met somatische wanen

C/zie PO

[...]

- PO: gewezen op WAIS uitgebreid. PO : mi MMPI , afh. Van uitslag verder onderzoek. Dit meegedeeld aan pt die akkoord en tevreden is over huidige gang van zaken. Iom HvV

- Klacht naar tuchtraad door pt bij hem gelaten

2.6

Verweerder heeft op 12 december 2014 een behandelplan opgesteld. In deze rapportage, die eerst ter zitting in het geding is gebracht, staat, voor zover hier van belang:

"[...]

Conclusie laatste evaluatie:

[...]

Pt. heeft aangegeven niet mee te willen werken aan behandeling, doordat hij niet ziek is. Pt. neemt enkel deel aan de wekelijkse gesprekken met behandelcoordinator en persoonlijk begeleider. Pt. neemt geen deel aan de overige gesprekken met persoonlijk begeleiders en basiscursussen op de afdeling.

Pt. brengt naast de dagbesteding tijd door achter internet en schrijft analyses over zijn leven, dan wel zijn verblijf binnen F. Het komt voor dat pt. in de nachtelijke uren aan het schrijven, dan wel communiceren is met zijn vriendin.

In december is een start gemaakt met het psychologisch onderzoek. In de periode voorafgaand aan het onderzoek is er door het behandelteam contact gelegd met externen, zoals pt. heeft aangedragen en familie.

De eerste maanden heeft de nadruk sterk gelegen op het opbouwen van een werkrelatie tussen pt. en behandelteam. In het kader van een klinische risicotaxatie wordt het risico op herhaling matig tot hoog ingeschat met redelijk beschermende factoren.

Doelstellingen behandelplan:

[...]

Doelstelling 2:

Probleem: u zegt samenwerking met de behandelaren op de Boog op tot dat een (Tucht)-rechter uitspraak doet m.b.t. uw diagnose en behandeling/ontslag.

[...]

Door wisselingen van behandelaars pas later contactgroei en opbouw van een behandelrelatie.

[...]

Is patient akkoord met behandelplan? Nee

Toelichting ten tijde van de voortgangsbespreking benoemt pt. dat hij zeer tevreden is over de samenwerking met behandelstaf over de afgelopen periode, maar haakt af bij definitief gestelde as I-diagnose.

Met dit behandelplan wordt een wederzijdse inspanningsverplichting aangegaan, waarbij zowel het behandelteam als de patient zich richten op het bereiken van bovengenoemde doelen.

[...]."

2.7

Verweerder heeft dit behandelplan met klager willen bespreken, klager heeft zulks geweigerd. Om die reden is het niet getekend. Ook de behandelcoordinator, op dat moment G heeft het plan aan klager ter bespreking aangeboden. Ook toen heeft klager geweigerd het te bespreken en/of in ontvangst te nemen.

2.8

De behandelend psycholoog van klager heeft psychodiagnostisch onderzoek aangevraagd. Dit is eind 2014/begin 2015 uitgevoerd door een externe GZ-psycholoog.

In het behandelplan van 2 februari 2015 staat vermeld dat er voorwaardelijk ontslag wordt verleend.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

De vele en in de klaagschriften wisselend geformuleerde klachten zijn in het proces-verbaal van het vooronderzoek nader geformuleerd. Ter zitting is klager en zijn gemachtigde voorgehouden of die weergave van de klachten juist is, waarop door klager en zijn gemachtigde positief is geantwoord.

Dat betekent dat het er in het kader van de beoordeling van de onderhavige klacht voor wordt gehouden dat klager verweerder -zakelijk weergegeven- de volgende verwijten maakt:

1. dat gedurende zijn opname vanaf 11 juni 2014 zijn behandelplan niet als zodanig met hem besproken is;

2. dat er geen toestemming aan hem is gevraagd voor de uitvoering van het behandelplan;

3. dat hij nooit een afschrift van zijn (concept)behandelplan ontvangen heeft;

4. dat het (voorgenomen) behandelplan plotseling en zonder zijn toestemming is gewijzigd. Hij heeft hier onvoldoende informatie over ontvangen;

5. dat hij gedurende de opname tot 20 november 2014, onvoldoende duidelijke informatie ontvangen heeft om een weloverwogen keuze voor behandeling te kunnen maken.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder bestrijdt dat hij klager niet geinformeerd dan wel niet betrokken heeft bij het behandelplan. Er hebben in de periode 7 tot 20 november twee gesprekken plaatsgevonden tussen klager en verweerder. Uit de verslaglegging in het dossier blijkt dat verweerder juist wel getracht heeft samenwerking te zoeken met klager en zich ingezet heeft op het vormen van een eigen professioneel oordeel. Verweerder herkent zich niet in de klachten en hij is van mening dat hij tegenover klager zorgvuldig gehandeld heeft, zoals van hem als verantwoordelijk psychiater in de gegeven omstandigheden verwacht had mogen worden.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerder is van 1 november 2014 tot begin januari 2015 behandelaar van klager geweest. Dit betekent dat klachten van klager voor zover deze de periode 11 juni tot 1 november 2014 betreffen niet van toepassing kunnen zijn op verweerder.

Het eerste behandelplan dat door verweerder zelf is opgemaakt dateert van 12 december 2014. Uit deze rapportage blijkt dat klager met de inhoud daarvan niet akkoord was. Uit de omstandigheid dat klager heeft aangegeven dat hij niet akkoord is, blijkt dat, zoals door verweerder is gesteld, dit plan wel met klager is besproken, althans hij er kennis van heeft genomen. Voorts blijkt dit uit de e-mail van klager, gedateerd op 7 januari 2015. Daarin schrijft klager: "Wat een schok om dat allemaal weer te lezen ...", waarbij hij verwijst naar de inhoud van genoemde rapportage.

Maar ook daarvoor was klager van de voorgenomen behandeling, waaronder het beoogde psychologische onderzoek, op de hoogte. Dit blijkt onder meer uit het verslag van het gesprek dat verweerder op 17 november 2014 met klager had waarin over dat onderzoek is gesproken en verweerder heeft genoteerd 'Dit medegedeeld aan patient die akkoord en tevreden is over huidige gang van zaken'.

Nu klager van het behandelplan, waaronder het voorgenomen psychologisch onderzoek op de hoogte is gebracht zal dit klachtonderdeel als ongegrond worden afgewezen.

5.3

Klager stelt dat hem geen toestemming is gevraagd voor uitvoering van het behandelplan.

Gebleken is dat klager niet met verweerder wenste te spreken over het behandelplan hetgeen het vragen van toestemming, voor zover nodig, onmogelijk maakte. Overigens is niet gebleken dat aan enig onderdeel van het behandelplan zonder toestemming van klager uitvoering is gegeven. Uit het verslag van het gesprek dat verweerder op 17 november 2014 met klager had en waarin over het psychologisch onderzoek is gesproken heeft verweerder genoteerd 'Dit medegedeeld aan patient die akkoord en tevreden is over huidige gang van zaken'. Daaruit volgt (impliciet) toestemming, nog daargelaten dat klager meermaals om een dergelijk onderzoek heeft verzocht.

Nu van het ontbreken van vereiste toestemming niet is gebleken zal dit klachtonderdeel als ongegrond worden afgewezen.

5.4

Klager heeft gesteld dat hij nimmer een afschrift van een (concept) behandelplan heeft ontvangen. Uit de stukken is evenwel genoegzaam komen vast te staan dat verweerder, alsook de behandelcoordinator G, heeft getracht het behandelplan van 12 december 2014 aan klager te overhandigen doch dat klager zulks weigerde in ontvangst te nemen en weigerde er over te praten. Derhalve zal ook dit klachtonderdeel als ongegrond moeten worden afgewezen.

5.5

Ter zake van de klacht dat verweerder zonder toestemming het behandelplan heeft gewijzigd wordt opgemerkt dat zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht hij twee zinnen heeft toegevoegd, te weten dat hij de typering van de door hem waargenomen wanen heeft gewijzigd/aangevuld en voorts dat hij heeft genoteerd dat klager niet mee wilde werken aan het behandelplan. Beide zijn toevoegingen die behoren tot de professionaliteit van verweerder, en waarvoor verweerder de toestemming van klager niet nodig had. Derhalve zal ook dit klachtonderdeel als ongegrond moeten worden afgewezen.

5.6

Gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen kan ook niet geconcludeerd worden dat klager gedurende de behandelperiode van 7 tot 20 november 2014, gedurende de tijd dat verweerder zijn behandelaar was, onvoldoende duidelijke informatie heeft ontvangen teneinde een weloverwogen keuze voor behandeling te kunnen maken. De gespreksverslagen en het behandelplan van 12 december 2014 weerspreken zulks. Ook het laatste klachtonderdeel wordt afgewezen.

5.7

De schriftelijk, wisselend geformuleerde klachten daargelaten, is ter zitting duidelijk geworden dat de grootste bezwaren van klager zijn gelegen in de omstandigheid dat in afwachting van het in F voorgenomen en afgesproken psychologisch onderzoek, in de behandelplannen telkens, ook in het door verweerder opgestelde behandelplan van 12 december 2014, is gerefereerd aan de diagnoses zoals gesteld in de NIFP rapportage. Verweerder heeft evenwel, op grond van eigen observaties en die van anderen, zoals genoteerd in het medisch dossier, alsmede andere hem ter beschikking staande informatie, waaronder de NIFP rapportage, de door hem genoemde diagnose mogen formuleren. Het was daarvoor niet nodig de conclusies van het aanvullende psychologisch onderzoek, waarvan de uitvoering (te) lang op zich heeft laten wachten, af te wachten.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klachten af.

Aldus gedaan door mr. E.W. de Groot, voorzitter, prof. dr. R.J. Verkes en

dr. M.H. Braakman, leden-artsen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 november 2015 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.